Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

69) Sūrat Al-Ĥāqqah

Printed format

69) سُورَة الحَاقَّه

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Al-Ĥāqqatu 069-001 De onvermijdelijke dag! الْح‍‍َ‍اقَّ‍‍ةُ
Al-Ĥāqqatu 069-002 Wat is de onvermijdelijke dag? مَا‌ ‌الْح‍‍َ‍اقَّ‍‍ةُ
Wa Mā 'Adrāka Mā Al-Ĥāqqatu 069-003 En wat zal u doen begrijpen wat de onvermijdelijke dag is? وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌دْ‌رَ‍‌اكَ مَا‌ ‌الْح‍‍َ‍اقَّ‍‍ةُ
Kadhdhabat Thamūdu Wa `Ādun Bil-Qāri`ati 069-004 De stammen ven Thamoed en Ad loochenen, als eene valschheid, den dag, die de harten der menschen met schrik zal treffen. كَذَّبَتْ ثَم‍‍ُ‍و‌دُ‌ ‌وَع‍‍َ‍ا‌د‌ٌ‌ بِ‍الْ‍‍قَ‍‍ا‌رِعَةِ
Fa'ammā Thamūdu Fa'uhlikū Biţ-Ţāghiyati 069-005 Maar Thamoed werd verdelgd door een vreeselijk onweder. فَأَمَّ‍‍ا‌ ثَم‍‍ُ‍و‌دُ‌ فَأُهْلِكُو‌ا‌ بِ‍ال‍‍طَّ‍‍اغِ‍‍يَةِ
Wa 'Ammā `Ādun Fa'uhlikū Birīĥin Şarşarin `Ātiyatin 069-006 En Ad werd verdelgd door een brullenden en vreeselijken kreet. وَ‌أَمَّ‍‍ا‌ ع‍‍َ‍ا‌د‌‌ٌ‌ فَأُهْلِكُو‌ا‌ بِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍ح‌‍ٍصَ‍‍رْ‍صَ‍‍رٍ‌ عَاتِيَةٍ
Sakhkharahā `Alayhim Sab`a Layālin Wa Thamāniyata 'Ayyāmin Ĥusūmāan Fatará Al-Qawma Fīhā Şar`á Ka'annahum 'A`jāzu Nakhlin Khāwiyatin 069-007 Waarmede God hen gedurende zeven nachten en acht dagen achtereenvolgens deed treffen. Gij hadt het volk gedurende dien tijd moeten zien, nedergeknield liggende, als waren zij de wortels van holle palmboomen. سَ‍خَّ‍رَهَا‌ عَلَيْهِمْ سَ‍‍بْ‍‍عَ لَي‍‍َ‍الٍ‌ ‌وَثَمَانِيَةَ ‌أَيّ‍‍َ‍امٍ حُسُوما‌‌ ً‌ فَتَ‍رَ‌ى‌ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْمَ فِيهَا‌ صَ‍‍رْعَى‌ كَأَنَّ‍‍هُمْ ‌أَعْج‍‍َ‍ا‌زُ‌ نَ‍‍خْ‍‍لٍ خَ‍‍ا‌وِيَةٍ
Fahal Tará Lahum Minqiyatin 069-008 En gij zoudt gezien hebben, dat er geen een van hen overbleef. فَهَلْ تَ‍رَ‌ى‌ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ بَاقِ‍‍يَةٍ
Wa Jā'a Fir`awnu Wa Man Qablahu Wa Al-Mu'utafikātu Bil-Khāţi'ati 069-009 Ook Pharao en zij die voor hen waren en de steden die verwoest werden, waren schuldig aan zonde. وَج‍‍َ‍ا‌ءَ‌ فِ‍‍رْعَ‍‍وْنُ ‌وَمَ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لَ‍‍هُ ‌وَ‌الْمُؤْتَفِك‍‍َ‍اتُ بِ‍الْ‍‍خَ‍‍اطِ‍‍ئَةِ
Fa`aşaw Rasūla Rabbihim Fa'akhadhahum 'Akhdhatan biyatan 069-010 En zij waren allen ongehoorzaam aan den gezant van hunnen Heer; daarom kastijdde hij hen met eene ruime kastijding. فَعَ‍صَ‍‍وْ‌ا‌ ‌‍رَس‍‍ُ‍ولَ ‌‍رَبِّهِمْ فَأَ‍خَ‍‍ذَهُمْ ‌أَ‍خْ‍‍ذَة ً‌ ‌‍رَ‌ابِيَةً
'Innā Lammā Ţaghá Al-Mā'u Ĥamalnākum Al-Jāriyati 069-011 Toen het water van den zondvloed steeg, bewaarden wij u in de drijvende ark, إِنَّ‍‍ا‌ لَ‍‍مَّ‍‍ا‌ طَ‍‍غَ‍‍ى‌ ‌الْم‍‍َ‍ا‌ءُ‌ حَمَلْنَاكُمْ فِي ‌الْجَا‌رِيَةِ
Linaj`alahā Lakum Tadhkiratan Wa Ta`iyahā 'Udhunun Wā`iyatun 069-012 Om die tot eene gedachtenis te maken, en opdat het aandachtige oor er de herinnering van zou bewaren. لِنَ‍‍جْ‍‍عَلَهَا‌ لَكُمْ تَذْكِ‍رَة ً‌ ‌وَتَعِيَهَ‍‍ا‌ ‌أُ‌ذُنٌ‌ ‌وَ‌اعِيَةٌ
Fa'idhā Nufikha Fī Aş-Şūri Nafkhatun Wāĥidatun 069-013 En als de trompet eens zal klinken. فَإِ‌ذَ‌ا‌ نُفِ‍‍خَ فِي ‌ال‍‍صُّ‍‍و‌ر‍ِ‍‌ نَفْ‍‍خَ‍‍ةٌ‌ ‌وَ‌احِ‍‍د‍َ‍ةٌ
Wa Ĥumilati Al-'Arđu Wa Al-Jibālu Fadukkatā Dakkatan Wāĥidatan 069-014 Als de aarde van hare plaats zal gerukt worden, en ook de bergen, en zij eensklaps in stukken gebroken zullen worden. وَحُمِلَتِ ‌الأَ‌رْ‍ضُ ‌وَ‌الْجِب‍‍َ‍الُ فَدُكَّتَا‌ ‌دَكَّة ً‌ ‌وَ‌احِ‍‍د‍َ‍ةً
Fayawma'idhin Waqa`ati Al-Wāqi`atu 069-015 Op dien dag zal het onvermijdelijke uur des oordeels plotseling komen. فَيَوْمَئِذ‌ٍ‌ ‌وَ‍قَ‍‍عَتِ ‌الْوَ‌اقِ‍‍عَةُ
Wa Anshaqqati As-Samā'u Fahiya Yawma'idhin Wāhiyatun 069-016 De hemelen zullen op dien dag gespleten worden en in stukken vallen. وَ‌ا‌ن‍‍شَ‍‍قَّ‍‍تِ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءُ‌ فَهِيَ يَوْمَئِذ‌ٍ‌ ‌وَ‌اهِيَةٌ
Wa Al-Malaku `Alá 'Arjā'ihā ۚ Wa Yaĥmilu `Arsha Rabbika Fawqahum Yawma'idhin Thamāniyatun 069-017 En de engelen zullen ter zijde daarvan zijn en acht hunner zullen op dien dag den troon van uwen Heer boven hen dragen. وَ‌الْمَلَكُ عَلَ‍‍ى‌ ‌أَ‌رْج‍‍َ‍ائِهَا‌ ۚ ‌وَيَحْمِلُ عَرْشَ ‌‍رَبِّكَ فَوْ‍قَ‍‍هُمْ يَوْمَئِذ‌‌ٍ‌ ثَمَانِيَةٌ
Yawma'idhin Tu`rađūna Lā Takhfá Minkum Khāfiyatun 069-018 Op dien dag zult gij voor den rechterstoel van God geplaatst worden, en geene uwer geheime daden zal verborgen zijn. يَوْمَئِذ‌‌ٍ‌ تُعْ‍رَضُ‍‍ونَ لاَ‌ تَ‍‍خْ‍‍فَى‌ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ خَ‍‍افِيَةٌ
Fa'ammā Man 'Ūtiya Kitābahu Biyamīnihi Fayaqūlu Hā'uum Aqra'ū Kitābī 069-019 En hij, die het hem gegeven boek in de rechterhand zal hebben, zal zeggen: Neem, en lees dit mijn boek. فَأَمَّ‍‍ا‌ مَ‍‌‍نْ ‌أ‍ُ‍‌وتِيَ كِتَابَ‍‍هُ بِيَمِينِ‍‍هِ فَيَ‍‍قُ‍‍ولُ ه‍‍َ‍ا‌ؤُمْ ‌ا‍قْ‍‍‍رَ‌ء‍ُ‍‌و‌ا‌ كِتَابِي
'Innī Žanantu 'Annī Mulāqin Ĥisābiyah 069-020 Waarlijk, ik dacht wel, dat ik deze mijne rekenschap zou moeten geven. إِنِّ‍‍ي ظَ‍‍نَ‍‌‍ن‍‍تُ ‌أَنِّ‍‍ي مُلاَ‍قٍ حِسَابِيَه
Fahuwa Fī `Īshatin điyatin 069-021 Hij zal een genoegelijk leven leiden. فَهُوَ‌ فِي عِيشَة‍ٍ‌ ‌‍رَ‌اضِ‍‍يَةٍ
Fī Jannatin `Āliyatin 069-022 In een verheven tuin. فِي جَ‍‍نَّ‍‍ةٍ عَالِيَةٍ
Quţūfuhā Dāniyatun 069-023 Waarvan de vruchten gemakkelijk te plukken zullen zijn. قُ‍طُ‍‍وفُهَا‌ ‌دَ‌انِيَةٌ
Kulū Wa Ashrabū Hanī'āan Bimā 'Aslaftum Al-'Ayyāmi Al-Khāliyati 069-024 Eet en drinkt met gemakkelijke spijsvertering, (zal men hun zeggen) om de goede werken, die gij in de verloopen dagen voor u uit hebt gezonden. كُلُو‌ا‌ ‌وَ‌اشْ‍رَبُو‌ا‌ هَن‍‍ِ‍ي‍‍ئا‌ ً‌ بِمَ‍‍ا‌ ‌أَسْلَفْتُمْ فِي ‌الأَيّ‍‍َ‍امِ ‌الْ‍‍خَ‍‍الِيَةِ
Wa 'Ammā Man 'Ūtiya Kitābahu Bishimālihi Fayaqūlu Yā Laytanī Lam 'Ūta Kitābīh 069-025 Maar hij, die zijn boek dat hij ontvangen heeft, in zijne linkerhand zal hebben, zal zeggen: O, had ik dit boek slechts niet ontvangen! وَ‌أَمَّ‍‍ا‌ مَ‍‌‍نْ ‌أ‍ُ‍‌وتِيَ كِتَابَ‍‍هُ بِشِمَالِ‍‍هِ فَيَ‍‍قُ‍‍ولُ يَا‌ لَيْتَنِي لَمْ ‌أ‍ُ‍‌وتَ كِتَابِيهْ
Wa Lam 'Adri Mā Ĥisābīh 069-026 En dat ik niet wist, dat dit mijne rekening was! وَلَمْ ‌أَ‌دْ‌ر‍ِ‍‌ مَا‌ حِسَابِيهْ
Yā Laytahā Kānati Al-Qāđiyata 069-027 O had de dood een einde aan mij gemaakt! يَا‌ لَيْتَهَا‌ كَانَتِ ‌الْ‍‍قَ‍‍اضِ‍‍يَةَ
Mā 'Aghná `Annī Mālīh ۜ 069-028 Mijne rijkdommen hebben mij niet bevoordeeld. مَا أَ‍‍غْ‍‍نَى عَنِّي مَالِيهْ
Halaka `Annī Sulţānīh 069-029 En mijne macht is voor mij verdwenen. هَلَكَ عَ‍‍نِّ‍‍ي سُلْ‍‍طَ‍‍انِيهْ
Khudhūhu Faghullūhu 069-030 En God zal tot de wachters der hel zeggen: Grijpt hem en bindt hem, خُ‍‍ذ‍ُ‍‌وهُ فَ‍‍غُ‍‍لُّوهُ
Thumma Al-Jaĥīma Şallūhu 069-031 En werpt hem in de hel om verbrand te worden. ثُ‍‍مَّ ‌الْجَح‍‍ِ‍ي‍‍مَ صَ‍‍لُّوهُ
Thumma Fī Silsilatin Dhar`uhā Sab`ūna Dhirā`āan Fāslukūhu 069-032 Sluit hem in eene keten, van eene lengte van zeventig ellebogen ثُ‍‍مَّ فِي سِلْسِلَة‌‍ٍ‌ ‌ذَ‌رْعُهَا‌ سَ‍‍بْ‍‍ع‍‍ُ‍ونَ ‌ذِ‌‍رَ‌اعا‌‌ ً‌ فَاسْلُكُوهُ
'Innahu Kāna Lā Yu'uminu Billāhi Al-`Ažīmi 069-033 Omdat hij niet in den grooten God geloofde. إِنَّ‍‍هُ ك‍‍َ‍انَ لاَ‌ يُؤْمِنُ بِ‍اللَّ‍‍هِ ‌الْعَ‍‍ظِ‍‍يمِ
Wa Lā Yaĥuđđu `Alá Ţa`āmi Al-Miskīni 069-034 En omdat hij niet begeerlijk was, den arme te voeden. وَلاَ‌ يَحُ‍‍ضُّ عَلَى‌ طَ‍‍ع‍‍َ‍امِ ‌الْمِسْكِينِ
Falaysa Lahu Al-Yawma Hāhunā Ĥamīmun 069-035 Daarom zal hij hier dezen dag geen vriend hebben. فَلَ‍‍يْ‍‍سَ لَهُ ‌الْيَ‍‍وْمَ هَاهُنَا‌ حَمِيمٌ
Wa Lā Ţa`āmun 'Illā Min Ghislīnin 069-036 Noch eenig voedsel, behalve het bedorven vocht, dat uit de lichamen der verdoemde vloeit. وَلاَ‌ طَ‍‍ع‍‍َ‍ام‌‍ٌ‌ ‌إِلاَّ‌ مِ‍‌‍نْ غِ‍‍سْلِينٍ
Lā Ya'kuluhu~ 'Illā Al-Khāţi'ūna 069-037 Dat niemand zal genieten, behalve de zondaren. لاَ‌ يَأْكُلُهُ~ُ ‌إِلاَّ‌ ‌الْ‍‍خَ‍‍اطِ‍‍ئ‍‍ُ‍‍ونَ
Falā 'Uqsimu Bimā Tubşirūna 069-038 Ik zweer bij datgene wat gij ziet. فَلاَ‌ ‌أُ‍قْ‍‍سِمُ بِمَا‌ تُ‍‍بْ‍‍‍‍صِ‍‍رُ‌ونَ
Wa Mā Lā Tubşirūna 069-039 En datgene wat gij niet ziet. وَمَا‌ لاَ‌ تُ‍‍بْ‍‍‍‍صِ‍‍رُ‌ونَ
'Innahu Laqawlu Rasūlin Karīmin 069-040 Dat dit het gesprek van een eerbiedwaardigen gezant is. إِنَّ‍‍هُ لَ‍‍قَ‍‍وْلُ ‌‍رَس‍‍ُ‍ول‌‍ٍ‌ كَ‍‍رِيمٍ
Wa Mā Huwa Biqawli Shā`irin ۚ Qalīlāan Mā Tu'uminūna 069-041 En niet het gesprek van een dichter. O, hoe weinig gelooft gij! وَمَا‌ هُوَ‌ بِ‍‍قَ‍‍وْلِ شَاعِ‍‍ر‌ٍۚ قَ‍‍لِيلا‌ ً‌ مَا‌ تُؤْمِنُونَ
Wa Lā Biqawli Kāhinin ۚ Qalīlāan Mā Tadhakkarūna 069-042 Ook is het niet het gesprek van een waarzegger. O, hoe weinig overweegt gij! وَلاَ‌ بِ‍‍قَ‍‍وْلِ كَاهِن‌‍ٍۚ قَ‍‍لِيلا‌ ً‌ مَا‌ تَذَكَّرُ‌ونَ
Tanzīlun Min Rabbi Al-`Ālamīna 069-043 Het is eene openbaring van den Heer van alle schepselen. تَ‍‌‍ن‍‍ز‍ِ‍ي‍‍لٌ‌ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبِّ ‌الْعَالَمِينَ
Wa Law Taqawwala `Alaynā Ba`đa Al-'Aqāwīli 069-044 Indien Mahomet iets van deze gesprekken nopens ons zou hebben uitgedacht. وَلَوْ‌ تَ‍‍قَ‍‍وَّلَ عَلَيْنَا‌ بَعْ‍‍ضَ ‌الأَ‍قَ‍‍ا‌وِيلِ
La'akhadhnā Minhu Bil-Yamīni 069-045 Waarlijk, wij zouden hem bij de rechterhand hebben gegrepen. لَأَ‍خَ‍‍ذْنَا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ بِ‍الْيَمِينِ
Thumma Laqaţa`nā Minhu Al-Watīna 069-046 En wij zouden de ader van zijn hart hebben doorgesneden. ثُ‍‍مَّ لَ‍‍قَ‍‍طَ‍‍عْنَا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ ‌الْوَتِينَ
Famā Minkum Min 'Aĥadin `Anhu Ĥājizīna 069-047 En wij zouden niemand uwer verhinderd hebben, hem te kastijden. فَمَا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَحَدٍ‌ عَ‍‌‍نْ‍‍هُ حَاجِزِينَ
Wa 'Innahu Latadhkiratun Lilmuttaqīna 069-048 Waarlijk, dit boek is eene vermaning voor den vrome. وَ‌إِنَّ‍‍هُ لَتَذْكِ‍رَة ٌ‌ لِلْمُتَّ‍‍قِ‍‍ينَ
Wa 'Innā Lana`lamu 'Anna Minkum Mukadhdhibīna 069-049 En wij weten wel, dat er sommige uwer zijn, die den Koran van bedrog beschuldigen. وَ‌إِنَّ‍‍ا‌ لَنَعْلَمُ ‌أَنَّ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ مُكَذِّبِينَ
Wa 'Innahu Laĥasratun `Alá Al-Kāfirīna 069-050 Maar hij zal de oorzaak van de wanhoop der ongeloovigen zijn; وَ‌إِنَّ‍‍هُ لَحَسْ‍رَةٌ عَلَى‌ ‌الْكَافِ‍‍رِينَ
Wa 'Innahu Laĥaqqu Al-Yaqīni 069-051 Want het is de zekere waarheid. وَ‌إِنَّ‍‍هُ لَحَ‍‍قُّ ‌الْيَ‍‍قِ‍‍ينِ
Fasabbiĥ Biāsmi Rabbika Al-`Ažīmi 069-052 Daarom prijs den naam van uwen Heer, den grooten God. فَسَبِّحْ بِ‍‍اسْمِ ‌‍رَبِّكَ ‌الْعَ‍‍ظِ‍‍يمِ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah