Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Nūn Wa ۚ A l-Q alami Wa Mā Yasţ urū na
068-001 Noen. (Ik zweer) bij de pen en wat zij (de menschen) schrijven.
نُون ۚ وَا لْقَ لَمِ وَمَا يَسْطُ رُونَ
Mā 'An ta Bini`mati Ra bbika Bimaj nū nin
068-002 Gij, o Mahomet! zijt, door de genade van uwen Heer, geen bezetene.
مَا أَنْ تَ بِنِعْمَةِ رَ بِّكَ بِمَجْ نُونٍ
Wa 'Inn a Laka La'aj rā an Gh ay ra Mam nū nin
068-003 Waarlijk, er is u eene eeuwige belooning gereed gemaakt;
وَإِنّ َ لَكَ لَأَجْ راً غَ يْ رَ مَمْنُونٍ
Wa 'Inn aka La`alá Kh uluq in `Ažī min
068-004 Want gij hebt een verheven karakter.
وَإِنَّ كَ لَعَلى خُ لُقٍ عَظِ يمٍ
Fasatub ş iru Wa Yub ş irū na
068-005 Gij zult zien en de ongeloovigen zullen het zien.
فَسَتُبْ صِ ر ُ وَيُبْ صِ رُونَ
Bi'ayyyikumu A l-Maftū nu
068-006 Wie uwer van zijne zinnen is beroofd.
بِأَيّيِكُمُ ا لْمَفْتُونُ
'Inn a Ra bbaka Huwa 'A`lamu Biman Đ alla `An Sabīlihi Wa Huwa 'A`lamu Bil-Muhtadī na
068-007 Waarlijk, uw Heer kent hen wel, die zijn pad verlaat, en hij kent hen wel, die op den rechten weg geleid worden.
إِنّ َ رَ بَّكَ هُوَ أَعْلَمُ بِمَن ْ ضَ لَّ عَن ْ سَبِيلِهِ وَهُوَ أَعْلَمُ بِا لْمُهْتَدِينَ
Falā Tuţ i`i A l-Mukadh dh ibī na
068-008 Gehoorzaam hen dus niet, die u van bedrog beschuldigen.
فَلاَ تُطِ عِ ا لْمُكَذِّبِينَ
Waddū Law Tud /hinu Fayud /hinū na
068-009 Zij begeeren, dat gij hen met zachtheid zoudt behandelen, en dan zouden zij u ook met zachtheid behandelen.
وَدُّوا لَوْ تُد ْهِنُ فَيُد ْهِنُونَ
Wa Lā Tuţ i` Kulla Ĥallā fin Mahī nin
068-010 Maar geloof niemand die ieder oogenblik zweert en een verachtelijke is.
وَلاَ تُطِ عْ كُلَّ حَلاَّفٍ مَهِينٍ
Hamm ā zin Mash sh ā 'in Binamī min
068-011 Luister niet naar den lasteraar, die met leugens omgaat.
هَمّ َا زٍ مَشَّا ءٍ بِنَمِيمٍ
Mann ā `in Lilkh ay r i Mu`tadin 'Ath ī min
068-012 Die verbiedt wat goed is; die een overtreder, een snoodaard is.
مَنّ َا عٍ لِلْخَ يْ ر ِ مُعْتَدٍ أَثِيمٍ
`Utullin Ba`da Dh ālika Zanī min
068-013 De onmeêdoogende en buitendien van onreine geboorte.
عُتُلّ ٍ بَعْدَ ذَلِكَ زَنِيمٍ
'An Kā na Dh ā Mā lin Wa Banī na
068-014 Zelfs indien hij rijkdommen en vele kinderen heeft.
أَن ْ كَا نَ ذَا مَا لٍ وَبَنِينَ
'Idh ā Tutlá `Alay hi 'Āyātunā Q ā la 'Asāţ ī r u A l-'Awwalī na
068-015 Als hem onze teekenen herinnerd worden, zegt hij: Dit zijn fabelen van de ouden.
إِذَا تُتْلَى عَلَيْ هِ آيَاتُنَا قَ ا لَ أَسَاطِ ي رُ ا لأَوَّلِينَ
Sanasimuhu `Alá A l-Kh urţ ū mi
068-016 Wij zullen een vurig kenteeken op zijn neus drukken.
سَنَسِمُهُ عَلَى ا لْخُ رْطُ ومِ
'Inn ā Balawnāhum Kamā Balawnā 'Aş ĥā ba A l-Jann ati 'Idh 'Aq samū Layaş r imunn ahā Muş biĥī na
068-017 Waarlijk, wij hebben de bewoners van Mekka beproefd, zooals wij vroeger de eigenaars van den tuin beproefden, toen zij zwoeren, dat zij de vruchten daarvan des ochtends zouden verzamelen.
إِنَّ ا بَلَوْنَاهُمْ كَمَا بَلَوْنَا أَصْ حَا بَ ا لْجَنَّ ةِ إِذْ أَقْ سَمُوا لَيَصْ ر ِمُنَّ هَا مُصْ بِحِينَ
Wa Lā Yastath nū na
068-018 En er de uitzondering niet bijvoegden: Indien het Gode behaagt.
وَلاَ يَسْتَثْنُونَ
Faţ ā fa `Alayhā Ţ ā 'ifun Min Ra bbika Wa Hum Nā 'imū na
068-019 En de tuin werd door eene verwoesting van uwen Heer overvallen, terwijl zij sliepen.
فَطَ ا فَ عَلَيْهَا طَ ا ئِفٌ مِن ْ رَ بِّكَ وَهُمْ نَا ئِمُونَ
Fa'aş baĥat Kālş ş ar ī mi
068-020 En des ochtends was die, als een tuin waarvan de vruchten reeds verzameld waren.
فَأَصْ بَحَتْ كَال صَّ ر ِيمِ
Fatanādaw Muş biĥī na
068-021 En zij riepen elkander, toen zij des morgens opstonden, zeggende:
فَتَنَادَوا مُصْ بِحِينَ
'Ani A gh dū `Alá Ĥarth ikum 'In Kun tum Ş ār imī na
068-022 Ga vroeg naar uwe beplanting, indien gij voornemens zijt de vruchten daarvan te verzamelen.
أَنِ ا غْ دُوا عَلَى حَرْثِكُمْ إِن ْ كُن تُمْ صَ ار ِمِينَ
Fān ţ alaq ū Wa Hum Yatakh āfatū na
068-023 Daarop gingen zij, terwijl zij elkander toefluisterden:
فَان طَ لَقُ وا وَهُمْ يَتَخَ افَتُونَ
'An Lā Yad kh ulann ahā A l-Yaw ma `Alaykum Miskī nun
068-024 Geen arme zal heden uwen tuin binnentreden.
أَن ْ لاَ يَد ْخُ لَنَّ هَا ا لْيَوْ مَ عَلَيْكُمْ مِسْكِينٌ
Wagh adaw `Alá Ĥardin Q ādir ī na
068-025 En zij vertrokken vroeg, met het voorgestelde doel, niets te geven.
وَغَ دَوْا عَلَى حَرْدٍ قَ ادِر ِينَ
Falamm ā Ra 'awhā Q ālū 'Inn ā Lađā llū na
068-026 Toen zij zagen dat de tuin verzengd en verwoest was, zeiden zij: Wij hebben ons zeker in den weg vergist.
فَلَمَّ ا رَ أَوْهَا قَ الُو ا إِنَّ ا لَضَ ا لُّونَ
Bal Naĥnu Maĥrūmū na
068-027 (Maar toen zij bevonden dat het hun eigen tuin was), riepen zij uit: Waarlijk, het is ons niet geoorloofd (de vruchten daarvan te plukken).
بَلْ نَحْنُ مَحْرُومُونَ
Q ā la 'Awsaţ uhum 'Alam 'Aq ul Lakum Lawlā Tusabbiĥū na
068-028 De verstandigste van hen zeide: Heb ik u niet gezegd: Waarom gedenkt gij God niet?
قَ ا لَ أَوْسَطُ هُمْ أَلَمْ أَقُ لْ لَكُمْ لَوْلاَ تُسَبِّحُونَ
Q ālū Sub ĥā na Ra bbinā 'Inn ā Kunn ā Ž ālimī na
068-029 Zij antwoordden: Geloofd zij onze Heer! Waarlijk, wij waren zondaren.
قَ الُوا سُبْ حَا نَ رَ بِّنَا إِنَّ ا كُنَّ ا ظَ الِمِينَ
Fa'aq bala Ba`đuhum `Alá Ba`đin Yatalāwamū na
068-030 En zij begonnen elkander te laken.
فَأَقْ بَلَ بَعْضُ هُمْ عَلَى بَعْض ٍ يَتَلاَوَمُونَ
Q ālū Yā Waylanā 'Inn ā Kunn ā Ţ āgh ī na
068-031 En zij zeiden: Wee over ons! waarlijk, wij waren zondaren.
قَ الُوا يَا وَيْلَنَا إِنَّ ا كُنَّ ا طَ اغِ ينَ
`Asá Ra bbunā 'An Yub dilanā Kh ayrā an Minhā 'Inn ā 'Ilá Ra bbinā Rā gh ibū na
068-032 Misschien zal onze Heer ons een beteren tuin dan dezen in ruiling geven; en wij smeeken onzen Heer ernstig, ons vergiffenis te schenken.
عَسَى رَ بُّنَا أَن ْ يُبْ دِلَنَا خَ يْرا ً مِنْ هَا إِنَّ ا إِلَى رَ بِّنَا رَ اغِ بُونَ
Kadh ālika A l-`Adh ā bu ۖ Wa La`adh ā bu A l-'Ākh ira ti 'Akbaru ۚ Law Kānū Ya`lamū na
068-033 Dit is de kastijding van dit leven; maar de kastijding van het volgende leven zal gestrenger zijn. Indien zij het geweten hadden, zouden zij zich in acht genomen hebben.
كَذَلِكَ ا لْعَذَا بُ ۖ وَلَعَذَا بُ ا لآخِ رَ ةِ أَكْبَرُ ۚ لَوْ كَانُوا يَعْلَمُونَ
'Inn a Lilmuttaq ī na `In da Ra bbihim Jann ā ti A n -Na`ī mi
068-034 Waarlijk, voor de vromen zijn, door hunnen Heer, heerlijke tuinen gereed gemaakt.
إِنّ َ لِلْمُتَّقِ ي نَ عِنْ دَ رَ بِّهِمْ جَنّ َا تِ ا ل نَّ عِيمِ
'Afanaj `alu A l-Muslimī na Kālmuj r imī na
068-035 Zouden wij met de Moslems, even als met de zondaren handelen?
أَفَنَجْ عَلُ ا لْمُسْلِمِي نَ كَالْمُجْ ر ِمِينَ
Mā Lakum Kay fa Taĥkumū na
068-036 Wat scheelt u, dat gij aldus oordeelt?
مَا لَكُمْ كَيْ فَ تَحْكُمُونَ
'Am Lakum Kitā bun Fī hi Tad ru sū na
068-037 Hebt gij een boek (van den hemel) waarin gij leest.
أَمْ لَكُمْ كِتَا بٌ فِي هِ تَد ْرُسُونَ
'Inn a Lakum Fī hi Lamā Takh ayyarū na
068-038 Dat gij datgene zult verkrijgen, wat gij zult verkiezen?
إِنّ َ لَكُمْ فِي هِ لَمَا تَخَ يَّرُونَ
'Am Lakum 'Aymā nun `Alaynā Bāligh atun 'Ilá Yaw mi A l-Q iyāmati ۙ 'Inn a Lakum Lamā Taĥkumū na
068-039 Of hebt gij eeden ontvangen, die ons op den dag der opstanding zullen binden, dat gij zult genieten wat gij u verbeeldt?
أَمْ لَكُمْ أَيْمَا نٌ عَلَيْنَا بَالِغَ ةٌ إِلَى يَوْ مِ ا لْقِ يَامَةِ ۙ إِنّ َ لَكُمْ لَمَا تَحْكُمُونَ
Salhum 'Ayyuhum Bidh ālika Za`ī mun
068-040 Vraag hun wie van hen dit waarborgt.
سَلْهُم أَيُّهُمْ بِذَلِكَ زَعِيمٌ
'Am Lahum Sh ura kā 'u Falya'tū Bish ura kā 'ihim 'In Kānū Ş ādiq ī na
068-041 Of hebben zij makkers, die borg voor hen blijven? Laat hen dan hunne makkers toonen, indien zij de waarheid spreken.
أَمْ لَهُمْ شُرَ كَا ءُ فَلْيَأْتُوا بِشُرَ كَا ئِهِمْ إِن ْ كَانُوا صَ ادِقِ ينَ
Yaw ma Yuksh afu `An Sā q in Wa Yud `aw na 'Ilá A s-Sujū di Falā Yastaţ ī`ū na
068-042 Op een zekeren dag zal het been ontbloot worden, en zij zullen opgeroepen worden om te aanbidden; maar zij zullen daartoe niet in staat zijn.
يَوْ مَ يُكْشَفُ عَن ْ سَا ق ٍ وَيُد ْعَوْ نَ إِلَى ا ل سُّجُو دِ فَلاَ يَسْتَطِ يعُونَ
Kh āsh i`atan 'Ab ş āru hum Tarhaq uhum Dh illatun ۖ Wa Q ad Kānū Yud `aw na 'Ilá A s-Sujū di Wa Hum Sālimū na
068-043 Hunne oogen zullen nedergeslagen zijn en zij zullen door de schande worden gevolgd, omdat zij tot de vereering van God werden uitgenoodigd, terwijl zij in zekerheid waren, maar niet wilden hooren.
خَ اشِعَةً أَبْ صَ ارُهُمْ تَرْهَقُ هُمْ ذِلَّةٌ ۖ وَقَ د ْ كَانُوا يُد ْعَوْ نَ إِلَى ا ل سُّجُو دِ وَهُمْ سَالِمُونَ
Fadh arnī Wa Man Yukadh dh ibu Bihadh ā A l-Ĥadīth i ۖ Sanastad r ijuhum Min Ĥay th u Lā Ya`lamū na
068-044 Spreek dus niet ten gunste van hen, die deze openbaring van bedrog beschuldigen. Wij zullen hen allengs tot de vernietiging voeren, langs wegen die zij niet kennen.
فَذَرْنِي وَمَن ْ يُكَذِّبُ بِهَذَا ا لْحَدِي ثِ ۖ سَنَسْتَد ْر ِجُهُمْ مِن ْ حَيْ ثُ لاَ يَعْلَمُونَ
Wa 'Um lī Lahum ۚ 'Inn a Kaydī Matī nun
068-045 Ik zal hun een ruimen tijd verleenen; want mijne krijgslist is onfeilbaar.
وَأُمْلِي لَهُمْ ۚ إِنّ َ كَيْدِي مَتِينٌ
'Am Tas'aluhum 'Aj rā an Fahum Min Magh ra min Muth q alū na
068-046 Vraagt gij hun eenige belooning voor uwe prediking? Maar zij zijn met schulden beladen.
أَمْ تَسْأَلُهُمْ أَجْ را ً فَهُمْ مِن ْ مَغْ رَ مٍ مُثْقَ لُونَ
'Am `In dahumu A l-Gh ay bu Fahum Yaktubū na
068-047 Zijn de geheimen der toekomst met hen, en schrijven zij die van de tafel van Gods besluiten af?
أَمْ عِنْ دَهُمُ ا لْغَ يْ بُ فَهُمْ يَكْتُبُونَ
Fāş bir Liĥukmi Ra bbika Wa Lā Takun Kaş āĥibi A l-Ĥū ti 'Idh Nādá Wa Huwa Makžū mun
068-048 Wacht dus geduldig het oordeel van uwen Heer af, en wees niet zoo als hij, die door den visch werd verzwolgen toen hij God aanriep, terwijl hij innerlijk toornig was.
فَاصْ بِر ْ لِحُكْمِ رَ بِّكَ وَلاَ تَكُن ْ كَصَ احِبِ ا لْحُو تِ إِذْ نَادَى وَهُوَ مَكْظُ ومٌ
Lawlā 'An Tadāra kahu Ni`matun Min Ra bbihi Lanubidh a Bil-`Arā 'i Wa Huwa Madh mū mun
068-049 Had de genade van zijn Heer hem niet bereikt, dan ware hij zeker, met schaamte bedekt, op de naaste kust geworpen geworden.
لَوْلاَ أَن ْ تَدَارَ كَهُ نِعْمَةٌ مِن ْ رَ بِّهِ لَنُبِذَ بِا لْعَرَا ءِ وَهُوَ مَذْمُومٌ
Fāj tabā hu Ra bbuhu Faja`alahu Mina A ş -Ş āliĥī na
068-050 Maar zijn Heer koos hem, en maakte hem tot een der rechtvaardigen.
فَاجْ تَبَا هُ رَ بُّهُ فَجَعَلَهُ مِنَ ا ل صَّ الِحِينَ
Wa 'In Yakā du A l-Ladh ī na Kafarū Layuzliq ūnaka Bi'ab ş ār ihim Lamm ā Sami`ū A dh -Dh ikra Wa Yaq ūlū na 'Inn ahu Lamaj nū nun
068-051 Er ontbreekt slechts weinig aan, of de ongeloovigen zouden u met hunne arglistige blikken nederwerpen, als zij de vermaning van den Koran hooren; en zij zeggen: Hij is zekerlijk bezeten.
وَإِن ْ يَكَا دُ ا لَّذِي نَ كَفَرُوا لَيُزْلِقُ ونَكَ بِأَبْ صَ ار ِهِمْ لَمَّ ا سَمِعُوا ا ل ذِّكْرَ وَيَقُ ولُو نَ إِنَّ هُ لَمَجْ نُونٌ
Wa Mā Huwa 'Illā Dh ikru n Lil`ālamī na
068-052 Maar hij (de Koran) is slechts eene vermaning aan alle schepselen.
وَمَا هُوَ إِلاَّ ذِكْرٌ لِلْعَالَمِينَ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ