Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter | Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ |
'Idhā Waqa`ati Al-Wāqi`atu
| 056-001 Als de onvermijdelijke dag des oordeels plotseling zal komen.
|
إِذَا وَقَعَتِ الْوَاقِعَةُ |
Laysa Liwaq`atihā Kādhibatun
| 056-002 Zal geene ziel de voorspelling zijner komst van valschheid beschuldigen.
|
لَيْسَ لِوَقْعَتِهَا كَاذِبَةٌ |
Khāfiđatun Rāfi`atun
| 056-003 Sommigen zullen daardoor vernederd, en anderen verheven worden.
|
خَافِضَة ٌ رَافِعَةٌ |
'Idhā Rujjati Al-'Arđu Rajjāan
| 056-004 Als de aarde door een hevigen schok zal geschud worden.
|
إِذَا رُجَّتِ الأَرْضُ رَجّاً |
Wa Bussati Al-Jibālu Bassāan
| 056-005 En de bergen in stukken zullen springen.
|
وَبُسَّتِ الْجِبَالُ بَسّاً |
Fakānat Habā'an Munbaththāan
| 056-006 En als weggeblazen stof zullen worden.
|
فَكَانَتْ هَبَاء ً مُنْبَثّاً |
Wa Kuntum 'Azwājāan Thalāthatan
| 056-007 En gij, menschen, in drie duidelijke klassen zult verdeeld worden.
|
وَكُنتُمْ أَزْوَاجا ً ثَلاَثَةً |
Fa'aşĥābu Al-Maymanati Mā 'Aşĥābu Al-Maymanati
| 056-008 De makkers van de rechterhand (hoe gelukkig zullen de makkers der rechterhand wezen).
|
فَأَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ مَا أَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ |
Wa 'Aşĥābu Al-Mash'amati Mā 'Aşĥābu Al-Mash'amati
| 056-009 En de makkers der linkerhand, (hoe ellendig zullen de makkers der linkerhand zijn);
|
وَأَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ مَا أَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ |
Wa As-Sābiqūna As-Sābiqūna
| 056-010 En zij, die anderen in het geloof zijn voorgegaan, zullen hen in het paradijs voorafgaan.
|
وَالسَّابِقُونَ السَّابِقُونَ |
'Ūlā'ika Al-Muqarrabūna
| 056-011 Dat zijn zij, die God zullen naderen.
|
أُوْلَائِكَ الْمُقَرَّبُونَ |
Fī Jannāti An-Na`īmi
| 056-012 Zij zullen in tuinen van vermaak wonen.
|
فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ |
Thullatun Mina Al-'Awwalīna
| 056-013 Daar zullen velen van de vroegere godsdiensten.
|
ثُلَّةٌ مِنَ الأَوَّلِينَ |
Wa Qalīlun Mina Al-'Ākhirīna
| 056-014 En enkelen van den lateren zijn.
|
وَقَلِيلٌ مِنَ الآخِرِينَ |
`Alá Sururin Mawđūnatin
| 056-015 Rustende op zetels met goud en edelgesteenten versierd.
|
عَلَى سُرُرٍ مَوْضُونَةٍ |
Muttaki'īna `Alayhā Mutaqābilīna
| 056-016 En tegenover elkander daarop zittende.
|
مُتَّكِئِينَ عَلَيْهَا مُتَقَابِلِينَ |
Yaţūfu `Alayhim Wildānun Mukhalladūna
| 056-017 Jonge lieden, die eeuwig jong zullen blijven, zullen om hen heen gaan, om hen te bedienen.
|
يَطُوفُ عَلَيْهِمْ وِلْدَانٌ مُخَلَّدُونَ |
Bi'akwābin Wa 'Abārīqa Wa Ka'sin Min Ma`īnin
| 056-018 Met bekers, kroezen en schalen met vloeienden wijn.
|
بِأَكْوَابٍ وَأَبَارِيقَ وَكَأْسٍ مِنْ مَعِينٍ |
Lā Yuşadda`ūna `Anhā Wa Lā Yunzifūna
| 056-019 Hunne hoofden zullen geen pijn gevoelen, door dien te drinken, en hun verstand zal niet beneveld worden.
|
لاَ يُصَدَّعُونَ عَنْهَا وَلاَ يُنزِفُونَ |
Wa Fākihatin Mimmā Yatakhayyarūna
| 056-020 En met vruchten, van de soorten, welke zij zullen kiezen.
|
وَفَاكِهَةٍ مِمَّا يَتَخَيَّرُونَ |
Wa Laĥmi Ţayrin Mimmā Yashtahūna
| 056-021 En het vleesch van de vogelsoort, welke zij zullen begeeren.
|
وَلَحْمِ طَيْرٍ مِمَّا يَشْتَهُونَ |
Wa Ĥūrun `Īnun
| 056-022 Daar zullen zij door schoone maagden worden vergezeld,
|
وَحُورٌ عِينٌ |
Ka'amthāli Al-Lu'ulu'ui Al-Maknūni
| 056-023 Met groote, zwarte oogen, gelijkende op paarlen, die in hare schelpen verborgen zijn.
|
كَأَمْثَالِ اللُّؤْلُؤِ الْمَكْنُونِ |
Jazā'an Bimā Kānū Ya`malūna
| 056-024 Dit zal een belooning wezen, voor hetgeen zij zullen hebben verricht.
|
جَزَاء ً بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ |
Lā Yasma`ūna Fīhā Laghwan Wa Lā Ta'thīmāan
| 056-025 Daar zullen zij geene ijdele gesprekken hooren of eenige aansporing tot zonde.
|
لاَ يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوا ً وَلاَ تَأْثِيماً |
'Illā Qīlāan Salāmāan Salāmāan
| 056-026 Maar alleen de begroeting: Vrede! vrede!
|
إِلاَّ قِيلا ً سَلاَما ً سَلاَماً |
Wa 'Aşĥābu Al-Yamīni Mā 'Aşĥābu Al-Yamīni
| 056-027 En de makkers der rechterhand (hoe gelukkig zullen de makkers der rechterhand wezen!)
|
وَأَصْحَابُ الْيَمِينِ مَا أَصْحَابُ الْيَمِينِ |
Fī Sidrin Makhđūdin
| 056-028 Zullen hun verblijf houden onder lotusboomen, vrij van doornen.
|
فِي سِدْرٍ مَخْضُودٍ |
Wa Ţalĥin Manđūdin
| 056-029 En banaan-boomen, geregeld beladen met hunne voortbrengselen, van den top tot den stam.
|
وَطَلْحٍ مَنْضُودٍ |
Wa Žillin Mamdūdin
| 056-030 In de uitgebreide schaduw.
|
وَظِلٍّ مَمْدُودٍ |
Wa Mā'in Maskūbin
| 056-031 Nabij een stroomend water.
|
وَمَاءٍ مَسْكُوبٍ |
Wa Fākihatin Kathīratin
| 056-032 En te midden van een overvloed van vruchten.
|
وَفَاكِهَةٍ كَثِيرَةٍ |
Lā Maqţū`atin Wa Lā Mamnū`atin
| 056-033 Welke niemand zal afsnijden, en waarvan de inzameling niet zal verboden zijn.
|
لاَ مَقْطُوعَةٍ وَلاَ مَمْنُوعَةٍ |
Wa Furushin Marfū`atin
| 056-034 En zij zullen op verheven bedden uitrusten.
|
وَفُرُشٍ مَرْفُوعَةٍ |
'Innā 'Ansha'nāhunna 'Inshā'an
| 056-035 Waarlijk, wij hebben de maagden van het paradijs door eene bijzondere schepping gevormd;
|
إِنَّا أَنشَأْنَاهُنَّ إِنشَاءً |
Faja`alnāhunna 'Abkārāan
| 056-036 En wij hebben haar tot maagden gemaakt.
|
فَجَعَلْنَاهُنَّ أَبْكَاراً |
`Urubāan 'Atrābāan
| 056-037 Bemind door hare echtgenooten, die van gelijken ouderdom met haar zijn.
|
عُرُباً أَتْرَاباً |
Li'aşĥābi Al-Yamīni
| 056-038 Tot de geneugten der makkers van de rechterhand.
|
لِأَصْحَابِ الْيَمِينِ |
Thullatun Mina Al-'Awwalīna
| 056-039 Daar zullen velen van de vroegere godsdiensten.
|
ثُلَّةٌ مِنَ الأَوَّلِينَ |
Wa Thullatun Mina Al-'Ākhirīna
| 056-040 En velen van den lateren zijn.
|
وَثُلَّةٌ مِنَ الآخِرِينَ |
Wa 'Aşĥābu Ash-Shimāli Mā 'Aşĥābu Ash-Shimāli
| 056-041 En de makkers van de linkerhand (hoe ellendig zullen de makkers der linkerhand zijn).
|
وَأَصْحَابُ الشِّمَالِ مَا أَصْحَابُ الشِّمَالِ |
Fī Samūmin Wa Ĥamīmin
| 056-042 Zullen wonen te midden van brandende, verpestende winden en kokend water.
|
فِي سَمُومٍ وَحَمِيمٍ |
Wa Žillin Min Yaĥmūmin
| 056-043 Onder de schaduw van zwarten rook.
|
وَظِلٍّ مِنْ يَحْمُومٍ |
Lā Bāridin Wa Lā Karīmin
| 056-044 Die noch koel, noch aangenaam zal wezen.
|
لاَ بَارِدٍ وَلاَ كَرِيمٍ |
'Innahum Kānū Qabla Dhālika Mutrafīna
| 056-045 Want zij genoten de genoegens van het leven, vََr dit, terwijl zij op de aarde waren.
|
إِنَّهُمْ كَانُوا قَبْلَ ذَلِكَ مُتْرَفِينَ |
Wa Kānū Yuşirrūna `Alá Al-Ĥinthi Al-`Ažīmi
| 056-046 En zij volhardden stijfhoofdig in eene hatelijke zondigheid.
|
وَكَانُوا يُصِرُّونَ عَلَى الْحِنثِ الْعَظِيمِ |
Wa Kānū Yaqūlūna 'A'idhā Mitnā Wa Kunnā Turābāan Wa `Ižāmāan 'A'innā Lamab`ūthūna
| 056-047 En zij zeiden: Nadat wij zullen gestorven, en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen wij dan zekerlijk tot het leven worden opgewekt?
|
وَكَانُوا يَقُولُونَ أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابا ً وَعِظَاماً أَئِنَّا لَمَبْعُوثُونَ |
'Awa 'Ābā'uunā Al-'Awwalūna
| 056-048 Zullen onze vaderen ook met ons worden opgewekt?
|
أَوَ آبَاؤُنَا الأَوَّلُونَ |
Qul 'Inna Al-'Awwalīna Wa Al-'Ākhirīna
| 056-049 Zeg: waarlijk, zoowel de vroegeren als de lateren.
|
قُلْ إِنَّ الأَوَّلِينَ وَالآخِرِينَ |
Lamajmū`ūna 'Ilá Mīqāti Yawmin Ma`lūmin
| 056-050 Zullen zekerlijk op den vooraf bepaalden tijd van een bekenden dag worden bijeen verzameld, om geoordeeld te worden.
|
لَمَجْمُوعُونَ إِلَى مِيقَاتِ يَوْمٍ مَعْلُومٍ |
Thumma 'Innakum 'Ayyuhā Ađ-Đāllūna Al-Mukadhdhibūna
| 056-051 En gij, o menschen! die gedwaald, en de opstanding als eene valschheid geloochend hebt.
|
ثُمَّ إِنَّكُمْ أَيُّهَا الضَّالُّونَ الْمُكَذِّبُونَ |
La'ākilūna Min Shajarin Min Zaqqūmin
| 056-052 Gij zult zekerlijk eten van de vrucht des booms van al Zakkoem.
|
لَآكِلُونَ مِنْ شَجَرٍ مِنْ زَقُّومٍ |
Famāli'ūna Minhā Al-Buţūna
| 056-053 Gij zult uwen buik daarmede vullen.
|
فَمَالِئُونَ مِنْهَا الْبُطُونَ |
Fashāribūna `Alayhi Mina Al-Ĥamīmi
| 056-054 En gij zult daar kokend water drinken.
|
فَشَارِبُونَ عَلَيْهِ مِنَ الْحَمِيمِ |
Fashāribūna Shurba Al-Hīmi
| 056-055 Gij zult drinken, zooals een dorstige kameel drinkt.
|
فَشَارِبُونَ شُرْبَ الْهِيمِ |
Hādhā Nuzuluhum Yawma Ad-Dīni
| 056-056 Dit zal hunne uitspanning op den dag des oordeels zijn.
|
هَذَا نُزُلُهُمْ يَوْمَ الدِّينِ |
Naĥnu Khalaqnākum Falawlā Tuşaddiqūna
| 056-057 Wij hebben u geschapen; wilt gij dus niet gelooven, dat wij u van den dood kunnen opwekken? Wat denkt gij?
|
نَحْنُ خَلَقْنَاكُمْ فَلَوْلاَ تُصَدِّقُونَ |
'Afara'aytum Mā Tumnūna
| 056-058 Het zaad dat gij uitwerpt.
|
أَفَرَأَيْتُمْ مَا تُمْنُونَ |
'A'antum Takhluqūnahu~ 'Am Naĥnu Al-Khāliqūna
| 056-059 Schept gij dat, of zijn wij er de schepper van?
|
أَأَنْتُمْ تَخْلُقُونَهُ~ُ أَمْ نَحْنُ الْخَالِقُونَ |
Naĥnu Qaddarnā Baynakumu Al-Mawta Wa Mā Naĥnu Bimasbūqīna
| 056-060 Wij hebben voor u allen den dood bepaald, en wij zullen daarin door niemand worden belet.
|
نَحْنُ قَدَّرْنَا بَيْنَكُمُ الْمَوْتَ وَمَا نَحْنُ بِمَسْبُوقِينَ |
`Alá 'An Nubaddila 'Amthālakum Wa Nunshi'akum Fī Mā Lā Ta`lamūna
| 056-061 Wij zijn in staat anderen, gelijk gij in uw plaats te stellen, en u terug te brengen in den toestand of den vorm, dien gij niet kent.
|
عَلَى أَنْ نُبَدِّلَ أَمْثَالَكُمْ وَنُنْشِئَكُمْ فِي مَا لاَ تَعْلَمُونَ |
Wa Laqad `Alimtumu An-Nash'ata Al-'Ūlá Falawlā Tadhkkarūna
| 056-062 Gij kent de schepping; wilt gij dus niet overwegen, dat wij u, door u op te wekken, weder kunnen voortbrengen?
|
وَلَقَدْ عَلِمْتُمُ النَّشْأَةَ الأُولَى فَلَوْلاَ تَذكَّرُونَ |
'Afara'aytum Mā Taĥruthūna
| 056-063 Wat denkt gij? Het graan dat gij zaait.
|
أَفَرَأَيْتُمْ مَا تَحْرُثُونَ |
'A'antum Tazra`ūnahu~ 'Am Naĥnu Az-Zāri`ūna
| 056-064 Doet gij dat uitbotten, of doen wij dat voortspruiten?
|
أَأَنْتُمْ تَزْرَعُونَهُ~ُ أَمْ نَحْنُ الزَّارِعُونَ |
Law Nashā'u Laja`alnāhu Ĥuţāmāan Fažalaltum Tafakkahūna
| 056-065 Indien het ons behaagde, waarlijk, wij konden het droog en onvruchtbaar maken, zoodat gij niet zoudt ophouden u te verwonderen, zeggende:
|
لَوْ نَشَاءُ لَجَعَلْنَاهُ حُطَاما ً فَظَلَلْتُمْ تَفَكَّهُونَ |
'Innā Lamughramūna
| 056-066 Waarlijk, wij hebben verbintenissen aangegaan voor zaad en arbeid,
|
إِنَّا لَمُغْرَمُونَ |
Bal Naĥnu Maĥrūmūna
| 056-067 Maar het is ons niet geoorloofd, de vruchten daarvan te oogsten.
|
بَلْ نَحْنُ مَحْرُومُونَ |
'Afara'aytumu Al-Mā'a Al-Ladhī Tashrabūna
| 056-068 Wat denkt gij? Het water dat gij drinkt.
|
أَفَرَأَيْتُمُ الْمَاءَ الَّذِي تَشْرَبُونَ |
'A'antum 'Anzaltumūhu Mina Al-Muzni 'Am Naĥnu Al-Munzilūna
| 056-069 Zendt gij dat uit de wolken neder, of zenden wij het?
|
أَأَنْتُمْ أَنزَلْتُمُوهُ مِنَ الْمُزْنِ أَمْ نَحْنُ الْمُنزِلُونَ |
Law Nashā'u Ja`alnāhu 'Ujājāan Falawlā Tashkurūna
| 056-070 Indien het ons behaagde, zouden wij het brak kunnen maken. Zult gij dus niet dankbaar wezen?
|
لَوْ نَشَاءُ جَعَلْنَاهُ أُجَاجا ً فَلَوْلاَ تَشْكُرُونَ |
'Afara'aytumu An-Nāra Allatī Tūrūna
| 056-071 Wat denkt gij? Het vuur, dat gij door wrijving verkrijgt,
|
أَفَرَأَيْتُمُ النَّارَ الَّتِي تُورُونَ |
'A'antum 'Ansha'tum Shajaratahā 'Am Naĥnu Al-Munshi'ūna
| 056-072 Brengt gij den boom voort, waardoor gij dat doet ontstaan? Of brengen wij dien voort?
|
أَأَنْتُمْ أَنشَأْتُمْ شَجَرَتَهَا أَمْ نَحْنُ الْمُنشِئُونَ |
Naĥnu Ja`alnāhā Tadhkiratan Wa Matā`āan Lilmuqwīna
| 056-073 Wij hebben dit als eene vermaning bevolen en tot een voordeel voor hen, die door de woestijnen reizen.
|
نَحْنُ جَعَلْنَاهَا تَذْكِرَة ً وَمَتَاعا ً لِلْمُقْوِينَ |
Fasabbiĥ Biāsmi Rabbika Al-`Ažīmi
| 056-074 Prijst dus den naam van uwen Heer, den grooten God.
|
فَسَبِّحْ بِاسْمِ رَبِّكَ الْعَظِيمِ |
Falā 'Uqsimu Bimawāqi`i An-Nujūmi
| 056-075 Ik zweer echter, bij het ondergaan der sterren.
|
فَلاَ أُقْسِمُ بِمَوَاقِعِ النُّجُومِ |
Wa 'Innahu Laqasamun Law Ta`lamūna `Ažīmun
| 056-076 (En waarlijk, dit is een groote eed, indien gij het slechts wist!)
|
وَإِنَّهُ لَقَسَم ٌ لَوْ تَعْلَمُونَ عَظِيمٌ |
'Innahu Laqur'ānun Karīmun
| 056-077 Dat dit de uitmuntende Koran is.
|
إِنَّهُ لَقُرْآنٌ كَرِيمٌ |
Fī Kitābin Maknūnin
| 056-078 Waarvan het oorspronkelijke in het welbewaarde boek is geschreven.
|
فِي كِتَابٍ مَكْنُونٍ |
Lā Yamassuhu~ 'Illā Al-Muţahharūna
| 056-079 Niemand zal het aanraken, behalve zij, die rein zijn.
|
لاَ يَمَسُّهُ~ُ إِلاَّ الْمُطَهَّرُونَ |
Tanzīlun Min Rabbi Al-`Ālamīna
| 056-080 Het is eene openbaring van den Heer van alle schepselen.
|
تَنزِيلٌ مِنْ رَبِّ الْعَالَمِينَ |
'Afabihadhā Al-Ĥadīthi 'Antum Mud/hinūna
| 056-081 Zult gij dus deze nieuwe openbaring verachten?
|
أَفَبِهَذَا الْحَدِيثِ أَنْتُمْ مُدْهِنُونَ |
Wa Taj`alūna Rizqakum 'Annakum Tukadhdhibūna
| 056-082 En is dit uwe vergelding voor uw voedsel, hetwelk gij van God ontvangt, dat gij u zelven loochent, hem daarvoor verplicht te zijn?
|
وَتَجْعَلُونَ رِزْقَكُمْ أَنَّكُمْ تُكَذِّبُونَ |
Falawlā 'Idhā Balaghati Al-Ĥulqūma
| 056-083 Als de ziel van een stervend mensch tot zijne keel opstijgt.
|
فَلَوْلاَ إِذَا بَلَغَتِ الْحُلْقُومَ |
Wa 'Antum Ĥīna'idhin Tanžurūna
| 056-084 En gij op hetzelfde oogenblik rond ziet.
|
وَأَنْتُمْ حِينَئِذٍ تَنظُرُونَ |
Wa Naĥnu 'Aqrabu 'Ilayhi Minkum Wa Lakin Lā Tubşirūna
| 056-085 (En wij zijn hem nader dan gij; maar gij ziet zijn waren toestand niet).
|
وَنَحْنُ أَقْرَبُ إِلَيْهِ مِنْكُمْ وَلَكِنْ لاَ تُبْصِرُونَ |
Falawlā 'In Kuntum Ghayra Madīnīna
| 056-086 Zoudt gij dan niet, indien gij hier namaals niet voor uwe daden werdt vergolden.
|
فَلَوْلاَ إِنْ كُنتُمْ غَيْرَ مَدِينِينَ |
Tarji`ūnahā 'In Kuntum Şādiqīna
| 056-087 Die in het lichaam doen terugkeeren, indien gij de waarheid spreekt?
|
تَرْجِعُونَهَا إِنْ كُنتُمْ صَادِقِينَ |
Fa'ammā 'In Kāna Mina Al-Muqarrabīna
| 056-088 En voor hem die tot degenen behoort, welke God zullen naderen.
|
فَأَمَّا إِنْ كَانَ مِنَ الْمُقَرَّبِينَ |
Farawĥun Wa Rayĥānun Wa Jannatu Na`īmin
| 056-089 Zal de belooning zijn, rust, genade en een tuin van vermaak.
|
فَرَوْحٌ وَرَيْحَانٌ وَجَنَّةُ نَعِيمٍ |
Wa 'Ammā 'In Kāna Min 'Aşĥābi Al-Yamīni
| 056-090 En behoort hij tot de makkers der rechterhand.
|
وَأَمَّا إِنْ كَانَ مِنْ أَصْحَابِ الْيَمِينِ |
Fasalāmun Laka Min 'Aşĥābi Al-Yamīni
| 056-091 Dan zal hij gegroet worden met de begroeting: Vrede zij over u! door de makkers der rechterhand, zijne broeders.
|
فَسَلاَم ٌ لَكَ مِنْ أَصْحَابِ الْيَمِينِ |
Wa 'Ammā 'In Kāna Mina Al-Mukadhdhibīna Ađ-Đāllīna
| 056-092 Of, indien hij tot hen behoort, die het ware geloof (den profeet) verworpen hebben. En afgedwaald zijn.
|
وَأَمَّا إِنْ كَانَ مِنَ الْمُكَذِّبِينَ الضَّالِّينَ |
Fanuzulun Min Ĥamīmin
| 056-093 Zijn voedsel zal kokend water wezen.
|
فَنُزُلٌ مِنْ حَمِيمٍ |
Wa Taşliyatu Jaĥīmin
| 056-094 En de verbranding door het hellevuur.
|
وَتَصْلِيَةُ جَحِيمٍ |
'Inna Hādhā Lahuwa Ĥaqqu Al-Yaqīni
| 056-095 Waarlijk, dit is een zekere waarheid.
|
إِنَّ هَذَا لَهُوَ حَقُّ الْيَقِينِ |
Fasabbiĥ Biāsmi Rabbika Al-`Ažīmi
| 056-096 Daarom prijst den naam van uwen Heer, den grooten God.
|
فَسَبِّحْ بِاسْمِ رَبِّكَ الْعَظِيمِ |
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter | Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ |