Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter |  Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ   | 
 
 
   'Idhā Waqa`ati Al-Wāqi`atu 
  
     
    | 056-001 Als de onvermijdelijke dag des oordeels plotseling zal komen.
 | 
   إِذَا وَقَعَتِ الْوَاقِعَةُ | 
 
 
   Laysa Liwaq`atihā Kādhibatun 
  
     
    | 056-002 Zal geene ziel de voorspelling zijner komst van valschheid beschuldigen.
 | 
   لَيْسَ لِوَقْعَتِهَا كَاذِبَةٌ | 
 
 
   Khāfiđatun Rāfi`atun 
  
     
    | 056-003 Sommigen zullen daardoor vernederd, en anderen verheven worden.
 | 
   خَافِضَة ٌ رَافِعَةٌ | 
 
 
   'Idhā Rujjati Al-'Arđu Rajjāan 
  
     
    | 056-004 Als de aarde door een hevigen schok zal geschud worden.
 | 
   إِذَا رُجَّتِ الأَرْضُ رَجّاً | 
 
 
    Wa Bussati Al-Jibālu Bassāan 
  
     
    | 056-005 En de bergen in stukken zullen springen.
 | 
   وَبُسَّتِ الْجِبَالُ بَسّاً | 
 
 
   Fakānat Habā'an Munbaththāan 
  
     
    | 056-006 En als weggeblazen stof zullen worden.
 | 
   فَكَانَتْ هَبَاء ً مُنْبَثّاً | 
 
 
    Wa Kuntum 'Azwājāan Thalāthatan 
  
     
    | 056-007 En gij, menschen, in drie duidelijke klassen zult verdeeld worden.
 | 
   وَكُنتُمْ أَزْوَاجا ً ثَلاَثَةً | 
 
 
   Fa'aşĥābu Al-Maymanati Mā 'Aşĥābu Al-Maymanati 
  
     
    | 056-008 De makkers van de rechterhand (hoe gelukkig zullen de makkers der rechterhand wezen).
 | 
   فَأَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ مَا أَصْحَابُ الْمَيْمَنَةِ | 
 
 
    Wa 'Aşĥābu Al-Mash'amati Mā 'Aşĥābu Al-Mash'amati 
  
     
    | 056-009 En de makkers der linkerhand, (hoe ellendig zullen de makkers der linkerhand zijn);
 | 
   وَأَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ مَا أَصْحَابُ الْمَشْأَمَةِ | 
 
 
   Wa As-Sābiqūna As-Sābiqūna 
  
     
    | 056-010 En zij, die anderen in het geloof zijn voorgegaan, zullen hen in het paradijs voorafgaan.
 | 
   وَالسَّابِقُونَ السَّابِقُونَ | 
 
 
   'Ūlā'ika Al-Muqarrabūna 
  
     
    | 056-011 Dat zijn zij, die God zullen naderen.
 | 
   أُوْلَائِكَ الْمُقَرَّبُونَ | 
 
 
   Fī Jannāti An-Na`īmi 
  
     
    | 056-012 Zij zullen in tuinen van vermaak wonen.
 | 
   فِي جَنَّاتِ النَّعِيمِ | 
 
 
   Thullatun Mina Al-'Awwalīna 
  
     
    | 056-013 Daar zullen velen van de vroegere godsdiensten.
 | 
   ثُلَّةٌ مِنَ الأَوَّلِينَ | 
 
 
    Wa Qalīlun Mina Al-'Ākhirīna 
  
     
    | 056-014 En enkelen van den lateren zijn.
 | 
   وَقَلِيلٌ مِنَ الآخِرِينَ | 
 
 
   `Alá Sururin Mawđūnatin 
  
     
    | 056-015 Rustende op zetels met goud en edelgesteenten versierd.
 | 
   عَلَى سُرُرٍ مَوْضُونَةٍ | 
 
 
   Muttaki'īna `Alayhā Mutaqābilīna 
  
     
    | 056-016 En tegenover elkander daarop zittende.
 | 
   مُتَّكِئِينَ عَلَيْهَا مُتَقَابِلِينَ | 
 
 
   Yaţūfu `Alayhim Wildānun Mukhalladūna 
  
     
    | 056-017 Jonge lieden, die eeuwig jong zullen blijven, zullen om hen heen gaan, om hen te bedienen.
 | 
   يَطُوفُ عَلَيْهِمْ وِلْدَانٌ مُخَلَّدُونَ | 
 
 
   Bi'akwābin Wa 'Abārīqa Wa Ka'sin Min Ma`īnin 
  
     
    | 056-018 Met bekers, kroezen en schalen met vloeienden wijn.
 | 
   بِأَكْوَابٍ وَأَبَارِيقَ وَكَأْسٍ مِنْ مَعِينٍ | 
 
 
   Lā Yuşadda`ūna `Anhā Wa Lā Yunzifūna 
  
     
    | 056-019 Hunne hoofden zullen geen pijn gevoelen, door dien te drinken, en hun verstand zal niet beneveld worden.
 | 
   لاَ يُصَدَّعُونَ عَنْهَا وَلاَ يُنزِفُونَ | 
 
 
    Wa Fākihatin Mimmā Yatakhayyarūna 
  
     
    | 056-020 En met vruchten, van de soorten, welke zij zullen kiezen.
 | 
   وَفَاكِهَةٍ مِمَّا يَتَخَيَّرُونَ | 
 
 
    Wa Laĥmi Ţayrin Mimmā Yashtahūna 
  
     
    | 056-021 En het vleesch van de vogelsoort, welke zij zullen begeeren.
 | 
   وَلَحْمِ طَيْرٍ مِمَّا يَشْتَهُونَ | 
 
 
    Wa Ĥūrun `Īnun 
  
     
    | 056-022 Daar zullen zij door schoone maagden worden vergezeld,
 | 
   وَحُورٌ عِينٌ | 
 
 
   Ka'amthāli Al-Lu'ulu'ui Al-Maknūni 
  
     
    | 056-023 Met groote, zwarte oogen, gelijkende op paarlen, die in hare schelpen verborgen zijn.
 | 
   كَأَمْثَالِ اللُّؤْلُؤِ الْمَكْنُونِ | 
 
 
   Jazā'an Bimā Kānū Ya`malūna 
  
     
    | 056-024 Dit zal een belooning wezen, voor hetgeen zij zullen hebben verricht.
 | 
   جَزَاء ً بِمَا كَانُوا يَعْمَلُونَ | 
 
 
   Lā Yasma`ūna Fīhā Laghwan Wa Lā Ta'thīmāan 
  
     
    | 056-025 Daar zullen zij geene ijdele gesprekken hooren of eenige aansporing tot zonde.
 | 
   لاَ يَسْمَعُونَ فِيهَا لَغْوا ً وَلاَ تَأْثِيماً | 
 
 
   'Illā Qīlāan Salāmāan Salāmāan 
  
     
    | 056-026 Maar alleen de begroeting: Vrede! vrede!
 | 
   إِلاَّ قِيلا ً سَلاَما ً سَلاَماً | 
 
 
    Wa 'Aşĥābu Al-Yamīni Mā 'Aşĥābu Al-Yamīni 
  
     
    | 056-027 En de makkers der rechterhand (hoe gelukkig zullen de makkers der rechterhand wezen!)
 | 
   وَأَصْحَابُ الْيَمِينِ مَا أَصْحَابُ الْيَمِينِ | 
 
 
   Fī Sidrin Makhđūdin 
  
     
    | 056-028 Zullen hun verblijf houden onder lotusboomen, vrij van doornen.
 | 
   فِي سِدْرٍ مَخْضُودٍ | 
 
 
    Wa Ţalĥin Manđūdin 
  
     
    | 056-029 En banaan-boomen, geregeld beladen met hunne voortbrengselen, van den top tot den stam.
 | 
   وَطَلْحٍ مَنْضُودٍ | 
 
 
    Wa Žillin Mamdūdin 
  
     
    | 056-030 In de uitgebreide schaduw.
 | 
   وَظِلٍّ مَمْدُودٍ | 
 
 
    Wa Mā'in Maskūbin 
  
     
    | 056-031 Nabij een stroomend water.
 | 
   وَمَاءٍ مَسْكُوبٍ | 
 
 
    Wa Fākihatin Kathīratin 
  
     
    | 056-032 En te midden van een overvloed van vruchten.
 | 
   وَفَاكِهَةٍ كَثِيرَةٍ | 
 
 
   Lā Maqţū`atin Wa Lā Mamnū`atin 
  
     
    | 056-033 Welke niemand zal afsnijden, en waarvan de inzameling niet zal verboden zijn.
 | 
   لاَ مَقْطُوعَةٍ وَلاَ مَمْنُوعَةٍ | 
 
 
    Wa Furushin Marfū`atin 
  
     
    | 056-034 En zij zullen op verheven bedden uitrusten.
 | 
   وَفُرُشٍ مَرْفُوعَةٍ | 
 
 
   'Innā 'Ansha'nāhunna 'Inshā'an 
  
     
    | 056-035 Waarlijk, wij hebben de maagden van het paradijs door eene bijzondere schepping gevormd;
 | 
   إِنَّا أَنشَأْنَاهُنَّ إِنشَاءً | 
 
 
   Faja`alnāhunna 'Abkārāan 
  
     
    | 056-036 En wij hebben haar tot maagden gemaakt.
 | 
   فَجَعَلْنَاهُنَّ أَبْكَاراً | 
 
 
   `Urubāan 'Atrābāan 
  
     
    | 056-037 Bemind door hare echtgenooten, die van gelijken ouderdom met haar zijn.
 | 
   عُرُباً أَتْرَاباً | 
 
 
   Li'aşĥābi Al-Yamīni 
  
     
    | 056-038 Tot de geneugten der makkers van de rechterhand.
 | 
   لِأَصْحَابِ الْيَمِينِ | 
 
 
   Thullatun Mina Al-'Awwalīna 
  
     
    | 056-039 Daar zullen velen van de vroegere godsdiensten.
 | 
   ثُلَّةٌ مِنَ الأَوَّلِينَ | 
 
 
    Wa Thullatun Mina Al-'Ākhirīna 
  
     
    | 056-040 En velen van den lateren zijn.
 | 
   وَثُلَّةٌ مِنَ الآخِرِينَ | 
 
 
    Wa 'Aşĥābu Ash-Shimāli Mā 'Aşĥābu Ash-Shimāli 
  
     
    | 056-041 En de makkers van de linkerhand (hoe ellendig zullen de makkers der linkerhand zijn).
 | 
   وَأَصْحَابُ الشِّمَالِ مَا أَصْحَابُ الشِّمَالِ | 
 
 
   Fī Samūmin Wa Ĥamīmin 
  
     
    | 056-042 Zullen wonen te midden van brandende, verpestende winden en kokend water.
 | 
   فِي سَمُومٍ وَحَمِيمٍ | 
 
 
    Wa Žillin Min Yaĥmūmin 
  
     
    | 056-043 Onder de schaduw van zwarten rook.
 | 
   وَظِلٍّ مِنْ يَحْمُومٍ | 
 
 
   Lā Bāridin Wa Lā Karīmin 
  
     
    | 056-044 Die noch koel, noch aangenaam zal wezen.
 | 
   لاَ بَارِدٍ وَلاَ كَرِيمٍ | 
 
 
   'Innahum Kānū Qabla Dhālika Mutrafīna 
  
     
    | 056-045 Want zij genoten de genoegens van het leven, vََr dit, terwijl zij op de aarde waren.
 | 
   إِنَّهُمْ كَانُوا قَبْلَ ذَلِكَ مُتْرَفِينَ | 
 
 
    Wa Kānū Yuşirrūna `Alá Al-Ĥinthi Al-`Ažīmi 
  
     
    | 056-046 En zij volhardden stijfhoofdig in eene hatelijke zondigheid.
 | 
   وَكَانُوا يُصِرُّونَ عَلَى الْحِنثِ الْعَظِيمِ | 
 
 
    Wa Kānū Yaqūlūna 'A'idhā Mitnā Wa Kunnā Turābāan Wa `Ižāmāan 'A'innā Lamab`ūthūna 
  
     
    | 056-047 En zij zeiden: Nadat wij zullen gestorven, en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen wij dan zekerlijk tot het leven worden opgewekt?
 | 
   وَكَانُوا يَقُولُونَ أَئِذَا مِتْنَا وَكُنَّا تُرَابا ً وَعِظَاماً أَئِنَّا لَمَبْعُوثُونَ | 
 
 
   'Awa 'Ābā'uunā Al-'Awwalūna 
  
     
    | 056-048 Zullen onze vaderen ook met ons worden opgewekt?
 | 
   أَوَ آبَاؤُنَا الأَوَّلُونَ | 
 
 
   Qul 'Inna Al-'Awwalīna Wa Al-'Ākhirīna 
  
     
    | 056-049 Zeg: waarlijk, zoowel de vroegeren als de lateren.
 | 
   قُلْ إِنَّ الأَوَّلِينَ وَالآخِرِينَ | 
 
 
   Lamajmū`ūna 'Ilá Mīqāti Yawmin Ma`lūmin 
  
     
    | 056-050 Zullen zekerlijk op den vooraf bepaalden tijd van een bekenden dag worden bijeen verzameld, om geoordeeld te worden.
 | 
   لَمَجْمُوعُونَ إِلَى مِيقَاتِ يَوْمٍ مَعْلُومٍ | 
 
 
   Thumma 'Innakum 'Ayyuhā Ađ-Đāllūna Al-Mukadhdhibūna 
  
     
    | 056-051 En gij, o menschen! die gedwaald, en de opstanding als eene valschheid geloochend hebt.
 | 
   ثُمَّ إِنَّكُمْ أَيُّهَا الضَّالُّونَ الْمُكَذِّبُونَ | 
 
 
   La'ākilūna Min Shajarin Min Zaqqūmin 
  
     
    | 056-052 Gij zult zekerlijk eten van de vrucht des booms van al Zakkoem.
 | 
   لَآكِلُونَ مِنْ شَجَرٍ مِنْ زَقُّومٍ | 
 
 
   Famāli'ūna Minhā Al-Buţūna 
  
     
    | 056-053 Gij zult uwen buik daarmede vullen.
 | 
   فَمَالِئُونَ مِنْهَا الْبُطُونَ | 
 
 
   Fashāribūna `Alayhi Mina Al-Ĥamīmi 
  
     
    | 056-054 En gij zult daar kokend water drinken.
 | 
   فَشَارِبُونَ عَلَيْهِ مِنَ الْحَمِيمِ | 
 
 
   Fashāribūna Shurba Al-Hīmi 
  
     
    | 056-055 Gij zult drinken, zooals een dorstige kameel drinkt.
 | 
   فَشَارِبُونَ شُرْبَ الْهِيمِ | 
 
 
   Hādhā Nuzuluhum Yawma Ad-Dīni 
  
     
    | 056-056 Dit zal hunne uitspanning op den dag des oordeels zijn.
 | 
   هَذَا نُزُلُهُمْ يَوْمَ الدِّينِ | 
 
 
   Naĥnu Khalaqnākum Falawlā Tuşaddiqūna 
  
     
    | 056-057 Wij hebben u geschapen; wilt gij dus niet gelooven, dat wij u van den dood kunnen opwekken? Wat denkt gij?
 | 
   نَحْنُ خَلَقْنَاكُمْ فَلَوْلاَ تُصَدِّقُونَ | 
 
 
   'Afara'aytum Mā Tumnūna 
  
     
    | 056-058 Het zaad dat gij uitwerpt.
 | 
   أَفَرَأَيْتُمْ مَا تُمْنُونَ | 
 
 
   'A'antum Takhluqūnahu~ 'Am Naĥnu Al-Khāliqūna 
  
     
    | 056-059 Schept gij dat, of zijn wij er de schepper van?
 | 
   أَأَنْتُمْ تَخْلُقُونَهُ~ُ أَمْ نَحْنُ الْخَالِقُونَ | 
 
 
   Naĥnu Qaddarnā Baynakumu Al-Mawta Wa Mā Naĥnu Bimasbūqīna 
  
     
    | 056-060 Wij hebben voor u allen den dood bepaald, en wij zullen daarin door niemand worden belet.
 | 
   نَحْنُ قَدَّرْنَا بَيْنَكُمُ الْمَوْتَ وَمَا نَحْنُ بِمَسْبُوقِينَ | 
 
 
   `Alá 'An Nubaddila 'Amthālakum Wa Nunshi'akum Fī Mā Lā Ta`lamūna 
  
     
    | 056-061 Wij zijn in staat anderen, gelijk gij in uw plaats te stellen, en u terug te brengen in den toestand of den vorm, dien gij niet kent.
 | 
   عَلَى أَنْ نُبَدِّلَ أَمْثَالَكُمْ وَنُنْشِئَكُمْ فِي مَا لاَ تَعْلَمُونَ | 
 
 
    Wa Laqad `Alimtumu An-Nash'ata Al-'Ūlá Falawlā Tadhkkarūna 
  
     
    | 056-062 Gij kent de schepping; wilt gij dus niet overwegen, dat wij u, door u op te wekken, weder kunnen voortbrengen?
 | 
   وَلَقَدْ عَلِمْتُمُ النَّشْأَةَ الأُولَى فَلَوْلاَ تَذكَّرُونَ | 
 
 
   'Afara'aytum Mā Taĥruthūna 
  
     
    | 056-063 Wat denkt gij? Het graan dat gij zaait.
 | 
   أَفَرَأَيْتُمْ مَا تَحْرُثُونَ | 
 
 
   'A'antum Tazra`ūnahu~ 'Am Naĥnu Az-Zāri`ūna 
  
     
    | 056-064 Doet gij dat uitbotten, of doen wij dat voortspruiten?
 | 
   أَأَنْتُمْ تَزْرَعُونَهُ~ُ أَمْ نَحْنُ الزَّارِعُونَ | 
 
 
   Law Nashā'u Laja`alnāhu Ĥuţāmāan Fažalaltum Tafakkahūna 
  
     
    | 056-065 Indien het ons behaagde, waarlijk, wij konden het droog en onvruchtbaar maken, zoodat gij niet zoudt ophouden u te verwonderen, zeggende:
 | 
   لَوْ نَشَاءُ لَجَعَلْنَاهُ حُطَاما ً فَظَلَلْتُمْ تَفَكَّهُونَ | 
 
 
   'Innā Lamughramūna 
  
     
    | 056-066 Waarlijk, wij hebben verbintenissen aangegaan voor zaad en arbeid,
 | 
   إِنَّا لَمُغْرَمُونَ | 
 
 
   Bal Naĥnu Maĥrūmūna 
  
     
    | 056-067 Maar het is ons niet geoorloofd, de vruchten daarvan te oogsten.
 | 
   بَلْ نَحْنُ مَحْرُومُونَ | 
 
 
   'Afara'aytumu Al-Mā'a Al-Ladhī Tashrabūna 
  
     
    | 056-068 Wat denkt gij? Het water dat gij drinkt.
 | 
   أَفَرَأَيْتُمُ الْمَاءَ الَّذِي تَشْرَبُونَ | 
 
 
   'A'antum 'Anzaltumūhu Mina Al-Muzni 'Am Naĥnu Al-Munzilūna 
  
     
    | 056-069 Zendt gij dat uit de wolken neder, of zenden wij het?
 | 
   أَأَنْتُمْ أَنزَلْتُمُوهُ مِنَ الْمُزْنِ أَمْ نَحْنُ الْمُنزِلُونَ | 
 
 
   Law Nashā'u Ja`alnāhu 'Ujājāan Falawlā Tashkurūna 
  
     
    | 056-070 Indien het ons behaagde, zouden wij het brak kunnen maken. Zult gij dus niet dankbaar wezen?
 | 
   لَوْ نَشَاءُ جَعَلْنَاهُ أُجَاجا ً فَلَوْلاَ تَشْكُرُونَ | 
 
 
   'Afara'aytumu An-Nāra Allatī Tūrūna 
  
     
    | 056-071 Wat denkt gij? Het vuur, dat gij door wrijving verkrijgt,
 | 
   أَفَرَأَيْتُمُ النَّارَ الَّتِي تُورُونَ | 
 
 
   'A'antum 'Ansha'tum Shajaratahā 'Am Naĥnu Al-Munshi'ūna 
  
     
    | 056-072 Brengt gij den boom voort, waardoor gij dat doet ontstaan? Of brengen wij dien voort?
 | 
   أَأَنْتُمْ أَنشَأْتُمْ شَجَرَتَهَا أَمْ نَحْنُ الْمُنشِئُونَ | 
 
 
   Naĥnu Ja`alnāhā Tadhkiratan Wa Matā`āan Lilmuqwīna 
  
     
    | 056-073 Wij hebben dit als eene vermaning bevolen en tot een voordeel voor hen, die door de woestijnen reizen.
 | 
   نَحْنُ جَعَلْنَاهَا تَذْكِرَة ً وَمَتَاعا ً لِلْمُقْوِينَ | 
 
 
   Fasabbiĥ Biāsmi Rabbika Al-`Ažīmi 
  
     
    | 056-074 Prijst dus den naam van uwen Heer, den grooten God.
 | 
   فَسَبِّحْ بِاسْمِ رَبِّكَ الْعَظِيمِ | 
 
 
   Falā 'Uqsimu Bimawāqi`i An-Nujūmi 
  
     
    | 056-075 Ik zweer echter, bij het ondergaan der sterren.
 | 
   فَلاَ أُقْسِمُ بِمَوَاقِعِ النُّجُومِ | 
 
 
    Wa 'Innahu Laqasamun Law Ta`lamūna `Ažīmun 
  
     
    | 056-076 (En waarlijk, dit is een groote eed, indien gij het slechts wist!)
 | 
   وَإِنَّهُ لَقَسَم ٌ لَوْ تَعْلَمُونَ عَظِيمٌ | 
 
 
   'Innahu Laqur'ānun Karīmun 
  
     
    | 056-077 Dat dit de uitmuntende Koran is.
 | 
   إِنَّهُ لَقُرْآنٌ كَرِيمٌ | 
 
 
   Fī Kitābin Maknūnin 
  
     
    | 056-078 Waarvan het oorspronkelijke in het welbewaarde boek is geschreven.
 | 
   فِي كِتَابٍ مَكْنُونٍ | 
 
 
   Lā Yamassuhu~ 'Illā Al-Muţahharūna 
  
     
    | 056-079 Niemand zal het aanraken, behalve zij, die rein zijn.
 | 
   لاَ يَمَسُّهُ~ُ إِلاَّ الْمُطَهَّرُونَ | 
 
 
   Tanzīlun Min Rabbi Al-`Ālamīna 
  
     
    | 056-080 Het is eene openbaring van den Heer van alle schepselen.
 | 
   تَنزِيلٌ مِنْ رَبِّ الْعَالَمِينَ | 
 
 
   'Afabihadhā Al-Ĥadīthi 'Antum Mud/hinūna 
  
     
    | 056-081 Zult gij dus deze nieuwe openbaring verachten?
 | 
   أَفَبِهَذَا الْحَدِيثِ أَنْتُمْ مُدْهِنُونَ | 
 
 
    Wa Taj`alūna Rizqakum 'Annakum Tukadhdhibūna 
  
     
    | 056-082 En is dit uwe vergelding voor uw voedsel, hetwelk gij van God ontvangt, dat gij u zelven loochent, hem daarvoor verplicht te zijn?
 | 
   وَتَجْعَلُونَ رِزْقَكُمْ أَنَّكُمْ تُكَذِّبُونَ | 
 
 
   Falawlā 'Idhā Balaghati Al-Ĥulqūma 
  
     
    | 056-083 Als de ziel van een stervend mensch tot zijne keel opstijgt.
 | 
   فَلَوْلاَ إِذَا بَلَغَتِ الْحُلْقُومَ | 
 
 
    Wa 'Antum Ĥīna'idhin Tanžurūna 
  
     
    | 056-084 En gij op hetzelfde oogenblik rond ziet.
 | 
   وَأَنْتُمْ حِينَئِذٍ تَنظُرُونَ | 
 
 
    Wa Naĥnu 'Aqrabu 'Ilayhi Minkum Wa Lakin Lā Tubşirūna 
  
     
    | 056-085 (En wij zijn hem nader dan gij; maar gij ziet zijn waren toestand niet).
 | 
   وَنَحْنُ أَقْرَبُ إِلَيْهِ مِنْكُمْ وَلَكِنْ لاَ تُبْصِرُونَ | 
 
 
   Falawlā 'In Kuntum Ghayra Madīnīna 
  
     
    | 056-086 Zoudt gij dan niet, indien gij hier namaals niet voor uwe daden werdt vergolden.
 | 
   فَلَوْلاَ إِنْ كُنتُمْ غَيْرَ مَدِينِينَ | 
 
 
   Tarji`ūnahā 'In Kuntum Şādiqīna 
  
     
    | 056-087 Die in het lichaam doen terugkeeren, indien gij de waarheid spreekt?
 | 
   تَرْجِعُونَهَا إِنْ كُنتُمْ صَادِقِينَ | 
 
 
   Fa'ammā 'In Kāna Mina Al-Muqarrabīna 
  
     
    | 056-088 En voor hem die tot degenen behoort, welke God zullen naderen.
 | 
   فَأَمَّا إِنْ كَانَ مِنَ الْمُقَرَّبِينَ | 
 
 
   Farawĥun Wa Rayĥānun Wa Jannatu Na`īmin 
  
     
    | 056-089 Zal de belooning zijn, rust, genade en een tuin van vermaak.
 | 
   فَرَوْحٌ وَرَيْحَانٌ وَجَنَّةُ نَعِيمٍ | 
 
 
    Wa 'Ammā 'In Kāna Min 'Aşĥābi Al-Yamīni 
  
     
    | 056-090 En behoort hij tot de makkers der rechterhand.
 | 
   وَأَمَّا إِنْ كَانَ مِنْ أَصْحَابِ الْيَمِينِ | 
 
 
   Fasalāmun Laka Min 'Aşĥābi Al-Yamīni 
  
     
    | 056-091 Dan zal hij gegroet worden met de begroeting: Vrede zij over u! door de makkers der rechterhand, zijne broeders.
 | 
   فَسَلاَم ٌ لَكَ مِنْ أَصْحَابِ الْيَمِينِ | 
 
 
    Wa 'Ammā 'In Kāna Mina Al-Mukadhdhibīna Ađ-Đāllīna 
  
     
    | 056-092 Of, indien hij tot hen behoort, die het ware geloof (den profeet) verworpen hebben. En afgedwaald zijn.
 | 
   وَأَمَّا إِنْ كَانَ مِنَ الْمُكَذِّبِينَ الضَّالِّينَ | 
 
 
   Fanuzulun Min Ĥamīmin 
  
     
    | 056-093 Zijn voedsel zal kokend water wezen.
 | 
   فَنُزُلٌ مِنْ حَمِيمٍ | 
 
 
    Wa Taşliyatu Jaĥīmin 
  
     
    | 056-094 En de verbranding door het hellevuur.
 | 
   وَتَصْلِيَةُ جَحِيمٍ | 
 
 
   'Inna Hādhā Lahuwa Ĥaqqu Al-Yaqīni 
  
     
    | 056-095 Waarlijk, dit is een zekere waarheid.
 | 
   إِنَّ هَذَا لَهُوَ حَقُّ الْيَقِينِ | 
 
 
   Fasabbiĥ Biāsmi Rabbika Al-`Ažīmi 
  
     
    | 056-096 Daarom prijst den naam van uwen Heer, den grooten God.
 | 
   فَسَبِّحْ بِاسْمِ رَبِّكَ الْعَظِيمِ | 
 
  | Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter |  Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ  |