Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

42) Sūrat Ash-Shūrá

Printed format

42) سُورَة الشُّورَى

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Ĥā-Mīm 042-001 Ha. Mim. حَا-مِيم
`Sq 042-002 Aïn. Sin. Kap. عسق
Kadhālika Yūĥī 'Ilayka Wa 'Ilá Al-Ladhīna Min Qablika Allāhu Al-`Azīzu Al-Ĥakīmu 042-003 Zoo openbaart de wijze God u zijnen wil, en op dezelfde wijze openbaarde hij dien aan de profeten, die voor u waren. كَذَلِكَ يُوحِ‍‍ي ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌وَ‌إِلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِكَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْعَز‍ِ‍ي‍‍زُ‌ ‌الْحَكِيمُ
Lahu Mā Fī As-Samāwāti Wa Mā Fī Al-'Arđi ۖ Wa Huwa Al-`Alīyu Al-`Ažīmu 042-004 Aan hem behoort alles wat in den hemel en op aarde is, en hij is de verheven, de groote God. لَ‍‍هُ مَا‌ فِي ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَمَا‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۖ ‌وَهُوَ‌ ‌الْعَلِيُّ ‌الْعَ‍‍ظِ‍‍يمُ
Takādu As-Samāwātu Yatafaţţarna Min Fawqihinna Wa ۚ Al-Malā'ikatu Yusabbiĥūna Biĥamdi Rabbihim Wa Yastaghfirūna Liman Al-'Arđi ۗ 'Alā 'Inna Allāha Huwa Al-Ghafūru Ar-Raĥīmu 042-005 Er is weinig toe noodig, dat de hemelen door de ontzaglijkheid zijner majesteit, vaneen worden gescheurd; de engelen verkondigen den lof van hunnen Heer, en vragen vergiffenis voor hen, die op de aarde wonen. Is God niet de Vergever van zonden, de Barmhartige? تَك‍‍َ‍ا‌دُ‌ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتُ يَتَفَ‍‍طَّ‍‍رْنَ مِ‍‌‍نْ فَوْ‍قِ‍‍هِ‍‍نَّ ۚ ‌وَ‌الْمَلاَئِكَةُ يُسَبِّح‍‍ُ‍ونَ بِحَمْدِ‌ ‌‍رَبِّهِمْ ‌وَيَسْتَ‍‍غْ‍‍فِر‍ُ‍‌ونَ لِمَ‍‌‍نْ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۗ ‌أَلاَ‌ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ هُوَ‌ ‌الْ‍‍غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌رُ‌ ‌ال‍رَّحِيمُ
Wa Al-Ladhīna Attakhadhū Min Dūnihi~ 'Awliyā'a Allāhu Ĥafīžun `Alayhim Wa Mā 'Anta `Alayhim Biwakīlin 042-006 Maar wat hen betreft, die andere goden tot hunne beschermers nevens hem nemen, God slaat hunne daden gade; want gij zijt geen opzichter over hen. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِهِ ‌أَ‌ولِي‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ حَف‍‍ِ‍ي‍‍ظٌ عَلَيْهِمْ ‌وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍تَ عَلَيْهِمْ بِوَكِيلٍ
Wa Kadhalika 'Awĥaynā 'Ilayka Qur'ānāan `Arabīyāan Litundhira 'Umma Al-Qurá Wa Man Ĥawlahā Wa Tundhira Yawma Al-Jam`i Lā Rayba Fīhi ۚ Farīqun Al-Jannati Wa Farīqun As-Sa`īri 042-007 Zoo hebben wij u een Arabischen Koran geopenbaard, opdat gij de stad Mekka zoudt waarschuwen, en de Arabieren die er omheen wonen, en dat gij hen met den dag der algemeene verzameling zoudt bedreigen, waaraan niet te twijfelen valt. Een deel zal dan in het paradijs worden geplaatst en een ander deel in de hel. وَكَذَلِكَ ‌أَ‌وْحَيْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ قُ‍‍رْ‌آناً‌ عَ‍رَبِيّا‌ ً‌ لِتُ‍‌‍نْ‍‍ذِ‌ر‍َ‍‌ ‌أُمّ‍َ ‌الْ‍‍قُ‍رَ‌ى‌ ‌وَمَ‍‌‍نْ حَوْلَهَا‌ ‌وَتُ‍‌‍نْ‍‍ذِ‌ر‍َ‍‌ يَ‍‍وْمَ ‌الْجَمْعِ لاَ‌ ‌‍رَيْ‍‍بَ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ۚ فَ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍ق‌‍ٌ‌ فِي ‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةِ ‌وَفَ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍ق‌‍ٌ‌ فِي ‌ال‍‍سَّعِي‍‍رِ
Wa Law Shā'a Allāhu Laja`alahum 'Ummatan Wāĥidatan Wa Lakin Yudkhilu Man Yashā'u Fī Raĥmatihi Wa ۚ Až-Žālimūna Mā Lahum Min Wa Līyin Wa Lā Naşīrin 042-008 Indien het Gode had behaagd, zou hij hen allen éénen godsdienst hebben doen belijden; maar hij leidt in zijne genade dengeen die hem behaagt, en de onrechtvaardigen zullen geen beschermer of helper hebben. وَلَوْ‌ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ لَجَعَلَهُمْ ‌أُمَّ‍‍ة ً‌ ‌وَ‌احِدَة ً‌ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ يُ‍‍دْ‍‍خِ‍‍لُ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ فِي ‌‍رَحْمَتِ‍‍هِ ۚ ‌وَ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ُ‍ونَ مَا‌ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ ‌وَلِيٍّ‌ ‌وَلاَ‌ نَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‍ٍ‍
'Am Attakhadhū Min Dūnihi~ 'Awliyā'a ۖ Fa-Allāhu Huwa Al-Walīyu Wa Huwa Yuĥyī Al-Mawtá Wa Huwa `Alá Kulli Shay'in Qadīrun 042-009 Nemen zij andere beschermers naast hem, terwijl toch God de eenige, ware beschermer is? Hij bezielt en doodt, en is almachtig. أَمْ ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِهِ ‌أَ‌وْلِي‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ۖ فَاللَّهُ هُوَ‌ ‌الْوَلِيُّ ‌وَهُوَ‌ يُحْيِي ‌المَوْتَى‌ ‌وَهُوَ‌ عَلَى‌ كُلِّ شَ‍‍يْء‌‌ٍقَ‍‍دِيرٌ
Wa Mā Akhtalaftum Fīhi Min Shay'in Faĥukmuhu~ 'Ilá Allāhi ۚ Dhalikumu Allāhu Rabbī `Alayhi Tawakkaltu Wa 'Ilayhi 'Unību 042-010 Over welke zaak gij ook moogt verschillen, de beslissing daarvan behoort aan God. Dit is God, mijn Heer, op hem vertrouw ik, en tot hem wend ik mij. وَمَا‌ ‌اخْ‍‍تَلَفْتُمْ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ مِ‍‌‍نْ شَ‍‍يْء‌‌ٍ‌ فَحُكْمُهُ~ُ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌ذَلِكُمُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌‍رَبِّي عَلَ‍‍يْ‍‍هِ تَوَكَّلْتُ ‌وَ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌أُنِيبُ
ţiru As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ Ja`ala Lakum Min 'Anfusikum 'Azwājāan Wa Mina Al-'An`ām 'Azwājāan ۖ Yadhra'uukum Fīhi ۚ Laysa Kamithlihi Shay'un ۖ Wa Huwa As-Samī`u Al-Başīru 042-011 De schepper van hemel en aarde heeft u vrouwen van uwe eigene soort gegeven, en mannelijke en vrouwelijk vee, waardoor hij u vermenigvuldigt. Er is niets aan hem gelijk, en hij is het, die alles hoort en ziet. فَاطِ‍‍ر‍ُ‍‌ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۚ جَعَلَ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌نْ‍‍فُسِكُمْ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجا‌ ً‌ ‌وَمِنَ ‌الأَنعَام ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجا‌ ًۖ يَذْ‌‍رَ‌ؤُكُمْ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ۚ لَ‍‍يْ‍‍سَ كَمِثْلِ‍‍هِ شَ‍‍يْء‌ٌۖ ‌وَهُوَ‌ ‌ال‍‍سَّم‍‍ِ‍ي‍‍عُ ‌البَ‍‍صِ‍‍يرُ
Lahu Maqālīdu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۖ Yabsuţu Ar-Rizqa Liman Yashā'u Wa Yaqdiru ۚ 'Innahu Bikulli Shay'in `Alīmun 042-012 Hem behooren de sleutels van hemel en aarde; hij geeft overvloedigen voorraad aan wien hem behaagt, en hij is spaarzaam naar zijn welbehagen: want hij kent alle dingen. لَ‍‍هُ مَ‍‍قَ‍‍ال‍‍ِ‍ي‍‍دُ‌ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۖ يَ‍‍بْ‍‍سُ‍‍طُ ‌ال‍‍رِّ‌زْ‍قَ لِمَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌وَيَ‍‍قْ‍‍دِ‌ر‍ُ‍‌ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ بِكُلِّ شَ‍‍يْءٍ‌ عَلِيمٌ
Shara`a Lakum Mina Ad-Dīni Mā Waşşá Bihi Nūĥāan Wa Al-Ladhī 'Awĥaynā 'Ilayka Wa Mā Waşşaynā Bihi~ 'Ibhīma Wa Mūsá Wa `Īsá ۖ 'An 'Aqīmū Ad-Dīna Wa Lā Tatafarraqū Fīhi ۚ Kabura `Alá Al-Mushrikīna Mā Tad`ūhum 'Ilayhi ۚ Allāhu Yajtabī 'Ilayhi Man Yashā'u Wa Yahdī 'Ilayhi Man Yunību 042-013 Hij heeft u den godsdienst aangewezen, welken hij aan Noach gaf, dien wij u, o Mahomet! hebben geopenbaard, en welken wij aan Abraham, Mozes en Jezus hebben aanbevolen, zeggende: Neemt dezen godsdienst in acht, en weest daarin niet verdeeld. De aanbidding van één God, waartoe gij hen uitnoodigt, is bedroevend voor de ongeloovigen. God zal daartoe verkiezen wien hem behaagt, en hij zal door die aanbidding leiden, wie berouw betoont. شَ‍رَعَ لَكُمْ مِنَ ‌ال‍‍دّ‍ِ‍ي‍‍نِ مَا‌ ‌وَ‍صَّ‍‍ى‌ بِ‍‍هِ نُوحا‌ ً‌ ‌وَ‌الَّذِي ‌أَ‌وْحَيْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌وَمَا‌ ‌وَ‍صَّ‍‍يْنَا‌ بِهِ ‌إِبْ‍‍‍رَ‌اه‍‍ِ‍ي‍‍مَ ‌وَمُوسَى‌ ‌وَعِيسَ‍‍ىۖ ‌أَ‌نْ ‌أَ‍قِ‍‍يمُو‌ا‌ال‍‍دّ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَلاَ‌ تَتَفَ‍رَّ‍قُ‍‍و‌ا‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ ۚ كَبُ‍رَ‌ عَلَى‌ ‌الْمُشْ‍‍رِك‍‍ِ‍ي‍‍نَ مَا‌ تَ‍‍دْعُوهُمْ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ ۚ ‌اللَّ‍‍هُ يَ‍‍جْ‍‍تَبِ‍‍ي ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌وَيَهْدِي ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ مَ‍‌‍نْ يُنِيبُ
Wa Mā Tafarraqū 'Illā Min Ba`di Mā Jā'ahumu Al-`Ilmu Baghyāan Baynahum ۚ Wa Lawlā Kalimatun Sabaqat Min Rabbika 'Ilá 'Ajalin Musamman Laquđiya Baynahum ۚ Wa 'Inna Al-Ladhīna 'Ūrithū Al-Kitāba Min Ba`dihim Lafī Shakkin Minhu Murībin 042-014 Zij, die in verleden tijden leefden, waren niet onder elkander verdeeld, dan nadat de kennis van Gods eenheid tot hen was gekomen, en dit was door hunne eigene verdorvenheid. Indien Gods woord, dat de straf op een vooraf bepaalden tijd uitstelde, niet vroeger ware uitgesproken, zou er reeds tusschen hen zijn beslist. Zij, die de schriften na hen hebben geërfd, verkeeren zekerlijk daaromtrent in een verwarden twijfel. وَمَا‌ تَفَ‍رَّ‍قُ‍‍و‌ا‌ ‌إِلاَّ‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ مَا‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَهُمُ ‌الْعِلْمُ بَ‍‍غْ‍‍يا‌ ً‌ بَيْنَهُمْ ۚ ‌وَلَوْلاَ‌ كَلِمَة‌‍ٌ‌ سَبَ‍‍قَ‍‍تْ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبِّكَ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أَجَلٍ‌ مُسَ‍‍مّ‍‍ى‌ ً‌ لَ‍‍قُ‍‍ضِ‍‍يَ بَيْنَهُمْ ۚ ‌وَ‌إِنَّ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌أ‍ُ‍‌و‌رِثُو‌ا‌الْكِت‍‍َ‍ابَ مِ‍‌‍نْ بَعْدِهِمْ لَفِي شَكٍّ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ مُ‍‍رِيبٍ
Falidhalika Fād`u ۖ Wa Astaqim Kamā 'Umirta ۖ Wa Lā Tattabi` 'Ahwā'ahum ۖ Wa Qul 'Āmantu Bimā 'Anzala Allāhu Min Kitābin ۖ Wa 'Umirtu Li'`dila Baynakumu ۖ Allāhu Rabbunā Wa Rabbukum ۖ Lanā 'A`mālunā Wa Lakum 'A`mālukum ۖ Lā Ĥujjata Baynanā Wa Baynakumu ۖ Allāhu Yajma`u Baynanā ۖ Wa 'Ilayhi Al-Maşīru 042-015 Noodig hen dus uit, het zekere geloof te ontvangen, en dring bij hen aan, zooals u is bevolen. Volg niet hunne ijdele begeerten, en zeg: Ik geloof in al de schriften welke God heeft nedergezonden, en mij is bevolen rechtvaardigheid tusschen u uit te oefenen. God is onze Heer en uw Heer: aan ons zullen onze werken worden toegekend, en aan u zullen uwe werken worden toegeschreven: laat er tusschen ons en u geen krakeel bestaan; want God zal ons allen op den jongsten dag verzamelen en tot hem zullen wij terugkeeren. فَلِذَلِكَ فَا‌دْعُ ۖ ‌وَ‌اسْتَ‍‍قِ‍‍مْ كَمَ‍‍ا‌ ‌أُمِ‍‍رْتَ ۖ ‌وَلاَ‌ تَتَّبِعْ ‌أَهْو‍َ‍‌ا‌ءَهُمْ ۖ ‌وَ‍قُ‍‍لْ ‌آمَ‍‌‍نْ‍‍تُ بِمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍زَلَ ‌اللَّ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ كِت‍‍َ‍ابٍۖ ‌وَ‌أُمِ‍‍رْتُ لِأعْدِلَ بَيْنَكُمُ ۖ ‌اللَّ‍‍هُ ‌‍رَبُّنَا‌ ‌وَ‌‍رَبُّكُمْ ۖ لَنَ‍‍ا‌ ‌أَعْمَالُنَا‌ ‌وَلَكُمْ ‌أَعْمَالُكُمْ ۖ لاَ‌ حُجَّةَ بَيْنَنَا‌ ‌وَبَيْنَكُمُ ۖ ‌اللَّ‍‍هُ يَ‍‍جْ‍‍مَعُ بَيْنَنَا‌ ۖ ‌وَ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌الْمَ‍‍صِ‍‍يرُ
Wa Al-Ladhīna Yuĥājjūna Fī Al-Lahi Min Ba`di Mā Astujība Lahu Ĥujjatuhum Dāĥiđatun `Inda Rabbihim Wa `Alayhim Ghađabun Wa Lahum `Adhābun Shadīdun 042-016 Wat hen betreft, die nopens God twisten, nadat zij zich reeds aan hem hadden onderworpen, door het ontvangen van zijnen godsdienst, hun twist zal ijdel zijn in het gezicht van hunnen Heer. Zijne gramschap zal over hen komen, en zij zullen eene gestrenge straf ondergaan. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُح‍‍َ‍اجّ‍‍ُ‍ونَ فِي ‌اللَّهِ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ مَا‌ ‌اسْتُج‍‍ِ‍ي‍‍بَ لَ‍‍هُ حُجَّتُهُمْ ‌دَ‌احِ‍‍ضَ‍‍ةٌ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌‍رَبِّهِمْ ‌وَعَلَيْهِمْ غَ‍‍ضَ‍‍بٌ‌ ‌وَلَهُمْ عَذ‍َ‍‌اب‌‍ٌ‌ شَدِيدٌ
Al-Lahu Al-Ladhī 'Anzala Al-Kitāba Bil-Ĥaqqi Wa Al-Mīzāna ۗ Wa Mā Yudrīka La`alla As-Sā`ata Qarībun 042-017 God is het, die de schrift en de weegschaal van het ware oordeel met waarheid heeft nedergezonden, en wat zal u onderrichten, of het uur nabij is? اللَّهُ ‌الَّذِي ‌أَ‌نْ‍‍زَلَ ‌الْكِت‍‍َ‍ابَ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ‌وَ‌الْمِيز‍َ‍‌انَ ۗ ‌وَمَا‌ يُ‍‍دْ‌ر‍ِ‍ي‍‍كَ لَعَلَّ ‌ال‍‍سَّاعَةَ قَ‍‍رِيبٌ
Yasta`jilu Bihā Al-Ladhīna Lā Yu'uminūna Bihā Wa ۖ Al-Ladhīna 'Āmanū Mushfiqūna Minhā Wa Ya`lamūna 'Annahā Al-Ĥaqqu ۗ 'Alā 'Inna Al-Ladhīna Yumārūna Fī As-Sā`ati Lafī Đalālin Ba`īdin 042-018 Zij, die daaraan niet gelooven, wenschen het langs den weg der spotternij te verhaasten; maar zij die gelooven, beven daarvoor en weten dat het de waarheid is. Verkeeren niet zij, die omtrent het jongste uur twisten, in eene dwaling? يَسْتَعْجِلُ بِهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ بِهَا‌ ۖ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ مُشْفِ‍‍قُ‍‍ونَ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ‌وَيَعْلَم‍‍ُ‍ونَ ‌أَنَّ‍‍هَا‌ ‌الْحَ‍‍قُّ ۗ ‌أَلاَ‌ ‌إِنَّ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُمَا‌ر‍ُ‍‌ونَ فِي ‌ال‍‍سَّاعَةِ لَفِي ضَ‍‍لاَل ٍ‌ بَعِيدٍ
Al-Lahu Laţīfun Bi`ibādihi Yarzuqu Man Yashā'u ۖ Wa Huwa Al-Qawīyu Al-`Azīzu 042-019 God is goed voor zijne dienaren, hij zorgt voor hen die hem behagen, en hij, de Almachtige, is gestreng. اللَّهُ لَ‍‍طِ‍‍ي‍‍ف‌‍ٌ‌ بِعِبَا‌دِهِ يَرْ‌زُ‍قُ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۖ ‌وَهُوَ‌ ‌الْ‍‍قَ‍‍وِيُّ ‌العَزِيزُ
Man Kāna Yurīdu Ĥartha Al-'Ākhirati Nazid Lahu Fī Ĥarthihi ۖ Wa Man Kāna Yurīdu Ĥartha Ad-Dunyā Nu'utihi Minhā Wa Mā Lahu Fī Al-'Ākhirati Min Naşībin 042-020 Hij die het veld des volgenden levens ter bebouwing verkiest, zullen wij eene vermeerdering zijner bebouwing schenken, en wie het veld van deze wereld ter bebouwing verkiest, dezen zullen wij de vruchten daarvan geven; maar hij zal geen deel in het volgende leven hebben. مَ‍‌‍نْ ك‍‍َ‍انَ يُ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍دُ‌ حَرْثَ ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ نَزِ‌دْ‌ لَ‍‍هُ فِي حَرْثِ‍‍هِ ۖ ‌وَمَ‍‌‍نْ ك‍‍َ‍انَ يُ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍دُ‌ حَرْثَ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ نُؤتِ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ‌وَمَا‌ لَ‍‍هُ فِي ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ مِ‍‌‍نْ نَ‍‍صِ‍‍يبٍ
'Am Lahum Shurakā'u Shara`ū Lahum Mina Ad-Dīni Mā Lam Ya'dhan Bihi Allāhu ۚ Wa Lawlā Kalimatu Al-Faşli Laquđiya Baynahum ۗ Wa 'Inna Až-Žālimīna Lahum `Adhābun 'Alīmun 042-021 Hebben de afgodendienaars godheden die hun een godsdienst bevelen, welken God niet heeft veroorloofd? Maar indien het besluit niet ware genomen tot uitstel hunner straf, tot den dag waarop de ongeloovigen van de ware geloovigen zullen worden gescheiden, waarlijk, dan zou reeds tusschen hen zijn geoordeeld; want de onrechtvaardige zal zekerlijk eene pijnlijke marteling ondergaan. أَمْ لَهُمْ شُ‍رَك‍‍َ‍ا‌ءُ‌ شَ‍رَعُو‌ا‌ لَهُمْ مِنَ ‌ال‍‍دّ‍ِ‍ي‍‍نِ مَا‌ لَمْ يَأْ‌ذَ‌نْ بِهِ ‌اللَّ‍‍هُ ۚ ‌وَلَوْلاَ‌ كَلِمَةُ ‌الْفَ‍‍صْ‍‍لِ لَ‍‍قُ‍‍ضِ‍‍يَ بَيْنَهُمْ ۗ ‌وَ‌إِنَّ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ لَهُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ ‌أَلِيمٌ
Tará Až-Žālimīna Mushfiqīna Mimmā Kasabū Wa Huwa Wāqi`un Bihim Wa ۗ Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Amilū Aş-Şāliĥāti Fī Raāti Al-Jannāti ۖ Lahum Mā Yashā'ūna `Inda Rabbihim ۚ Dhālika Huwa Al-Fađlu Al-Kabīru 042-022 Op dien dag zult gij de onrechtvaardigen in grooten schrik zien, om hunne booze daden, en de straf daarvan zal op hen nederkomen; maar zij die gelooven en goede werken doen, zullen de heerlijke perken van het paradijs bewonen; zij zullen bij hunnen Heer alles verkrijgen wat zij zullen begeeren. Dit is de grootste belooning. تَ‍رَ‌ى‌ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ مُشْفِ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ كَسَبُو‌ا‌ ‌وَهُوَ‌ ‌وَ‌اقِ‍‍ع‌‍ٌ‌ بِهِمْ ۗ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ ‌وَعَمِلُو‌ا‌ال‍‍صَّ‍‍الِح‍‍َ‍اتِ فِي ‌‍رَ‌وْ‍ضَ‍‍اتِ ‌الْجَ‍‍نّ‍‍َ‍اتِ ۖ لَهُمْ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌ونَ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌‍رَبِّهِمْ ۚ ‌ذَلِكَ هُوَ‌ ‌الْفَ‍‍ضْ‍‍لُ ‌الكَبِيرُ
Dhālika Al-Ladhī Yubashshiru Allāhu `Ibādahu Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Amilū Aş-Şāliĥāti ۗ Qul Lā 'As'alukum `Alayhi 'Ajan 'Illā Al-Mawaddata Fī Al-Qurbá ۗ Wa Man Yaqtarif Ĥasanatan Nazid Lahu Fīhā Ĥusnāan ۚ 'Inna Allāha Ghafūrun Shakūrun 042-023 Dit is wat God aan zijne dienaren beloofde, die gelooven en goede werken verrichten. Zeg: Ik vraag geenerlei belooning van u, voor deze mijne prediking, behalve de liefde jegens uwe verwanten; en hij die het goede verdiend zal hebben door eene goede daad, aan dien zullen wij de verdienste van eene andere goede daad toevoegen; want God is tot vergeven geneigd, en gereed te beloonen. ذَلِكَ ‌الَّذِي يُبَشِّ‍‍ر‍ُ‍‌ ‌اللَّ‍‍هُ عِبَا‌دَهُ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ ‌وَعَمِلُو‌ا‌ال‍‍صَّ‍‍الِح‍‍َ‍اتِ ۗ قُ‍‍لْ لاَ‌ ‌أَسْأَلُكُمْ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌أَجْ‍‍ر‌ا‌‌ ً‌ ‌إِلاَّ‌ ‌الْمَوَ‌دَّةَ فِي ‌الْ‍‍قُ‍‍رْبَى‌ ۗ ‌وَمَ‍‌‍نْ يَ‍‍قْ‍‍تَ‍‍رِفْ حَسَنَة ً‌ نَزِ‌دْ‌ لَ‍‍هُ فِيهَا‌ حُسْنا‌‌ ًۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ غَ‍‍ف‍‍ُ‍و‌ر‌‌ٌ‌ شَكُو‌رٌ
'Am Yaqūlūna Aftará `Alá Allāhi Kadhibāan ۖ Fa'in Yasha'i Allāhu Yakhtim `Alá Qalbika ۗ Wa Yamĥu Allāhu Al-Bāţila Wa Yuĥiqqu Al-Ĥaqqa Bikalimātihi~ ۚ 'Innahu `Alīmun Bidhāti Aş-Şudūri 042-024 Zeggen zij: Mahomet heeft lasterlijk eene leugen nopens God uitgedacht? Indien het Gode behaagde, kon hij uw hart dichtzegelen, en de leugen volkomen vernietigen en de waarheid in zijne woorden staven: want hij kent de binnenste deelen der menschelijke borst. أَمْ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ ‌افْتَ‍رَ‌ى‌ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ كَذِبا‌‌ ًۖ فَإِ‌نْ يَشَأِ‌ ‌اللَّ‍‍هُ يَ‍‍خْ‍‍تِمْ عَلَى‌ قَ‍‍لْبِكَ ۗ ‌وَيَمْحُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْبَاطِ‍‍لَ ‌وَيُحِ‍‍قُّ ‌الْحَ‍‍قَّ بِكَلِمَاتِهِ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ عَل‍‍ِ‍ي‍‍م‌‍ٌ‌ بِذ‍َ‍‌اتِ ‌ال‍‍صُّ‍‍دُ‌و‌رِ
Wa Huwa Al-Ladhī Yaqbalu At-Tawbat `An `Ibādihi Wa Ya`fū `Ani As-Sayyi'āti Wa Ya`lamu Mā Taf`alūna 042-025 Hij is het, die het berouw van zijne dienaren aanneemt, zonden vergeeft en weet wat gij doet. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي يَ‍‍قْ‍‍بَلُ ‌ال‍‍تَّوبَة عَ‍‌‍نْ عِبَا‌دِهِ ‌وَيَعْفُو‌ عَنِ ‌ال‍‍سَّيِّئ‍‍َ‍اتِ ‌وَيَعْلَمُ مَا‌ تَفْعَلُونَ
Wa Yastajību Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Amilū Aş-Şāliĥāti Wa Yazīduhum Min Fađlihi Wa ۚ Al-Kāfirūna Lahum `Adhābun Shadīdun 042-026 Hij zal zijn oor neigen tot hen, die gelooven en rechtvaardigheid uitoefenen, en zal van zijne gunsten bijvoegen, boven hetgeen zij zullen vragen of verdienen; maar de ongeloovigen zullen eene gestrenge straf doorstaan. وَيَسْتَج‍‍ِ‍ي‍‍بُ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ ‌وَعَمِلُو‌ا‌ال‍‍صَّ‍‍الِح‍‍َ‍اتِ ‌وَيَزِيدُهُمْ مِ‍‌‍نْ فَ‍‍ضْ‍‍لِ‍‍هِ ۚ ‌وَ‌الْكَافِر‍ُ‍‌ونَ لَهُمْ عَذ‍َ‍‌اب‌‍ٌ‌ شَدِيدٌ
Wa Law Basaţa Allāhu Ar-Rizqa Li`ibādihi Labaghaw Fī Al-'Arđi Wa Lakin Yunazzilu Biqadarin Mā Yashā'u ۚ 'Innahu Bi`ibādihi Khabīrun Başīrun 042-027 Indien God den menschen zijne gunsten in overvloed schonk, zouden zij zich zekerlijk onbeschaamd op aarde gedragen; maar hij zendt met mate tot ieder neder die hem behaagt: want hij ziet en kent den toestand zijner dienaren wel. وَلَوْ‌ بَسَ‍‍طَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌ال‍‍رِّ‌زْ‍قَ لِعِبَا‌دِهِ لَبَ‍‍غَ‍‍وْ‌ا‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ يُنَزِّلُ بِ‍‍قَ‍‍دَ‌ر‌ٍ‌ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ بِعِبَا‌دِهِ خَ‍‍ب‍‍ِ‍ي‍‍ر‌ٌ‌ بَ‍‍صِ‍‍يرٌ
Wa Huwa Al-Ladhī Yunazzilu Al-Ghaytha Min Ba`di Mā Qanaţū Wa Yanshuru Raĥmatahu ۚ Wa Huwa Al-Walīyu Al-Ĥamīdu 042-028 Hij is het, die den regen nederzendt, nadat de menschen daaraan hebben gewanhoopt; hij spreidt zijne genade uit, en hij is de schuts die, terecht, moet worden geprezen. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي يُنَزِّلُ ‌الْ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ثَ مِ‍‌‍نْ بَعْدِ‌ مَا‌ قَ‍‍نَ‍‍طُ‍‍و‌ا‌ ‌وَيَ‍‌‍ن‍‍شُرُ‌ ‌‍رَحْمَتَ‍‍هُ ۚ ‌وَهُوَ‌ ‌الْوَلِيُّ ‌الْحَمِيدُ
Wa Min 'Āyātihi Khalqu As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Mā Baththa Fīhimā Min Dābbatin ۚ Wa Huwa `Alá Jam`ihim 'Idhā Yashā'u Qadīrun 042-029 Onder zijne teekenen is de schepping van hemel en aarde, van de levende schepselen, waarmede hij beiden heeft gevuld. Hij is in staat hen voor zijne rechtbank te verzamelen, wanneer hem dit behaagt. وَمِ‍‌‍نْ ‌آيَاتِ‍‍هِ خَ‍‍لْ‍‍قُ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌وَمَا‌ بَثَّ فِيهِمَا‌ مِ‍‌‍نْ ‌د‍َ‍‌ابَّةٍۚ ‌وَهُوَ‌ عَلَى‌ جَمْعِهِمْ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ قَ‍‍دِيرٌ
Wa Mā 'Aşābakum Min Muşībatin Fabimā Kasabat 'Aydīkum Wa Ya`fū `An Kathīrin 042-030 Welk ongeluk u ook treffe, het is u door God toegezonden, om hetgeen uwe vaders hebben verdiend, en toch vergeeft hij vele dingen. وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‍صَ‍‍ابَكُمْ مِ‍‌‍نْ مُ‍‍صِ‍‍يبَة‌‍ٍ‌ فَبِمَا‌ كَسَبَتْ ‌أَيْدِيكُمْ ‌وَيَعْفُو‌ عَ‍‌‍نْ كَثِي‍‍ر‍ٍ‍
Wa Mā 'Antum Bimu`jizīna Fī Al-'Arđi ۖ Wa Mā Lakum Min Dūni Allāhi Min Wa Līyin Wa Lā Naşīrin 042-031 Gij zult de goddelijke wraak op aarde niet verijdelen, en gij zult geen ondersteuner of helper tegen God hebben. وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ بِمُعْجِز‍ِ‍ي‍‍نَ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۖ ‌وَمَا‌ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ ‌وَلِيٍّ‌ ‌وَلاَ‌ نَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‍ٍ‍
Wa Min 'Āyātihi Al-Jawāri Fī Al-Baĥri Kāl'a`lāmi 042-032 Onder zijne teekenen behooren ook de schepen, die met vlugheid de golven der zee klieven, en als hooge bergen oprijzen; وَمِ‍‌‍نْ ‌آيَاتِهِ ‌الْجَو‍َ‍‌ا‌ر‍ِ‍‌ فِي ‌الْبَحْ‍‍ر‍ِ‍‌ كَالأَعْلاَمِ
'In Yasha' Yuskini Ar-Rīĥa Fayažlalna Rawākida `Alá Žahrihi~ ۚ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin Likulli Şabbārin Shakūrin 042-033 Indien het hem behaagt, doet hij den wind ophouden en de schepen op den rug van het water stil liggen (waarlijk hierin zijn teekenen voor iederen lijdzame en dankbare). إِ‌نْ يَشَأْ‌ يُسْكِنِ ‌ال‍‍رّ‍ِ‍ي‍‍حَ فَيَ‍‍ظْ‍‍لَلْنَ ‌‍رَ‌وَ‌اكِدَ‌ عَلَى‌ ظَ‍‍هْ‍‍رِهِ ۚ ‌إِنَّ فِي ‌ذَلِكَ لَآي‍‍َ‍ات‍ٍ‌ لِكُلِّ صَ‍‍بّ‍‍َ‍ا‌ر‌‌ٍ‌ شَكُو‌رٍ
'Aw Yūbiqhunna Bimā Kasabū Wa Ya`fu `An Kathīrin 042-034 Of hij vernietigt die door schipbreuk, om hetgeen hunne bemanning heeft verdiend. Doch hij vergeeft vele dingen. أَ‌وْ‌ يُوبِ‍‍قْ‍‍هُ‍‍نَّ بِمَا‌ كَسَبُو‌ا‌ ‌وَيَعْفُ عَ‍‌‍نْ كَثِي‍‍ر‍ٍ‍
Wa Ya`lama Al-Ladhīna Yujādilūna Fī 'Āyātinā Mā Lahum Min Maĥīşin 042-035 En zij, die onze teekenen betwisten, zullen weten, dat er geen weg voor hen zal wezen, om onze wraak te ontkomen. وَيَعْلَمَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُجَا‌دِل‍‍ُ‍ونَ فِ‍‍ي ‌آيَاتِنَا‌ مَا‌ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ مَحِي‍‍صٍ
Famā 'Ūtītum Min Shay'in Famatā`u Al-Ĥayāati Ad-Dunۖ Wa Mā `Inda Allāhi Khayrun Wa 'Abqá Lilladhīna 'Āmanū Wa `Alá Rabbihim Yatawakkalūna 042-036 Welke dingen u ook zijn geschonken, zij zijn slechts het genot van dit tegenwoordige leven; maar de belooning, die met God is, blijft beter en duurzamer, voor hen die gelooven, en hun vertrouwen in hunnen Heer stellen; فَمَ‍‍ا‌ ‌أ‍ُ‍‌وتِيتُمْ مِ‍‌‍نْ شَ‍‍يْء‌‌ٍ‌ فَمَت‍‍َ‍اعُ ‌الْحَي‍‍َ‍اةِ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ ۖ ‌وَمَا‌ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ خَ‍‍يْ‍‍ر‌ٌ‌ ‌وَ‌أَبْ‍‍‍‍قَ‍‍ى‌ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ ‌وَعَلَى‌ ‌‍رَبِّهِمْ يَتَوَكَّلُونَ
Wa Al-Ladhīna Yajtanibūna Kabā'ira Al-'Ithmi Wa Al-Fawāĥisha Wa 'Idhā Mā Ghađibū Hum Yaghfirūna 042-037 En die hatelijke en lage misdaden vermijden, en vergeven, als zij misnoegd zijn; وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍‍جْ‍‍تَنِب‍‍ُ‍ونَ كَب‍‍َ‍ائِ‍‍ر‍َ‍‌ ‌الإِثْمِ ‌وَ‌الْفَوَ‌احِشَ ‌وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ مَا‌ غَ‍‍ضِ‍‍بُو‌ا‌ هُمْ يَ‍‍غْ‍‍فِرُ‌ونَ
Wa Al-Ladhīna Astajābū Lirabbihim Wa 'Aqāmū Aş-Şalāata Wa 'Amruhum Shūrá Baynahum Wa Mimmā Razaqnāhum Yunfiqūna 042-038 En die naar hunnen Heer luisteren en standvastig in het gebed zijn, en wier zaken geregeld worden door wederzijdsche raadpleging, en die aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken; وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اسْتَجَابُو‌ا‌ لِ‍رَبِّهِمْ ‌وَ‌أَ‍قَ‍‍امُو‌ا‌ال‍‍صَّ‍‍لاَةَ ‌وَ‌أَمْرُهُمْ شُو‌‍رَ‌ى‌ بَيْنَهُمْ ‌وَمِ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌‍رَ‌زَ‍قْ‍‍نَاهُمْ يُ‍‌‍نْ‍‍فِ‍‍قُ‍‍ونَ
Wa Al-Ladhīna 'Idhā 'Aşābahumu Al-Baghyu Hum Yantaşirūna 042-039 En hij, die, wanneer hem nadeel is toegebracht, het zelf wreekt. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‍صَ‍‍ابَهُمُ ‌الْبَ‍‍غْ‍‍يُ هُمْ يَ‍‌‍نْ‍‍تَ‍‍صِ‍‍رُ‌ونَ
Wa Jazā'u Sayyi'atin Sayyi'atun Mithluhā ۖ Faman `Afā Wa 'Aşlaĥa Fa'ajruhu `Alá Allāhi ۚ 'Innahu Lā Yuĥibbu Až-Žālimīna 042-040 En de wedervergelding van het kwaad daaraan geëvenredigd doet zijn; maar hij die vergeeft en met zijn vijand verzoend is, zal zijne belooning van God ontvangen; want hij bemint de onrechtvaardigheid niet. وَجَز‍َ‍‌ا‌ءُ‌ سَيِّئَة‌‍ٍ‌ سَيِّئَةٌ‌ مِثْلُهَا‌ ۖ فَمَ‍‌‍نْ عَفَا‌ ‌وَ‌أَ‍صْ‍‍لَحَ فَأَجْ‍‍رُهُ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ لاَ‌ يُحِبُّ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِمِينَ
Wa Lamani Antaşara Ba`da Žulmihi Fa'ūlā'ika Mā `Alayhim Min Sabīlin 042-041 En hij die zich zelven zal wreken, nadat hem nadeel zal zijn toegebracht; Opzichtens dezen is het niet geoorloofd, hen daarvoor te straffen; وَلَمَنِ ‌ان‍‍تَ‍‍صَ‍رَ‌ بَعْدَ‌ ظُ‍‍لْمِ‍‍هِ فَأ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ مَا‌ عَلَيْهِمْ مِ‍‌‍نْ سَبِيلٍ
'Innamā As-Sabīlu `Alá Al-Ladhīna Yažlimūna An-Nāsa Wa Yabghūna Fī Al-'Arđi Bighayri Al-Ĥaqqi ۚ 'Ūlā'ika Lahum `Adhābun 'Alīmun 042-042 Maar is alleen geoorloofd hen te straffen, die de menschen onrecht doen en onbeschaamd op aarde tegen de rechtvaardigheid handelen; deze zullen eene gestrenge straf ondergaan. إِنَّ‍‍مَا‌ ‌ال‍‍سَّب‍‍ِ‍ي‍‍لُ عَلَى‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍‍ظْ‍‍لِم‍‍ُ‍ونَ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍اسَ ‌وَيَ‍‍بْ‍‍‍‍غُ‍‍ونَ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ بِ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌الْحَ‍‍قِّ ۚ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ لَهُمْ عَذ‍َ‍‌ابٌ ‌أَلِيمٌ
Wa Laman Şabara Wa Ghafara 'Inna Dhālika Lamin `Azmi Al-'Umūri 042-043 Die beleedigingen geduldig verdraagt en vergeeft, waarlijk, het is een noodzakelijk werk. وَلَمَ‍‌‍نْ صَ‍‍بَ‍رَ‌ ‌وَ‍‍غَ‍‍فَ‍رَ‌ ‌إِنَّ ‌ذَلِكَ لَمِ‍‌‍نْ عَزْمِ ‌الأُمُو‌رِ
Wa Man Yuđlili Allāhu Famā Lahu Min Wa Līyin Min Ba`dihi ۗ Wa Tará Až-Žālimīna Lammā Ra'aw Al-`Adhāba Yaqūlūna Hal 'Ilá Maraddin Min Sabīlin 042-044 Hij, dien God zal doen dwalen, zal hierna geen ondersteuner hebben. Gij zult de goddeloozen zien. Die zeggen zullen als zij de straf zullen aanschouwen, welke voor hen is gereed gemaakt: Is er geen weg om in de wereld terug te keeren? وَمَ‍‌‍نْ يُ‍‍ضْ‍‍لِلِ ‌اللَّ‍‍هُ فَمَا‌ لَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ ‌وَلِيٍّ‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدِهِ ۗ ‌وَتَ‍رَ‌ى‌ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ لَ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌‍رَ‌أَ‌وْ‌ا‌ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابَ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ هَلْ ‌إِلَى‌ مَ‍رَ‌دّ‌ٍ‌ مِ‍‌‍نْ سَبِيلٍ
Wa Tahum Yu`rađūna `Alayhā Khāshi`īna Mina Adh-Dhulli Yanžurūna Min Ţarfin Khafīyin ۗ Wa Qāla Al-Ladhīna 'Āmanū 'Inna Al-Khāsirīna Al-Ladhīna Khasirū 'Anfusahum Wa 'Ahlīhim Yawma Al-Qiyāmati ۗ 'Alā 'Inna Až-Žālimīna Fī `Adhābin Muqīmin 042-045 En gij zult hen aan het vuur der hel blootgesteld zien, verplet door de schande welke zij zullen ondergaan; zij zullen zijdelings en steelsgewijze naar het vuur zien, en de ware geloovigen zullen zeggen: Waarlijk, de verliezers zijn zij, die op den dag der opstanding hunne eigene zielen en hunne gezinnen hebben verloren. Zullen de goddeloozen niet in de eeuwige marteling verblijven? وَتَ‍رَ‌اهُمْ يُعْ‍رَضُ‍‍ونَ عَلَيْهَا‌ خَ‍‍اشِع‍‍ِ‍ي‍‍نَ مِنَ ‌ال‍‍ذُّلِّ يَ‍‌‍نْ‍‍‍‍ظُ‍‍ر‍ُ‍‌ونَ مِ‍‌‍نْ طَ‍‍رْفٍ خَ‍‍فِيٍّۗ ‌وَ‍قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُ‍‍و‌ا‌ ‌إِنَّ ‌الْ‍‍خَ‍‍اسِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ خَ‍‍سِرُ‌و‌ا‌ ‌أَ‌ن‍‍فُسَهُمْ ‌وَ‌أَهْلِيهِمْ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ۗ ‌أَلاَ‌ ‌إِنَّ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ فِي عَذ‍َ‍‌ابٍ‌ مُ‍‍قِ‍‍يمٍ
Wa Mā Kāna Lahum Min 'Awliyā'a Yanşurūnahum Min Dūni Allāhi ۗ Wa Man Yuđlili Allāhu Famā Lahu Min Sabīlin 042-046 Zij zullen geene ondersteuners hebben om hen tegen God te verdedigen, en dien God zal doen dwalen, zal geen weg tot de waarheid vinden. وَمَا‌ ك‍‍َ‍انَ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌وْلِي‍‍َ‍ا‌ءَ‌ يَ‍‌‍ن‍‍صُ‍‍رُ‌ونَهُمْ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ ۗ ‌وَمَ‍‌‍نْ يُ‍‍ضْ‍‍لِلِ ‌اللَّ‍‍هُ فَمَا‌ لَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ سَبِيلٍ
Astajībū Lirabbikum Min Qabli 'An Ya'tiya Yawmun Lā Maradda Lahu Mina Allāhi ۚ Mā Lakum Min Malja'iin Yawma'idhin Wa Mā Lakum Min Nakīrin 042-047 Luister naar uwen Heer alvorens de dag komt, dien God niet zal achterhouden, Gij zult geen toevluchtsoord op dien dag hebben, noch zult gij in staat zijn uwe zonden te loochenen. اسْتَجِيبُو‌ا‌ لِ‍رَبِّكُمْ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِ ‌أَ‌نْ يَأْتِيَ يَ‍‍وْم ٌ‌ لاَ‌ مَ‍رَ‌دَّ‌ لَ‍‍هُ مِنَ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ مَا‌ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ مَلْجَإ‌ٍ‌ يَوْمَئِذ‌ٍ‌ ‌وَمَا‌ لَكُمْ مِ‍‌‍نْ نَكِي‍‍ر‍ٍ‍
Fa'in 'A`rađū Famā 'Arsalnāka `Alayhim Ĥafīžāan ۖ 'In `Alayka 'Illā Al-Balāghu ۗ Wa 'Innā 'Idhā 'Adhaq Al-'Insāna Minnā Raĥmatan Fariĥa Bihā ۖ Wa 'In Tuşibhum Sayyi'atun Bimā Qaddamat 'Aydīhim Fa'inna Al-'Insāna Kafūrun 042-048 Maar indien zij, tot wie gij predikt, zich van uwe vermaningen afwenden, waarlijk, wij hebben u niet gezonden om een bewaker over hen te wezen; uw plicht is slechts om te prediken. Als wij den mensch van onze genade doen proeven, verblijdt hij zich daarin, maar indien hem kwaad overvalt, om hetgeen zijne handen vroeger hebben bedreven, waarlijk, dan wordt de mensch ondankbaar. فَإِ‌نْ ‌أَعْ‍رَضُ‍‍و‌ا‌ فَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌رْسَلْن‍‍َ‍اكَ عَلَيْهِمْ حَفِي‍‍ظ‍‍ا‌‌ ًۖ ‌إِ‌نْ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌إِلاَّ‌ ‌الْبَلاَ‍‍غُ ۗ ‌وَ‌إِنَّ‍‍ا‌ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌ذَ‍قْ‍‍نَا‌ ‌الإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انَ مِ‍‍نَّ‍‍ا‌ ‌‍رَحْمَة‌ ً‌ فَ‍‍رِحَ بِهَا‌ ۖ ‌وَ‌إِ‌نْ تُ‍‍صِ‍‍بْ‍‍هُمْ سَيِّئَة‌‍ٌ‌ بِمَا‌ قَ‍‍دَّمَتْ ‌أَيْدِيهِمْ فَإِنَّ ‌الإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انَ كَفُو‌رٌ
Lillāh Mulku As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ Yakhluqu Mā Yashā'u ۚ Yahabu Liman Yashā'u 'Ināthāan Wa Yahabu Liman Yashā'u Adh-Dhukūra 042-049 Aan God behoort het koninkrijk van hemel en aarde. Hij schept wat hem behaagt; hij geeft dochters of zonen aan wie hem behaagt. ‍لِلَّهِ مُلْكُ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۚ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ يَهَبُ لِمَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌إِنَاثا‌ ً‌ ‌وَيَهَبُ لِمَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌ال‍‍ذُّكُو‌‍رَ
'Aw Yuzawwijuhum Dhuknāan Wa 'Ināthāan ۖ Wa Yaj`alu Man Yashā'u `Aqīmāan ۚ 'Innahu `Alīmun Qadīrun 042-050 Of hij geeft hun kinderen van beiderlei kunne, en hij doet, naar zijn welbehagen kinderloos blijven; want hij is wijs en machtig. أَ‌وْ‌ يُزَ‌وِّجُهُمْ ‌ذُكْ‍رَ‌انا‌ ً‌ ‌وَ‌إِنَاثا‌ ًۖ ‌وَيَ‍‍جْ‍‍عَلُ مَ‍‌‍نْ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ عَ‍‍قِ‍‍يما‌‌ ًۚ ‌إِنَّ‍‍هُ عَل‍‍ِ‍ي‍‍م‌‍ٌقَ‍‍دِيرٌ
Wa Mā Kāna Libasharin 'An Yukallimahu Allāhu 'Illā Waĥyāan 'Aw Min Warā'i Ĥijābin 'Aw Yursila Rasūlāan Fayūĥiya Bi'idhnihi Mā Yashā'u ۚ 'Innahu `Alīyun Ĥakīmun 042-051 Het is niet weggelegd voor den mensch, dat God op eene andere wijze tot hem zou spreken dan door afzonderlijke openbaring, of van achter een sluier. Of door een gezant af te vaardigen, om, door zijn verlof, datgene te openbaren, wat hem behaagt; want hij is hoog en wijs. وَمَا‌ ك‍‍َ‍انَ لِبَشَرٍ‌ ‌أَ‌نْ يُكَلِّمَهُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌إِلاَّ‌ ‌وَحْياً‌ ‌أَ‌وْ‌ مِ‍‌‍نْ ‌وَ‌ر‍َ‍‌ا‌ءِ‌ حِج‍‍َ‍ابٍ ‌أَ‌وْ‌ يُرْسِلَ ‌‍رَسُولا‌‌ ً‌ فَيُوحِيَ بِإِ‌ذْنِ‍‍هِ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ عَلِيٌّ حَكِيمٌ
Wa Kadhalika 'Awĥaynā 'Ilayka Rūĥāan Min 'Amrinā ۚ Mā Kunta Tadrī Mā Al-Kitābu Wa Lā Al-'Īmānu Wa Lakin Ja`alnāhu Nūan Nahdī Bihi Man Nashā'u Min `Ibādinā ۚ Wa 'Innaka Latahdī 'Ilá Şirāţin Mustaqīmin 042-052 Zoo hebben wij door ons bevel eene openbaring gedaan. Gij begreept voor dat tijdstip niet, noch wat het boek van den Koran, noch wat het geloof was; maar wij hebben dit als een licht aangewezen; wij willen daardoor diegenen onzer dienaren leiden, welke ons behagen, en gij zult hen zekerlijk op den rechten weg leiden. وَكَذَلِكَ ‌أَ‌وْحَيْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌رُ‌وحا‌ ً‌ مِ‍‌‍نْ ‌أَمْ‍‍رِنَا‌ ۚ مَا‌ كُ‍‌‍نْ‍‍تَ تَ‍‍دْ‌رِي مَا‌ ‌الْكِت‍‍َ‍ابُ ‌وَلاَ‌ ‌الإِيم‍‍َ‍انُ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ جَعَلْن‍‍َ‍اهُ نُو‌ر‌ا‌ ً‌ نَهْدِي بِ‍‍هِ مَ‍‌‍نْ نَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ مِ‍‌‍نْ عِبَا‌دِنَا‌ ۚ ‌وَ‌إِنَّ‍‍كَ لَتَهْدِي ‌إِلَى‌ صِ‍رَ‍‌اطٍ‌ مُسْتَ‍‍قِ‍‍يمٍ
Şirāţi Allāhi Al-Ladhī Lahu Mā Fī As-Samāwāti Wa Mā Fī Al-'Arđi ۗ 'Alā 'Ilá Allāhi Taşīru Al-'Umūru 042-053 Den weg van God, aan wien alles behoort, wat in den hemel en op de aarde is. Zullen niet alle dingen tot God terugkeeren? صِ‍رَ‍‌اطِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌الَّذِي لَ‍‍هُ مَا‌ فِي ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَمَا‌ فِي ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۗ ‌أَلاَ‌ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ تَ‍‍صِ‍‍ي‍‍رُ‌ ‌الأُمُو‌رُ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah