Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

33) Sūrat Al-'Aĥzāb

Printed format

33) سُورَة الأَحزَاب

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Attaqi Allāha Wa Lā Tuţi`i Al-Kāfirīna Wa Al-Munāfiqīna ۗ 'Inna Allāha Kāna `Alīmāan Ĥakīmāan 033-001 O profeet! vrees God, en gehoorzaam de ongeloovigen en de huichelaars niet. Waarlijk, God is alwetend en wijs. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ ‌اتَّ‍‍قِ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَلاَ‌ تُ‍‍طِ‍‍عِ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُنَافِ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ۗ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ك‍‍َ‍انَ عَلِيماً‌ حَكِيماً
Wa Attabi` Mā Yūĥá 'Ilayka Min Rabbika ۚ 'Inna Allāha Kāna Bimā Ta`malūna Khabīrāan 033-002 Maar volgt datgene, waar u van uwen Heer is geopenbaard; want God is wel bekend met hetgeen gij doet. وَ‌اتَّبِعْ مَا‌ يُوحَ‍‍ى‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبِّكَ ۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ك‍‍َ‍انَ بِمَا‌ تَعْمَل‍‍ُ‍ونَ خَ‍‍بِي‍‍ر‌اً
Wa Tawakkal `Alá Allāhi ۚ Wa Kafá Billāhi Wa Kīlāan 033-003 Stelt uw vertrouwen in God; want God is een voldoende beschermer. وَتَوَكَّلْ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌وَكَفَى‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ ‌وَكِيلاً
Mā Ja`ala Allāhu Lirajulin Min Qalbayni Fī Jawfihi ۚ Wa Mā Ja`ala 'Azwājakumu Al-Lā'ī Tužāhirūna Minhunna 'Ummahātikum ۚ Wa Mā Ja`ala 'Ad`iyā'akum 'Abnā'akum ۚ Dhālikum Qawlukum Bi'afwāhikum Wa ۖ Allāhu Yaqūlu Al-Ĥaqqa Wa Huwa Yahdī As-Sabīla 033-004 God heeft den mensch geene twee harten gegeven; ook heeft hij uwe vrouwen (van welke sommigen uwer zich scheiden, haar daarna als hunne moeders aanziende) niet tot uwe ware moeders gemaakt, ook heeft hij uwe aangenomen zonen niet tot uwe ware zonen gemaakt. Dit zijn slechts de woorden die in uwen monden zijn; maar God spreekt de waarheid, en hij leidt op den rechten weg. مَا‌ جَعَلَ ‌اللَّ‍‍هُ لِ‍رَجُلٍ‌ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍لْبَ‍‍يْ‍‍نِ فِي جَوْفِ‍‍هِ ۚ ‌وَمَا‌ جَعَلَ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجَكُمُ ‌ال‍‍لاَّئ‍‍ِ‍‍ي تُ‍‍ظَ‍‍اهِر‍ُ‍‌ونَ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ‍‍نَّ ‌أُمَّ‍‍هَاتِكُمْ ۚ ‌وَمَا‌ جَعَلَ ‌أَ‌دْعِي‍‍َ‍ا‌ءَكُمْ ‌أَبْ‍‍ن‍‍َ‍ا‌ءَكُمْ ۚ ‌ذَلِكُمْ قَ‍‍وْلُكُمْ بِأَفْوَ‌اهِكُمْ ۖ ‌وَ‌اللَّهُ يَ‍‍قُ‍‍ولُ ‌الْحَ‍‍قَّ ‌وَهُوَ‌ يَهْدِي ‌ال‍‍سَّبِيلَ
Ad`ūhum Li'abā'ihim Huwa 'Aqsaţu `Inda Allāhi ۚ Fa'in Lam Ta`lamū 'Ābā'ahum Fa'ikhwānukum Ad-Dīni Wa Mawālīkum ۚ Wa Laysa `Alaykum Junāĥun Fīmā 'Akhţa'tum Bihi Wa Lakin Mā Ta`ammadat Qulūbukum ۚ Wa Kāna Allāhu Ghafūan Raĥīmāan 033-005 Noemt hen die aangenomen zijn, de zonen hunner wezenlijke vaders, die zal rechtvaardiger zijn in de oogen van God. En indien gij hunne vaders niet kent, laat hen dan zijn als broeders in den godsdienst en uwe makkers; en er zal geen misdaad in liggen dat gij op deze wegen dwaalt; maar wat uwe harten opzettelijk ontwerpen zal misdadig zijn; want God is genadig en barmhartig. ‍ا‌دْعُوهُمْ لِأَب‍‍َ‍ائِهِمْ هُوَ‌ ‌أَ‍قْ‍‍سَ‍‍طُ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ فَإِ‌نْ لَمْ تَعْلَمُ‍‍و‌ا‌ ‌آب‍‍َ‍ا‌ءَهُمْ فَإِخْ‍‍وَ‌انُكُمْ فِي ‌ال‍‍دّ‍ِ‍ي‍‍نِ ‌وَمَوَ‌الِيكُمْ ۚ ‌وَلَ‍‍يْ‍‍سَ عَلَيْكُمْ جُن‍‍َ‍اح‌‍ٌ‌ فِيمَ‍‍ا‌ ‌أَ‍خْ‍‍طَ‍‍أْتُمْ بِ‍‍هِ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ مَا‌ تَعَ‍‍مَّ‍‍دَتْ قُ‍‍لُوبُكُمْ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
An-Nabīyu 'Awlá Bil-Mu'uminīna Min 'Anfusihim ۖ Wa 'Azwājuhu~ 'Ummahātuhum ۗ Wa 'Ūlū Al-'Arĥāmi Ba`đuhum 'Awlá Biba`đin Fī Kitābi Allāhi Mina Al-Mu'uminīna Wa Al-Muhājirīna 'Illā 'An Taf`alū 'Ilá 'Awliyā'ikum Ma`rūfāan ۚ Kāna Dhālika Fī Al-Kitābi Masţūan 033-006 De profeet is den waren geloovigen nader dan hunne eigene zielen en zijne vrouwen zijn hunne moeders. Zij die door bloedverwantschap zijn verbonden, zijn, overeenkomstig het boek van God, elkander nader verwant dan de andere ware geloovigen en de Moharejun; maar doet wat voegzaam en redelijk is omtrent uwe verwanten in het algemeen. Dit wordt in Gods boek opgeschreven. ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ ‌أَ‌وْلَى‌ بِ‍الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌نْ‍‍فُسِهِمْ ۖ ‌وَ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجُهُ~ُ ‌أُمَّ‍‍هَاتُهُمْ ۗ ‌وَ‌أ‍ُ‍‌وْلُو‌ ‌الأَ‌رْح‍‍َ‍امِ بَعْ‍‍ضُ‍‍هُمْ ‌أَ‌وْلَى‌ بِبَعْ‍‍ضٍ‌ فِي كِت‍‍َ‍ابِ ‌اللَّ‍‍هِ مِنَ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُهَاجِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌إِلاَّ‌ ‌أَ‌نْ تَفْعَلُ‍‍و‌ا‌ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أَ‌وْلِي‍‍َ‍ائِكُمْ مَعْرُ‌وفا‌‌ ًۚ ك‍‍َ‍انَ ‌ذَلِكَ فِي ‌الْكِت‍‍َ‍ابِ مَسْ‍‍طُ‍‍و‌ر‌اً
Wa 'Idh 'Akhadhnā Mina An-Nabīyīna Mīthāqahum Wa Minka Wa Min Nūĥin Wa 'Ibhīma Wa Mūsá Wa `Īsá Abni Maryama ۖ Wa 'Akhadhnā Minhumthāqāan Ghalīžāan 033-007 Gedenkt, toen wij het verbond van de profeten aannamen, en van u, o Mahomet! en van Noach, en Abraham, en Mozes en Jezus den zoon van Maria, en een standvastig verbond van hen ontvingen. وَ‌إِ‌ذْ‌ ‌أَ‍خَ‍‍ذْنَا‌ مِنَ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيّ‍‍ِ‍ي‍‍نَ مِيثَاقَ‍‍هُمْ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍كَ ‌وَمِ‍‌‍نْ ن‍‍ُ‍وحٍ‌ ‌وَ‌إِبْ‍‍‍رَ‌اه‍‍ِ‍ي‍‍مَ ‌وَمُوسَى‌ ‌وَعِيسَى‌ ‌ابْ‍‍نِ مَرْيَمَ ۖ ‌وَ‌أَ‍خَ‍‍ذْنَا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مِيثَاق‍‍اً‌ غَ‍‍لِي‍‍ظ‍‍اً
Liyas'ala Aş-Şādiqīna `An Şidqihim ۚ Wa 'A`adda Lilkāfirīna `Adhābāan 'Alīmāan 033-008 Opdat God de waarheidsprekers omtrent hunne waarachtigheid zou kunnen ondervragen. En hij heeft eene smartelijke straf voor de ongeloovigen gereed gemaakt. لِيَسْأَلَ ‌ال‍‍صَّ‍‍ا‌دِقِ‍‍ي‍‍نَ عَ‍‌‍نْ صِ‍‍دْ‍‍قِ‍‍هِمْ ۚ ‌وَ‌أَعَدَّ‌ لِلْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ عَذَ‌اباً‌ ‌أَلِيماً
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Adhkurū Ni`mata Allāhi `Alaykum 'Idh Jā'atkum Junūdun Fa'arsalnā `Alayhim Rīĥāan Wa Junūdāan Lam Tarawhā ۚ Wa Kāna Allāhu Bimā Ta`malūna Başīrāan 033-009 O ware geloovigen! herdenkt Gods gunst omtrent u, toen legers van ongeloovigen tegen u opkwamen, en wij zonden hun een wind, en scharen van engelen, welke gij niet zaagt. En God onthield wat gij deedt. ي‍‍َ‍ا‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ا‌ذْكُرُ‌و‌ا‌ نِعْمَةَ ‌اللَّ‍‍هِ عَلَيْكُمْ ‌إِ‌ذْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَتْكُمْ جُن‍‍ُ‍و‌د‌‌ٌ‌ فَأَ‌رْسَلْنَا‌ عَلَيْهِمْ ‌رِيحا‌ ً‌ ‌وَجُنُو‌د‌ا‌ ً‌ لَمْ تَ‍رَ‌وْهَا‌ ‌وَك‍‍َ‍انَ ۚ ‌اللَّ‍‍هُ بِمَا‌ تَعْمَل‍‍ُ‍ونَ بَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‌اً
'Idh Jā'ūkum Min Fawqikum Wa Min 'Asfala Minkum Wa 'Idhghati Al-'Abşāru Wa Balaghati Al-Qulūbu Al-Ĥanājira Wa Tažunnūna Billāhi Až-Žunūna 033-010 Toen zij tegen u opkwamen, van boven u en van onder u, en toen uw gezicht beneveld werd en uwe harten u, door vrees, tot in uwe keelen stegen, en gij omtrent God verschillende denkbeelden uitdacht. إِ‌ذْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌وكُمْ مِ‍‌‍نْ فَوْ‍قِ‍‍كُمْ ‌وَمِ‍‌‍نْ ‌أَسْفَلَ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ ‌وَ‌إِ‌ذْ‌ ‌زَ‌اغَ‍‍تِ ‌الأَبْ‍‍‍‍صَ‍‍ا‌رُ‌ ‌وَبَلَ‍‍غَ‍‍تِ ‌الْ‍‍قُ‍‍ل‍‍ُ‍وبُ ‌الْحَنَاجِ‍‍ر‍َ‍‌ ‌وَتَ‍‍ظُ‍‍نّ‍‍ُ‍ونَ بِ‍اللَّ‍‍هِ ‌ال‍‍ظُّ‍‍نُونَ
Hunālika Abtuliya Al-Mu'uminūna Wa Zulzilū Zilzālāan Shadīdāan 033-011 Toen werden de ongeloovigen beproefd, en met eene hevige beving tot sidderen gebracht. هُنَالِكَ ‌ابْ‍‍تُلِيَ ‌الْمُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ ‌وَ‌زُلْزِلُو‌ا‌ ‌زِلْزَ‌الا‌‌ ً‌ شَدِيد‌اً
Wa 'Idh Yaqūlu Al-Munāfiqūna Wa Al-Ladhīna Fī Qulūbihim Marađun Mā Wa`adanā Al-Lahu Wa Rasūluhu~ 'Illā Ghurūan 033-012 En toen de huichelaars, en zij in wier hart een gebrek huisde zeiden: God en de gezanten hebben u slechts eene bedriegelijke belofte gedaan. وَ‌إِ‌ذْ‌ يَ‍‍قُ‍‍ولُ ‌الْمُنَافِ‍‍قُ‍‍ونَ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ فِي قُ‍‍لُوبِهِمْ مَ‍رَضٌ‌ مَا‌ ‌وَعَدَنَا‌ ‌اللَّهُ ‌وَ‌‍رَسُولُهُ ‌إِلاَّ‌ غُ‍‍رُ‌و‌ر‌اً
Wa 'Idh Qālat Ţā'ifatun Minhum Yā 'Ahla Yathriba Lā Muqāma Lakum Fārji`ū ۚ Wa Yasta'dhinu Farīqun Minhumu An-Nabīya Yaqūlūna 'Inna Buyūtanā `Awratun Wa Mā Hiya Bi`awratin ۖ 'In Yurīdūna 'Illā Firāan 033-013 En toen een partij van hen zeide: O bewoners van Yathreb er is hier geen plaats van zekerheid voor u; keert dus terug naar huis. En een deel van hen vroeg verlof van den profeet om te mogen vertrekken, zeggende: Waarlijk, onze huizen zijn zonder verdediging en aan den vijand blootgesteld; maar zij waren niet zonder verdediging en hunne bedoeling was slechts te ontvluchten. وَ‌إِ‌ذْ‌ قَ‍‍الَتْ طَ‍‍ائِفَةٌ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ ي‍‍َ‍ا‌أَهْلَ يَثْ‍‍رِبَ لاَ‌ مُ‍‍قَ‍‍امَ لَكُمْ فَا‌رْجِعُو‌ا‌ ‌وَيَسْتَأْ‌ذِنُ ۚ فَ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍قٌ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُمُ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيَّ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ ‌إِنَّ بُيُوتَنَا‌ عَوْ‌‍رَةٌ‌ ‌وَمَا‌ هِيَ بِعَوْ‌‍رَة‌‍ٍ‌ ‌إِ‌نْ ۖ يُ‍‍رِيد‍ُ‍‌ونَ ‌إِلاَّ‌ فِ‍رَ‌ا‌ر‌اً
Wa Law Dukhilat `Alayhim Min 'Aqţārihā Thumma Su'ilū Al-Fitnata La'ātawhā Wa Mā Talabbathū Bihā 'Illā Yasīrāan 033-014 Indien op dat oogenblik de vijand van de aangrenzende gedeelten de stad waren binnengetrokken; en men had hun gevraagd, de ware geloovigen te verlaten en tegen hen te strijden, zouden zij zekerlijk daarin hebben toegestemd; maar in dat geval waren zij er niet in gebleven dan voor een korte poos. وَلَوْ‌ ‌دُ‍خِ‍‍لَتْ عَلَيْهِمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‍قْ‍‍‍‍طَ‍‍ا‌رِهَا‌ ثُ‍‍مَّ سُئِلُو‌ا‌الْفِتْنَةَ لَآتَوْهَا‌ ‌وَمَا‌ تَلَبَّثُو‌ا‌ بِهَ‍‍ا‌ ‌إِلاَّ‌ يَسِي‍‍ر‌اً
Wa Laqad Kānū `Āhadū Allaha Min Qablu Lā Yuwallūna Al-'Adbāra ۚ Wa Kāna `Ahdu Allāhi Mas'ūlāan 033-015 Zij hadden vroeger een verbond met God gesloten, dat zij hunne ruggen niet zouden keeren; en de nakoming van hun verbond met God zal hier namaals worden onderzocht. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ كَانُو‌ا‌ عَاهَدُ‌و‌ا‌اللَّ‍‍هَ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لُ لاَ‌ يُوَلّ‍‍ُ‍ونَ ‌الأَ‌دْب‍‍َ‍ا‌‍رَۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ عَهْدُ‌ ‌اللَّ‍‍هِ مَسْئ‍‍ُ‍‍ولاً
Qul Lan Yanfa`akumu Al-Firāru 'In Farartum Mina Al-Mawti 'Awi Al-Qatli Wa 'Idhāan Lā Tumatta`ūna 'Illā Qalīlāan 033-016 Zeg: De vlucht zal u van geen voordeel zijn. Indien gij den dood of het gevecht ontvlucht, zult gij slechts weinig van het leven in deze wereld genieten. قُ‍‍لْ لَ‍‌‍نْ يَ‍‌‍نْ‍‍فَعَكُمُ ‌الْفِرَ‍‌ا‌رُ‌ ‌إِ‌نْ فَ‍رَ‌رْتُمْ مِنَ ‌الْمَ‍‍وْتِ ‌أَ‌وِ‌ ‌الْ‍‍قَ‍‍تْلِ ‌وَ‌إِ‌ذ‌ا‌ ً‌ لاَ‌ تُمَتَّع‍‍ُ‍ونَ ‌إِلاَّ‌ قَ‍‍لِيلاً
Qul Man Dhā Al-Ladhī Ya`şimukum Mina Allāhi 'In 'Arāda Bikum Sū'āan 'Aw 'Arāda Bikum Raĥmatan ۚ Wa Lā Yajidūna Lahum Min Dūni Allāhi Walīyāan Wa Lā Naşīrāan 033-017 Zeg: Wie is het die u tegen God zal verdedigen, indien het hem behaagt u met kwaad te treffen, of indien het hem behaagt u genade te betoonen? Zij zullen buiten God niemand vinden, om hen te beschutten of te ondersteunen. قُ‍‍لْ مَ‍‌‍نْ ‌ذَ‌ا‌ ‌الَّذِي يَعْ‍‍صِ‍‍مُكُمْ مِنَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌إِ‌نْ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ بِكُمْ س‍‍ُ‍و‌ء‌اً‌ ‌أَ‌وْ‌ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ بِكُمْ ‌‍رَحْمَة ًۚ ‌وَلاَ‌ يَجِد‍ُ‍‌ونَ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَلِيّا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ نَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‌اً
Qad Ya`lamu Allāhu Al-Mu`awwiqīna Minkum Wa Al-Qā'ilīna Li'ikhwānihim Halumma 'Ilaynā ۖ Wa Lā Ya'tūna Al-Ba'sa 'Illā Qalīlāan 033-018 God kent reeds degenen onder u, die anderen verhinderen zijnen profeet te volgen, en die tot hunne broeders zeggen: Komt hier tot ons; en die niet dan op flauwe wijze in den slag komen. قَ‍‍دْ‌ يَعْلَمُ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْمُعَوِّ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ ‌وَ‌الْ‍‍قَ‍‍ائِل‍‍ِ‍ي‍‍نَ لِإخْ‍‍وَ‌انِهِمْ هَلُ‍‍مَّ ‌إِلَيْنَا‌ ۖ ‌وَلاَ‌ يَأْت‍‍ُ‍ونَ ‌الْبَأْسَ ‌إِلاَّ‌ قَ‍‍لِيلاً
'Ashiĥĥatan `Alaykum ۖ Fa'idhā Jā'a Al-Khawfu Ra'aytahum Yanžurūna 'Ilayka Tadūru 'A`yunuhum Kālladhī Yughshá `Alayhi Mina Al-Mawti ۖ Fa'idhā Dhahaba Al-Khawfu Salaqūkum Bi'alsinatin Ĥidādin 'Ashiĥĥatan `Alá Al-Khayri ۚ 'Ūlā'ika Lam Yu'uminū Fa'aĥbaţa Allāhu 'A`mālahum ۚ Wa Kāna Dhālika `Alá Allāhi Yasīrāan 033-019 Dit is, omdat zij gierig omtrent u zijn; maar als de vrees hen bereikt, ziet gij hen naar u opzien om hulp; hunne oogen rollen dan als de oogen van hem die op sterven ligt. Doch als hunne vrees voorbij is, varen zij met scherpe tongen tegen u uit, terwijl zij vol begeerte zijn omtrent het beste en meest waardige gedeelte van den buit. Dezen gelooven niet oprechtelijk; daarom heeft God hunne werken krachteloos gemaakt, en dit is God gemakkelijk. أَشِحَّةً عَلَيْكُمْ ۖ فَإِ‌ذَ‌ا‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌الْ‍‍خَ‍‍وْفُ ‌‍رَ‌أَيْتَهُمْ يَ‍‌‍نْ‍‍‍‍ظُ‍‍ر‍ُ‍‌ونَ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ تَد‍ُ‍‌و‌رُ‌ ‌أَعْيُنُهُمْ كَالَّذِي يُ‍‍غْ‍‍شَى‌ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ مِنَ ‌الْمَ‍‍وْتِ ۖ فَإِ‌ذَ‌ا‌ ‌ذَهَبَ ‌الْ‍‍خَ‍‍وْفُ سَلَ‍‍قُ‍‍وكُمْ بِأَلْسِنَةٍ حِد‍َ‍‌ا‌دٍ‌ ‌أَشِحَّةً عَلَى‌ ‌الْ‍‍خَ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ ۚ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ لَمْ يُؤْمِنُو‌ا‌ فَأَحْبَ‍‍طَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌أَعْمَالَهُمْ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌ذَلِكَ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ يَسِي‍‍ر‌اً
Yaĥsabūna Al-'Aĥzāba Lam Yadh/habū ۖ Wa 'In Ya'ti Al-'Aĥzābu Yawaddū Law 'Annahum Bādūna Fī Al-'A`rābi Yas'alūna `An 'Anbā'ikum ۖ Wa Law Kānū FīkumQātalū 'Illā Qalīlāan 033-020 Zij verbeeldden zich, dat de verbondenen niet zouden aftrekken en het beleg opheffen; en indien de verbondenen ten tweedenmale opkwamen, zouden zij wenschen in de woestijn te wezen, onder de Arabieren die in tenten wonen en daar slechts naar nieuws van u te vernemen; want hoewel zij dien tijd met u waren, vochten zij niet dan flauw. يَحْسَب‍‍ُ‍ونَ ‌الأَحْز‍َ‍‌ابَ لَمْ يَذْهَبُو‌اۖ ‌وَ‌إِ‌نْ يَأْتِ ‌الأَحْز‍َ‍‌ابُ يَوَ‌دُّ‌و‌ا‌ لَوْ‌ ‌أَنَّ‍‍هُمْ بَا‌د‍ُ‍‌ونَ فِي ‌الأَعْ‍رَ‍‌ابِ يَسْأَل‍‍ُ‍ونَ عَ‍‌‍نْ ‌أَ‌نْ‍‍ب‍‍َ‍ائِكُمْ ۖ ‌وَلَوْ‌ كَانُو‌ا‌ فِيكُمْ مَا‌ قَ‍‍اتَلُ‍‍و‌ا‌ ‌إِلاَّ‌ قَ‍‍لِيلاً
Laqad Kāna LakumRasūli Allāhi 'Uswatun Ĥasanatun Liman Kāna Yarjū Allaha Wa Al-Yawma Al-'Ākhira Wa Dhakara Allāha Kathīrāan 033-021 Gij hebt in Gods gezant een uitmuntend voorbeeld voor hem, die op God en op den laatsten dag hoopt, en God dikwijls herdenkt. لَ‍قَ‍‍دْ‌ ك‍‍َ‍انَ لَكُمْ فِي ‌‍رَس‍‍ُ‍ولِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌أُسْوَةٌ حَسَنَة ٌ‌ لِمَ‍‌‍نْ ك‍‍َ‍انَ يَرْجُو‌ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌الْيَ‍‍وْمَ ‌الآ‍‍خِ‍‍ر‍َ‍‌ ‌وَ‌ذَكَ‍رَ‌اللَّ‍‍هَ كَثِي‍‍ر‌اً
Wa Lammā Ra'á Al-Mu'uminūna Al-'Aĥzāba Qālū Hādhā Mā Wa`adanā Al-Lahu Wa Rasūluhu Wa Şadaqa Allāhu Wa Rasūluhu ۚ Wa Mā Zādahum 'Illā 'Īmānāan Wa Taslīmāan 033-022 Toen de ware geloovigen de verbondenen zagen, zeiden zij: Dit is wat God en zijn profeet ons hebben voorspeld. God en zijn profeet hebben de waarheid gesproken, en het vermeerdert slechts hun geloof en hunne onderwerping aan God. وَلَ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌‍رَ‌أَ‌ى‌ ‌الْمُؤْمِن‍‍ُ‍ونَ ‌الأَحْز‍َ‍‌ابَ قَ‍‍الُو‌ا‌ هَذَ‌ا‌ مَا‌ ‌وَعَدَنَا‌ ‌اللَّهُ ‌وَ‌‍رَسُولُ‍‍هُ ‌وَ‍صَ‍‍دَ‍قَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌وَ‌‍رَسُولُ‍‍هُ ۚ ‌وَمَا‌ ‌زَ‌ا‌دَهُمْ ‌إِلاَّ‌ ‌إِيمَانا‌ ً‌ ‌وَتَسْلِيماً
Mina Al-Mu'uminīna Rijālun Şadaqū Mā `Āhadū Allaha `Alayhi ۖ Faminhum Man Qađá Naĥbahu Wa Minhum Man Yantažiru ۖ Wa Mā Baddalū Tabdīlāan 033-023 Van de ware geloovigen vervullen sommigen rechtschapen wat zij God hebben beloofd; sommigen van hen hebben hunne loopbaan geëindigd, en sommigen van hen verwachten hetzelfde voordeel, en zij veranderen hunne belofte niet, door daarvan in het minst af te wijken. مِنَ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌رِج‍‍َ‍ال‌‍ٌصَ‍‍دَ‍قُ‍‍و‌ا‌ مَا‌ عَاهَدُ‌و‌ا‌اللَّ‍‍هَ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ۖ فَمِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مَ‍‌‍نْ قَ‍‍ضَ‍‍ى‌ نَحْبَ‍‍هُ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍هُمْ مَ‍‌‍نْ يَ‍‌‍نْ‍‍تَ‍‍ظِ‍‍ر‍ُ‍‌ ۖ ‌وَمَا‌ بَدَّلُو‌ا‌ تَ‍‍بْ‍‍دِيلاً
Liyajziya Allāhu Aş-Şādiqīna Bişidqihim Wa Yu`adhdhiba Al-Munāfiqīna 'In Shā'a 'Aw Yatūba `Alayhim ۚ 'Inna Allāha Kāna Ghafūan Raĥīmāan 033-024 God zal degenen die hun verbond rechtschapen zijn nagekomen, voor hunne getrouwheid beloonen en de huichelachtigen straffen, of, naar zijn welbehagen hun genade schenken; want God is vergevensgezind en genadig. لِيَ‍‍جْ‍‍زِيَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌ال‍‍صَّ‍‍ا‌دِقِ‍‍ي‍‍نَ بِ‍‍صِ‍‍دْ‍‍قِ‍‍هِمْ ‌وَيُعَذِّبَ ‌الْمُنَافِ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ‌إِ‌نْ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌أَ‌وْ‌ يَت‍‍ُ‍وبَ عَلَيْهِمْ ۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ك‍‍َ‍انَ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
Waradda Allāhu Al-Ladhīna Kafarū Bighayžihim Lam Yanālū Khayan ۚ Wa Kafá Allāhu Al-Mu'uminīna Al-Qitāla ۚ Wa Kāna Allāhu Qawīyāan `Azīzāan 033-025 God heeft de ongeloovigen met hunne woede teruggedreven. Zij verkregen geen voordeel uit dien krijg, en God was een toereikende beschermer voor de geloovigen in den slag; want God is sterk en machtig. وَ‌‍رَ‌دَّ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ بِ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ظِ‍‍هِمْ لَمْ يَنَالُو‌اخَ‍‍يْر‌ا‌ ًۚ ‌وَكَفَى‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌الْ‍‍قِ‍‍ت‍‍َ‍الَ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ قَ‍‍وِيّاً‌ عَزِيز‌اً
Wa 'Anzala Al-Ladhīna Žāharūhum Min 'Ahli Al-Kitābi Min Şayāşīhim Wa Qadhafa Fī Qulūbihimu Ar-Ru`ba Farīqāan Taqtulūna Wa Ta'sirūna Farīqāan 033-026 Hij deed degenen van hen die de schriften hebben ontvangen en de verbondenen ondersteunden, uit hunne sterkten komen. En hij wierp schrik en verslagenheid in hunne harten; gij versloegt een deel van hen, en een deel van hen maaktet gij krijgsgevangenen. وَ‌أَ‌نْ‍‍زَلَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ظَ‍‍اهَرُ‌وهُمْ مِ‍‌‍نْ ‌أَهْلِ ‌الْكِت‍‍َ‍ابِ مِ‍‌‍نْ صَ‍‍يَاصِ‍‍يهِمْ ‌وَ‍قَ‍‍ذَفَ فِي قُ‍‍لُوبِهِمُ ‌ال‍‍رُّعْبَ فَ‍‍رِي‍‍ق‍‍ا‌‌ ً‌ تَ‍‍قْ‍‍تُل‍‍ُ‍ونَ ‌وَتَأْسِر‍ُ‍‌ونَ فَ‍‍رِي‍‍ق‍‍اً
Wa 'Awrathakum 'Arđahum Wa Diyārahum Wa 'Amwālahum Wa 'Arđāan Lam Taţa'ūۚ Wa Kāna Allāhu `Alá Kulli Shay'in Qadīrāan 033-027 God heeft u hun land, hunne huizen en hunne welvaart doen erven, en een land, dat gij nog niet betreden hebt; want God is almachtig. وَ‌أَ‌وْ‌‍رَثَكُمْ ‌أَ‌رْ‍ضَ‍‍هُمْ ‌وَ‌دِيَا‌‍رَهُمْ ‌وَ‌أَمْوَ‌الَهُمْ ‌وَ‌أَ‌رْ‍ض‍‍ا‌ ً‌ لَمْ تَ‍‍طَ‍‍ئ‍‍ُ‍‍وهَا‌ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ عَلَى‌ كُلِّ شَ‍‍يْء‌‌ٍقَ‍‍دِي‍‍ر‌اً
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Qul Li'zwājika 'In Kuntunna Turidna Al-Ĥayā Ata Ad-Dunyā Wa Zīnatahā Fata`ālayna 'Umatti`kunna Wa 'Usarriĥkunna Saĥāan Jamīlāan 033-028 O profeet! zeg tot uwe vrouwen: Indien gij naar dit leven en zijne pracht streeft, komt, en ik zal u een schoon deel en een eervol ontslag geven. ي‍‍َ‍ا‌أَيُّهَا‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ قُ‍‍لْ لِأ‌زْ‌وَ‌اجِكَ ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍نْ‍‍تُ‍‍نَّ تُ‍‍رِ‌دْنَ ‌الْحَي‍‍َ‍اةَ ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ ‌وَ‌زِينَتَهَا‌ فَتَعَالَ‍‍يْ‍‍نَ ‌أُمَتِّعْكُ‍‍نَّ ‌وَ‌أُسَرِّحْكُ‍‍نَّ سَ‍رَ‌احا‌‌ ً‌ جَمِيلاً
Wa 'In Kuntunna Turidna Allāha Wa Rasūlahu Wa Ad-Dāra Al-'Ākhirata Fa'inna Allāha 'A`adda Lilmuĥsināti Minkunna 'Ajan `Ažīmāan 033-029 Maar indien gij God en zijn profeet zoekt en ook het volgende leven, waarlijk, dan heeft God voor haar van u, die deugd betracht een groote belooning gereed maakt. وَ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍نْ‍‍تُ‍‍نَّ تُ‍‍رِ‌دْنَ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌‍رَسُولَ‍‍هُ ‌وَ‌ال‍‍دّ‍َ‍‌ا‌‍رَ‌الآ‍‍خِ‍رَةَ فَإِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ‌أَعَدَّ‌ لِلْمُحْسِن‍‍َ‍اتِ مِ‍‌‍نْ‍‍كُ‍‍نَّ ‌أَجْ‍‍ر‌اً‌ عَ‍‍ظِ‍‍يماً
Yā Nisā'a An-Nabīyi Man Ya'ti Minkunna Bifāĥishatin Mubayyinatin Yuđā`af Lahā Al-`Adhābu Đi`fayni ۚ Wa Kāna Dhālika `Alá Allāhi Yasīrāan 033-030 O vrouwen van den profeet! wie uwer eene duidelijke zonde zal bedrijven, daarvoor zal de straf tweevoudig toegepast worden; en dit is gemakkelijk voor God. يَانِس‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيِّ مَ‍‌‍نْ يَأْتِ مِ‍‌‍نْ‍‍كُ‍‍نَّ بِفَاحِشَةٍ‌ مُبَيِّنَةٍ‌ يُ‍‍ضَ‍‍اعَفْ لَهَا‌ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ ضِ‍‍عْفَ‍‍يْ‍‍نِ ‌وَك‍‍َ‍انَ ۚ ‌ذَلِكَ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ يَسِي‍‍ر‌اً
Wa Man Yaqnut Minkunna Lillāh Wa Rasūlihi Wa Ta`mal Şāliĥāan Nu'utihā 'Ajrahā Marratayni Wa 'A`tadnā Lahā Rizqāan Karīmāan 033-031 Maar wie u gehoorzaam zal wezen aan God en zijn gezant, en doen wat recht is, deze zullen wij hare belooning tweemaal geven, en wij hebben een onbekrompen deel in het paradijs voor haar gereed gemaakt. وَمَ‍‌‍نْ يَ‍‍قْ‍‍نُتْ مِ‍‌‍نْ‍‍كُ‍‍نَّ لِلَّهِ ‌وَ‌‍رَسُولِ‍‍هِ ‌وَتَعْمَلْ صَ‍‍الِحا‌ ً‌ نُؤْتِهَ‍‍ا‌ ‌أَجْ‍‍‍رَهَا‌ مَ‍رَّتَ‍‍يْ‍‍نِ ‌وَ‌أَعْتَ‍‍دْنَا‌ لَهَا‌ ‌رِ‌زْ‍ق‍‍ا‌‌ ً‌ كَ‍‍رِيماً
Yā Nisā'a An-Nabīyi Lastunna Ka'aĥadin Mina An-Nisā' ۚ 'Ini Attaqaytunna Falā Takhđa`na Bil-Qawli Fayaţma`a Al-Ladhī Fī Qalbihi Marađun Wa Qulna Qawlāan Ma`rūfāan 033-032 O vrouwen van den profeet! gij zijt niet gelijk andere vrouwen. Indien gij God vreest, toont dan niet te veel voorkomendheid in uwe woorden, opdat de man, in wiens hart een gebrek huist, geene begeerte hebbe; maar spreekt eene gepaste taal. يَانِس‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيِّ لَسْتُ‍‍نَّ كَأَحَد‌ٍ‌ مِنَ ‌ال‍‍نِس‍‍َ‍ا‌ء‌ ‌إِنِ ۚ ‌اتَّ‍‍قَ‍‍يْتُ‍‍نَّ فَلاَ‌ تَ‍‍خْ‍‍ضَ‍‍عْنَ بِ‍الْ‍‍قَ‍‍وْلِ فَيَ‍‍طْ‍‍مَعَ ‌الَّذِي فِي قَ‍‍لْبِ‍‍هِ مَ‍رَضٌ‌ ‌وَ‍قُ‍‍لْنَ قَ‍‍وْلا‌ ً‌ مَعْرُ‌وفاً
Wa Qarna Fī Buyūtikunna Wa Lā Tabarrajna Tabarruja Al-Jāhilīyati Al-'Ūlá ۖ Wa 'Aqimna Aş-Şalāata Wa 'Ātīna Az-Zakāata Wa 'Aţi`na Allāha Wa Rasūlahu~ ۚ 'Innamā Yurīdu Allāhu Liyudh/hiba `Ankumu Ar-Rijsa 'Ahla Al-Bayti Wa Yuţahhirakum Taţrāan 033-033 Zit gerust in uwe huizen, en geeft u niet over aan de uiterlijke praal van de vroegere tijden van onwetendheid; neemt de bepaalde tijden voor het gebed in acht, geeft aalmoezen en gehoorzaamt God en zijn gezant; want God begeert alleen de schande der ijdelheid van u af te nemen, nu gij tot het gezin van den profeet behoort, en u door eene volkomen zuivering te reinigen. وَ‍قَ‍‍رْنَ فِي بُيُوتِكُ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ تَبَ‍رَّجْ‍‍نَ تَبَرُّجَ ‌الْجَاهِلِيَّةِ ‌الأ‍ُ‍‌ولَى‌ ۖ ‌وَ‌أَ‍قِ‍‍مْنَ ‌ال‍‍صَّ‍‍لاَةَ ‌وَ‌آت‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌ال‍‍زَّك‍‍َ‍اةَ ‌وَ‌أَ‍طِ‍‍عْنَ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌‍رَسُولَهُ~ُ ۚ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ يُ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍دُ‌ ‌اللَّ‍‍هُ لِيُذْهِبَ عَ‍‌‍نْ‍‍كُمُ ‌ال‍‍رِّجْ‍‍سَ ‌أَهْلَ ‌الْبَ‍‍يْ‍‍تِ ‌وَيُ‍‍طَ‍‍هِّ‍رَكُمْ تَ‍‍طْ‍‍هِي‍‍ر‌اً
Wa Adhkurna Mā Yutlá Fī Buyūtikunna Min 'Āyāti Allāhi Wa Al-Ĥikmati ۚ 'Inna Allāha Kāna Laţīfāan Khabīrāan 033-034 En herdenkt wat in uwe huizen is gelezen van Gods teekenen, en van de wijsheid in den Koran geopenbaard is; want God is scherpziende en wel bekend met uwe daden. وَ‌ا‌ذْكُرْنَ مَا‌ يُتْلَى‌ فِي بُيُوتِكُ‍‍نَّ مِ‍‌‍نْ ‌آي‍‍َ‍اتِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَ‌الْحِكْمَةِ ۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ك‍‍َ‍انَ لَ‍‍طِ‍‍يفاً‌ خَ‍‍بِي‍‍ر‌اً
'Inna Al-Muslimīna Wa Al-Muslimāti Wa Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti Wa Al-Qānitīna Wa Al-Qānitāti Wa Aş-Şādiqīna Wa Aş-Şādiqāti Wa Aş-Şābirīna Wa Aş-Şābirāti Wa Al-Khāshi`īna Wa Al-Khāshi`āti Wa Al-Mutaşaddiqīna Wa Al-Mutaşaddiqāti Wa Aş-Şā'imīna Wa Aş-Şā'imāti Wa Al-Ĥāfižīna Furūjahum Wa Al-Ĥāfižāti Wa Adh-Dhākirīna Allāha Kathīrāan Wa Adh-Dhākirāti 'A`adda Allāhu Lahum Maghfiratan Wa 'Ajan `Ažīmāan 033-035 Waarlijk de Moslems van beiderlei kunne en de ware geloovigen van beide geslachten, en de vrome mannen en de godvruchtige vrouwen, en de mannen van rechtvaardigheid en de vrouwen van rechtvaardigheid en de nederige mannen en vrouwen, en de gevers van aalmoezen van beiderlei kunne, en de mannen en vrouwen die vasten, en de kuische mannen en de kuische vrouwen, en degenen van beiderlei kunnen die God dikwijls gedenken, voor dezen heeft God vergiffenis gereed gemaakt en eene groote belooning. إِنَّ ‌الْمُسْلِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُسْلِم‍‍َ‍اتِ ‌وَ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُؤْمِن‍‍َ‍اتِ ‌وَ‌الْ‍‍قَ‍‍انِت‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْ‍‍قَ‍‍انِت‍‍َ‍اتِ ‌وَ‌ال‍‍صَّ‍‍ا‌دِقِ‍‍ي‍‍نَ ‌وَ‌ال‍‍صَّ‍‍ا‌دِقَ‍‍اتِ ‌وَ‌ال‍‍صَّ‍‍ابِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌ال‍‍صَّ‍‍ابِرَ‍‌اتِ ‌وَ‌الْ‍‍خَ‍‍اشِع‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْ‍‍خَ‍‍اشِع‍‍َ‍اتِ ‌وَ‌الْمُتَ‍‍صَ‍‍دِّ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُتَ‍‍صَ‍‍دِّ‍‍قَ‍‍اتِ ‌وَ‌ال‍‍صَّ‍‍ائِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌ال‍‍صَّ‍‍ائِم‍‍َ‍اتِ ‌وَ‌الْحَافِ‍‍ظِ‍‍ي‍‍نَ فُرُ‌وجَهُمْ ‌وَ‌الْحَافِ‍‍ظَ‍‍اتِ ‌وَ‌ال‍‍ذَّ‌اكِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اللَّ‍‍هَ كَثِي‍‍ر‌ا‌ ً‌ ‌وَ‌ال‍‍ذَّ‌اكِرَ‍‌اتِ ‌أَعَدَّ‌ ‌اللَّ‍‍هُ لَهُمْ مَ‍‍غْ‍‍فِ‍رَة ً‌ ‌وَ‌أَجْ‍‍ر‌اً‌ عَ‍‍ظِ‍‍يماً
Wa Mā Kāna Limu'uminin Wa Lā Mu'uminatin 'Idhā Qađá Allāhu Wa Rasūluhu~ 'Aman 'An Yakūna Lahumu Al-Khiyaratu Min 'Amrihim ۗ Wa Man Ya`şi Allāha Wa Rasūlahu Faqad Đalla Đalālāan Mubīnāan 033-036 Het is niet gepast voor een waar geloovige, onverschillig van welke kunne, als God en zijn gezant eene zaak hebben besloten, dat zij de vrijheid nemen hunne eigene keuze te volgen. Wie aan God ongehoorzaam is en aan zijn gezant, dwaalt waarlijk met eene duidelijke dwaling. وَمَا‌ ك‍‍َ‍انَ لِمُؤْمِنٍ‌ ‌وَلاَ‌ مُؤْمِنَة‌‍ٍ‌ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ قَ‍‍ضَ‍‍ى‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌وَ‌‍رَسُولُهُ~ُ ‌أَمْر‌اً‌ ‌أَ‌نْ يَك‍‍ُ‍ونَ لَهُمُ ‌الْ‍‍خِ‍‍يَ‍رَةُ مِ‍‌‍نْ ‌أَمْ‍‍رِهِمْ ۗ ‌وَمَ‍‌‍نْ يَعْ‍‍صِ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌‍رَسُولَ‍‍هُ فَ‍‍قَ‍‍دْ‌ ضَ‍‍لَّ ضَ‍‍لاَلا‌ ً‌ مُبِيناً
Wa 'Idh Taqūlu Lilladhī 'An`ama Allāhu `Alayhi Wa 'An`amta `Alayhi 'Amsik `Alayka Zawjaka Wa Attaqi Allāha Wa Tukhfī Fī Nafsika Mā Al-Lahu Mubdīhi Wa Takhshá An-Nāsa Wa Allāhu 'Aĥaqqu 'An Takhshāhu ۖ Falammā Qađá Zaydun Minhā Waţaan Zawwajnākahā Likay Lā Yakūna `Alá Al-Mu'uminīna Ĥarajun Fī 'Azwāji 'Ad`iyā'ihim 'Idhā Qađaw Minhunna Waţaan ۚ Wa Kāna 'Amru Allāhi Maf`ūlāan 033-037 En gedenk, toen gij zeidet tot hem, omtrent wien God barmhartig is geweest en aan wien gij mede gunsten hebt verleend. Behoud uwe vrouw voor u zelven en vrees God: en gij datgene in uw gemoed verbergdet, wat God bepaald had, dat ontdekt zou worden, en de menschen vreesdet, terwijl het rechtvaardiger ware geweest, God te vreezen. En toen Zeïd omtrent hare zaak had besloten, en vastgesteld had, zich te laten scheiden, verbonden wij haar door het huwelijk aan u, opdat er geene misdaad op de ware geloovigen zou worden geladen, door het huwen van de vrouwen hunner aangenomen zonen, nadat zij verstooten waren; en het bevel van God werd vervuld. وَ‌إِ‌ذْ‌ تَ‍‍قُ‍‍ولُ لِلَّذِي ‌أَ‌نْ‍‍عَمَ ‌اللَّ‍‍هُ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌وَ‌أَ‌نْ‍‍عَمْتَ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌أَمْسِكْ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌زَ‌وْجَكَ ‌وَ‌اتَّ‍‍قِ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَتُ‍‍خْ‍‍فِي فِي نَفْسِكَ مَا‌ ‌اللَّهُ مُ‍‍بْ‍‍د‍ِ‍ي‍‍هِ ‌وَتَ‍‍خْ‍‍شَى‌ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍اسَ ‌وَ‌اللَّهُ ‌أَحَ‍‍قُّ ‌أَ‌نْ تَ‍‍خْ‍‍ش‍‍َ‍اهُ ۖ فَلَ‍‍مَّ‍‍ا‌ قَ‍‍ضَ‍‍ى‌ ‌زَيْ‍‍د‌ٌ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ‌وَ‍طَ‍‍ر‌ا‌‌ ً‌ ‌زَ‌وَّجْ‍‍نَاكَهَا‌ لِكَيْ لاَ‌ يَك‍‍ُ‍ونَ عَلَى‌ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ حَ‍رَج‌‍ٌ‌ فِ‍‍ي ‌أَ‌زْ‌و‍َ‍‌اجِ ‌أَ‌دْعِي‍‍َ‍ائِهِمْ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ قَ‍‍ضَ‍‍وْ‌ا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ‍‍نَّ ‌وَ‍طَ‍‍ر‌ا‌ ًۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌أَمْرُ‌ ‌اللَّ‍‍هِ مَفْعُولاً
Mā Kāna `Alá An-Nabīyi Min Ĥarajin Fīmā Farađa Allāhu Lahu ۖ Sunnata Allāhi Fī Al-Ladhīna Khalaw Min Qablu ۚ Wa Kāna 'Amru Allāhi Qadaan Maqan 033-038 Er wordt geene misdaad op den profeet geladen, door te doen hetgeen God hem heeft veroorloofd overeenkomstig het Godsbevel, met betrekking tot hen die hem voorafgingen (want het bevel van God is een bepaald besluit). مَا‌ ك‍‍َ‍انَ عَلَى‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيِّ مِ‍‌‍نْ حَ‍رَج‌‍ٍ‌ فِيمَا‌ فَ‍رَضَ ‌اللَّ‍‍هُ لَ‍‍هُ ۖ سُ‍‍نَّ‍‍ةَ ‌اللَّ‍‍هِ فِي ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ خَ‍‍لَوْ‌ا‌ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لُ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌أَمْرُ‌ ‌اللَّ‍‍هِ قَ‍‍دَ‌ر‌ا‌ ً‌ مَ‍‍قْ‍‍دُ‌و‌ر‌اً
Al-Ladhīna Yuballighūna Risālāti Allāhi Wa Yakhshawnahu Wa Lā Yakhshawna 'Aĥadāan 'Illā Al-Laha ۗ Wa Kafá Billāhi Ĥasībāan 033-039 Voor hen, die de boodschappen van God brachten en hem vreesden, en niemand vreesden buiten God. God volstaat voor allen. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُبَلِّ‍‍غُ‍‍ونَ ‌رِسَالاَتِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَيَ‍‍خْ‍‍شَوْنَ‍‍هُ ‌وَلاَ‌ يَ‍‍خْ‍‍شَ‍‍وْنَ ‌أَحَد‌ا‌‌ ً‌ ‌إِلاَّ‌ ‌اللَّ‍‍هَ ۗ ‌وَكَفَى‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ حَسِيباً
Mā Kāna Muĥammadun 'Abā 'Aĥadin Min Rijālikum Wa Lakin Rasūla Allāhi Wa Khātama An-Nabīyīna ۗ Wa Kāna Allāhu Bikulli Shay'in `Alīmāan 033-040 Mahomet is niet de vader van een uwer, maar de gezant van God, en het zegel der profeten. God kent alle dingen. مَا‌ ك‍‍َ‍انَ مُحَ‍‍مَّ‍‍دٌ‌ ‌أَبَ‍‍ا‌ ‌أَحَد‌ٍ‌ مِ‍‌‍نْ ‌رِجَالِكُمْ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ ‌‍رَس‍‍ُ‍ولَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَ‍خَ‍‍اتَمَ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيّ‍‍ِ‍ي‍‍نَ ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ بِكُلِّ شَ‍‍يْءٍ‌ عَلِيماً
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Adhkurū Allaha Dhikan Kathīrāan 033-041 O ware geloovigen! herdenkt God dikwijls, يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ا‌ذْكُرُ‌و‌ا‌اللَّ‍‍هَ ‌ذِكْر‌ا‌‌ ً‌ كَثِي‍‍ر‌اً
Wa Sabbiĥūhu Bukratan Wa 'Aşīlāan 033-042 En verkondigt zijn lof des ochtends en des avonds. وَسَبِّح‍‍ُ‍وهُ بُكْ‍رَة ً‌ ‌وَ‌أَ‍صِ‍‍يلاً
Huwa Al-Ladhī Yuşallī `Alaykum Wa Malā'ikatuhu Liyukhrijakum Mina Až-Žulumāti 'Ilá An-Nūri ۚ Wa Kāna Bil-Mu'uminīna Raĥīmāan 033-043 Hij is het, die barmhartig voor u is, en zijne engelen zijn uwe bemiddelaars, opdat hij u uit de duisternis tot het licht zou mogen leiden; en hij is barmhartig omtrent de ware geloovigen. هُوَ‌ ‌الَّذِي يُ‍‍صَ‍‍لِّي عَلَيْكُمْ ‌وَمَلاَئِكَتُ‍‍هُ لِيُ‍‍خْ‍‍رِجَكُمْ مِنَ ‌ال‍‍ظُّ‍‍لُم‍‍َ‍اتِ ‌إِلَى‌ ‌ال‍‍نّ‍‍ُ‍و‌ر‍ِ‍‌ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ بِ‍الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌‍رَحِيماً
Taĥīyatuhum Yawma Yalqawnahu Salāmun ۚ Wa 'A`adda Lahum 'Ajan Karīmāan 033-044 Hunne groete op den dag, waarop zij hem zullen ontmoeten, zal wezen: Vrede! en hij heeft eene eervolle belooning voor hen gereed gemaakt. تَحِيَّتُهُمْ يَ‍‍وْمَ يَلْ‍‍قَ‍‍وْنَ‍‍هُ سَلاَمٌۚ ‌وَ‌أَعَدَّ‌ لَهُمْ ‌أَجْ‍‍ر‌ا‌‌ ً‌ كَ‍‍رِيماً
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu 'Innā 'Arsalnāka Shāhidāan Wa Mubashshirāan Wa Nadhīrāan 033-045 O profeet! Waarlijk, wij hebben u gezonden, om een getuige, een overbrenger van goede tijdingen, en een verkondiger van bedreigingen te wezen. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ ‌إِنَّ‍‍ا‌ ‌أَ‌رْسَلْن‍‍َ‍اكَ شَاهِد‌ا‌ ً‌ ‌وَمُبَشِّ‍‍ر‌ا‌ ً‌ ‌وَنَذِي‍‍ر‌اً
Wa Dā`īāan 'Ilá Allāhi Bi'idhnihi Wa Sirājāan Munīrāan 033-046 Gij zijt een uitnoodiger tot God, door zijn welbehagen, en een schijnend licht. وَ‌دَ‌اع‍‍ِ‍ي‍‍ا‌‌ ً‌ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ بِإِ‌ذْنِ‍‍هِ ‌وَسِ‍رَ‌اجا‌ ً‌ مُنِي‍‍ر‌اً
Wa Bashshiri Al-Mu'uminīna Bi'anna Lahum Mina Allāhi Fađlāan Kabīrāan 033-047 Breng dus goede tijdingen tot de ware geloovigen, dat zij grooten overvloed van God zullen ontvangen. وَبَشِّرِ‌ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ بِأَنَّ لَهُمْ مِنَ ‌اللَّ‍‍هِ فَ‍‍ضْ‍‍لا‌‌ ً‌ كَبِي‍‍ر‌اً
Wa Lā Tuţi`i Al-Kāfirīna Wa Al-Munāfiqīna Wa Da` 'Adhāhum Wa Tawakkal `Alá Allāhi ۚ Wa Kafá Billāhi Wa Kīlāan 033-048 En gehoorzaam niet de ongeloovigen en de huichelaars, en, geef geen acht op hunne slechte behandeling: maar vertrouw op God: Gods ondersteuning is volstaande. وَلاَ‌ تُ‍‍طِ‍‍عِ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُنَافِ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ‌وَ‌دَعْ ‌أَ‌ذَ‌اهُمْ ‌وَتَوَكَّلْ عَلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌وَكَفَى‌ بِ‍اللَّ‍‍هِ ‌وَكِيلاً
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū 'Idhā Nakaĥtumu Al-Mu'umināti Thumma Ţallaqtumūhunna Min Qabli 'An Tamassūhunna Famā Lakum `Alayhinna Min `Iddatin Ta`taddūnahā ۖ Famatti`ūhunna Wa Sarriĥūhunna Saĥāan Jamīlāan 033-049 O ware geloovigen! indien gij vrouwen huwt, die geloovig zijn en haar daar na verstoot zonder haar te hebben aangeraakt, dan is u niets voorgeschreven, wat gij na hare echtscheiding, omtrent haar hebt te vervullen; maar geeft haar een geschenk en ontslaat haar vrijelijk met een eervol ontslag. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُ‍‍و‌ا‌ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ نَكَحْتُمُ ‌الْمُؤْمِن‍‍َ‍اتِ ثُ‍‍مَّ طَ‍‍لَّ‍‍قْ‍‍تُمُوهُ‍‍نَّ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لِ ‌أَ‌نْ تَمَسُّوهُ‍‍نَّ فَمَا‌ لَكُمْ عَلَيْهِ‍‍نَّ مِ‍‌‍نْ عِدَّة‌‍ٍ‌ تَعْتَدُّ‌ونَهَا‌ ۖ فَمَتِّعُوهُ‍‍نَّ ‌وَسَرِّحُوهُ‍‍نَّ سَ‍رَ‌احا‌‌ ً‌ جَمِيلاً
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu 'Innā 'Aĥlalnā Laka 'Azwājaka Al-Lātī 'Ātayta 'Ujūrahunna Wa Mā Malakat Yamīnuka Mimmā 'Afā'a Allāhu `Alayka Wa Banāti `Ammika Wa Banāti `Ammātika Wa Banāti Khālika Wa Banāti Khālātika Al-Lātī Hājarna Ma`aka Wa Amra'atan Mu'uminatan 'In Wahabat Nafsahā Lilnnabīyi 'In 'Arāda An-Nabīyu 'An Yastankiĥahā Khālişatan Laka Min Dūni Al-Mu'uminīna ۗ Qad `Alimnā Mā Farađnā `Alayhim Fī 'Azwājihim Wa Mā Malakat 'Aymānuhum Likaylā Yakūna `Alayka Ĥarajun ۗ Wa Kāna Allāhu Ghafūan Raĥīmāan 033-050 O profeet! wij hebben u uwe vrouwen toegestaan, aan welke gij haren bruidschat hebt gegeven, en ook de slaven welke door uwe rechterhand worden bezeten, van den buit dien God u heeft verleend, en de dochters uwer ooms, en de dochters uwer moeien, zoowel van vaders zijde, als van moeders zijde, die met u van Mekka zijn gevlucht, en elke andere geloovige vrouw, indien zij zich aan den profeet overgeeft, voor het geval, dat de profeet haar tot zijne vrouw wil nemen. Dit is een bijzonder voorrecht, dat u boven de overige ware geloovigen is verleend. Wij weten wat wij hun nopens hunne vrouwen hebben bevolen, en omtrent de slaven, welke door hunne rechterhand worden bezeten, opdat het u tot geene misdaad zou worden aangerekend, indien gij van het u verleende voorrecht gebruik maakt; want God is barmhartig en genadig. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ ‌إِنَّ‍‍ا‌ ‌أَحْلَلْنَا‌ لَكَ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجَكَ ‌ال‍‍لاَّتِ‍‍ي ‌آتَ‍‍يْ‍‍تَ ‌أُجُو‌‍رَهُ‍‍نَّ ‌وَمَا‌ مَلَكَتْ يَمِينُكَ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌أَف‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌اللَّ‍‍هُ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ‌وَبَن‍‍َ‍اتِ عَ‍‍مِّ‍‍كَ ‌وَبَن‍‍َ‍اتِ عَ‍‍مَّ‍‍اتِكَ ‌وَبَن‍‍َ‍اتِ خَ‍‍الِكَ ‌وَبَن‍‍َ‍اتِ خَ‍‍الاَتِكَ ‌ال‍‍لاَّتِي هَاجَرْنَ مَعَكَ ‌وَ‌امْ‍رَ‌أَة ً‌ مُؤْمِنَة‌ ً‌ ‌إِ‌نْ ‌وَهَبَتْ نَفْسَهَا‌ لِل‍‍نَّ‍‍بِيِّ ‌إِ‌نْ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ ‌أَ‌نْ يَسْتَ‍‌‍ن‍‍كِحَهَا‌ خَ‍‍الِ‍‍صَ‍‍ة ً‌ لَكَ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ۗ قَ‍‍دْ‌ عَلِمْنَا‌ مَا‌ فَ‍رَضْ‍‍نَا‌ عَلَيْهِمْ فِ‍‍ي ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجِهِمْ ‌وَمَا‌ مَلَكَتْ ‌أَيْمَانُهُمْ لِكَيْلاَ‌ يَك‍‍ُ‍ونَ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ حَ‍رَجٌۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
Turjī Man Tashā'u Minhunna Wa Tu'uwī 'Ilayka Man Tashā'u ۖ Wa Mani Abtaghayta Mimman `Azalta Falā Junāĥa `Alayka ۚ Dhālika 'Adná 'An Taqarra 'A`yunuhunna Wa Lā Yaĥzanna Wa Yarđayna Bimā 'Ātaytahunna Kulluhunna Wa ۚ Allāhu Ya`lamu Mā Fī Qulūbikum ۚ Wa Kāna Allāhu `Alīmāan Ĥalīmāan 033-051 Gij moogt de beurt van dezulke uwer vrouwen uitstellen, als u mocht behagen en gij moogt haar tot u nemen, die u zal behagen en haar, die gij zult begeeren van degenen, welke gij vroeger verworpen hebt, en er zal daarin geene misdaad voor u liggen. Dit zal gemakkelijker zijn, opdat zij geheel tevreden mogen wezen, en niet bedroefd worden, om hetgeen gij elke van haar zult geven, God kent alles wat in uwe harten is, en God is alwetend en barmhartig. تُرْجِي مَ‍‌‍نْ تَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ‍‍نَّ ‌وَتُؤْ‌وِي ‌إِلَ‍‍يْ‍‍كَ مَ‍‌‍نْ تَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ۖ ‌وَمَنِ ‌ابْ‍‍تَ‍‍غَ‍‍يْ‍‍تَ مِ‍‍مَّ‍‍‌‍نْ عَزَلْتَ فَلاَ‌ جُن‍‍َ‍احَ عَلَ‍‍يْ‍‍كَ ۚ ‌ذَلِكَ ‌أَ‌دْنَ‍‍ى‌ ‌أَ‌نْ تَ‍‍قَ‍رَّ‌ ‌أَعْيُنُهُ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ يَحْزَنَّ ‌وَيَرْ‍ضَ‍‍يْ‍‍نَ بِمَ‍‍ا‌ ‌آتَيْتَهُ‍‍نَّ كُلُّهُ‍‍نَّ ۚ ‌وَ‌اللَّهُ يَعْلَمُ مَا‌ فِي قُ‍‍لُوبِكُمْ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ عَلِيماً‌ حَلِيماً
Lā Yaĥillu Laka An-Nisā' Min Ba`du Wa Lā 'An Tabaddala Bihinna Min 'Azwājin Wa Law 'A`jabaka Ĥusnuhunna 'Illā Mā Malakat Yamīnuka ۗ Wa Kāna Allāhu `Alá Kulli Shay'in Raqībāan 033-052 Het zal u niet geoorloofd wezen, daarna andere vrouwen te nemen, noch eene uwer vrouwen tegen andere te ruilen, niettegenstaande hare schoonheid u behage, behalve de slaven welke door uwe rechterhand zullen worden bezeten. En God merkt alle dingen op. لاَ‌ يَحِلُّ لَكَ ‌ال‍‍نِس‍‍َ‍ا‌ء‌ مِ‍‌‍نْ بَعْدُ‌ ‌وَلاَ‌ ‌أَ‌نْ تَبَدَّلَ بِهِ‍‍نَّ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌زْ‌و‍َ‍‌اجٍ‌ ‌وَلَوْ‌ ‌أَعْجَبَكَ حُسْنُهُ‍‍نَّ ‌إِلاَّ‌ مَا‌ مَلَكَتْ يَمِينُكَ ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ عَلَى‌ كُلِّ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ ‌‍رَقِ‍‍يباً
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Lā Tadkhulū Buyūta An-Nabīyi 'Illā 'An Yu'udhana Lakum 'Ilá Ţa`āmin Ghayra Nāžirīna 'Ināhu Wa Lakin 'Idhā Du`ītumdkhulū Fa'idhā Ţa`imtumntashirū Wa Lā Musta'nisīna Liĥadīthin ۚ 'Inna Dhālikum Kāna Yu'udhī An-Nabīya Fayastaĥyi Minkum Wa ۖ Allāhu Lā Yastaĥyi Mina Al-Ĥaqqi ۚ Wa 'Idhā Sa'altumūhunna Matā`āan Fās'alūhunna Min Warā'i Ĥijābin ۚ Dhālikum 'Aţharu Liqulūbikum Wa Qulūbihinna ۚ Wa Mā Kāna Lakum 'An Tu'udhū Rasūla Allāhi Wa Lā 'An Tankiĥū 'Azwājahu Min Ba`dihi~ 'Abadāan ۚ 'Inna Dhālikum Kāna `Inda Allāhi `Ažīmāan 033-053 O ware geloovigen! treedt de huizen van den profeet niet binnen, tenzij het u geoorloofd worde met hem te eten, zonder den gepasten tijd af te wachten; maar als gij uitgenoodigd zijt, treedt dan binnen. En als gij zult gegeten hebben, scheidt dan van elkander, en blijft niet om vertrouwelijke gesprekken aan te knoopen, want dit doet den profeet ongemak aan. Hij schaamt zich, u te verzoeken weg te gaan; maar God schaamt zich niet de waarheid te zeggen. En als gij zijne vrouwen iets wilt vragen, vraagt het haar dan achter een gordijn. Dit zal zuiverder voor uwe harten en de hare wezen. Het is niet gepast voor u, den profeet van God eenig ongemak aan te doen, of zijne vrouwen na hem te huwen; want dit zou eene bedroevende zaak voor het gezicht van God wezen. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ لاَ‌ تَ‍‍دْ‍‍خُ‍‍لُو‌ا‌ بُي‍‍ُ‍وتَ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيِّ ‌إِلاَّ‌ ‌أَ‌نْ يُؤْ‌ذَنَ لَكُمْ ‌إِلَى‌ طَ‍‍ع‍‍َ‍امٍ غَ‍‍يْ‍رَ‌ نَاظِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌إِن‍‍َ‍اهُ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌دُعِيتُمْ فَا‌دْ‍‍خُ‍‍لُو‌ا‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ طَ‍‍عِمْتُمْ فَا‌نْ‍‍تَشِرُ‌و‌ا‌ ‌وَلاَ‌ مُسْتَأْنِس‍‍ِ‍ي‍‍نَ لِحَد‍ِ‍ي‍‍ث‌‍ٍۚ ‌إِنَّ ‌ذَلِكُمْ ك‍‍َ‍انَ يُؤْ‌ذِي ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيَّ فَيَسْتَحْيِ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ ۖ ‌وَ‌اللَّهُ لاَ‌ يَسْتَحْيِ مِنَ ‌الْحَ‍‍قِّ ۚ ‌وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ سَأَلْتُمُوهُ‍‍نَّ مَتَاعا‌‌ ً‌ فَاسْأَلُوهُ‍‍نَّ مِ‍‌‍نْ ‌وَ‌ر‍َ‍‌ا‌ءِ‌ حِج‍‍َ‍اب‌‍ٍۚ ‌ذَلِكُمْ ‌أَ‍طْ‍‍هَرُ‌ لِ‍‍قُ‍‍لُوبِكُمْ ‌وَ‍قُ‍‍لُوبِهِ‍‍نَّ ۚ ‌وَمَا‌ ك‍‍َ‍انَ لَكُمْ ‌أَ‌نْ تُؤْ‌ذُ‌و‌ا‌ ‌‍رَس‍‍ُ‍ولَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَلاَ‌ ‌أَ‌نْ تَ‍‌‍نْ‍‍كِحُ‍‍و‌ا‌ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجَ‍‍هُ مِ‍‌‍نْ بَعْدِهِ ‌أَبَد‌ا‌‌ ًۚ ‌إِنَّ ‌ذَلِكُمْ ك‍‍َ‍انَ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ عَ‍‍ظِ‍‍يماً
'In TubShay'āan 'Aw Tukhfūhu Fa'inna Allāha Kāna Bikulli Shay'in `Alīmāan 033-054 Hetzij gij eene zaak vertoont of dit verbergt, waarlijk, God kent alle dingen. إِ‌نْ تُ‍‍بْ‍‍دُ‌و‌ا‌ شَ‍‍يْ‍‍ئاً‌ ‌أَ‌وْ‌ تُ‍‍خْ‍‍ف‍‍ُ‍وهُ فَإِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ك‍‍َ‍انَ بِكُلِّ شَ‍‍يْءٍ‌ عَلِيماً
Lā Junāĥa `Alayhinna Fī 'Ābā'ihinna Wa Lā 'Abnā'ihinna Wa Lā 'Ikhwānihinna Wa Lā 'Abnā'i 'Ikhwānihinna Wa Lā 'Abnā'i 'Akhawātihinna Wa Lā Nisā'ihinna Wa Lā Mā Malakat 'Aymānuhunna ۗ Wa Attaqīna Allāha ۚ 'Inna Allāha Kāna `Alá Kulli Shay'in Shahīdāan 033-055 Er zal geene misdaad in liggen, noch voor hare vaders, noch hare zoons, noch hare broeders, of hare broeders zonen, of hunne vrouwen, of de slaven welke hare rechterhand zal bezitten, met haar te spreken, terwijl zij ongesluierd zijn. Vreest God; want God is getuige van alle dingen. لاَ‌ جُن‍‍َ‍احَ عَلَيْهِ‍‍نَّ فِ‍‍ي ‌آب‍‍َ‍ائِهِ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ ‌أَبْ‍‍ن‍‍َ‍ائِهِ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ ‌إِخْ‍‍وَ‌انِهِ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ ‌أَبْ‍‍ن‍‍َ‍ا‌ءِ‌ ‌إِخْ‍‍وَ‌انِهِ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ ‌أَبْ‍‍ن‍‍َ‍ا‌ءِ‌ ‌أَ‍خَ‍‍وَ‌اتِهِ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ نِس‍‍َ‍ائِهِ‍‍نَّ ‌وَلاَ‌ مَا‌ مَلَكَتْ ‌أَيْمَانُهُ‍‍نَّ ۗ ‌وَ‌اتَّ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ‌اللَّ‍‍هَ ۚ ‌إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ك‍‍َ‍انَ عَلَى‌ كُلِّ شَ‍‍يْء‌‌ٍ‌ شَهِيد‌اً
'Inna Allāha Wa Malā'ikatahu Yuşallūna `Alá An-Nabīyi ۚ Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Şallū `Alayhi Wa Sallimū Taslīmāan 033-056 Waarlijk, God en zijne engelen zegenen den profeet. O ware geloovigen! zegent hem mede en groet hem met eene eerbiedvolle groete. إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَمَلاَئِكَتَ‍‍هُ يُ‍‍صَ‍‍لّ‍‍ُ‍ونَ عَلَى‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيِّ ۚ يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌اصَ‍‍لُّو‌ا‌ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌وَسَلِّمُو‌ا‌ تَسْلِيماً
'Inna Al-Ladhīna Yu'udhūna Allāha Wa Rasūlahu La`anahumu Allāhu Fī Ad-Dunyā Wa Al-'Ākhirati Wa 'A`adda Lahum `Adhābāan Muhīnāan 033-057 Wat hen betreft die God en zijn profeet beleedigen, God zal hen in deze en in de volgende wereld vloeken, en hij heeft eene schandelijke straf voor hen gereed gemaakt. إِنَّ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُؤْ‌ذ‍ُ‍‌ونَ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌‍رَسُولَ‍‍هُ لَعَنَهُمُ ‌اللَّ‍‍هُ فِي ‌ال‍‍دُّ‌نْ‍‍يَا‌ ‌وَ‌الآ‍‍خِ‍رَةِ ‌وَ‌أَعَدَّ‌ لَهُمْ عَذَ‌ابا‌ ً‌ مُهِيناً
Wa Al-Ladhīna Yu'udhūna Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti Bighayri Mā Aktasabū Faqadi Aĥtamalū Buhtānāan Wa 'Ithmāan Mubīnāan 033-058 En zij die de ware geloovigen, van welke kunne ook, zullen beleedigen, zonder dat zij dit verdienen, zullen zekerlijk de schuld van laster en van eene klaarblijkelijke onrechtvaardigheid dragen. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُؤْ‌ذ‍ُ‍‌ونَ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُؤْمِن‍‍َ‍اتِ بِ‍‍غَ‍‍يْ‍‍ر‍ِ‍‌ مَا‌ ‌اكْتَسَبُو‌ا‌ فَ‍‍قَ‍‍دِ‌ ‌احْتَمَلُو‌ا‌ بُهْتَانا‌ ً‌ ‌وَ‌إِثْما‌ ً‌ مُبِيناً
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Qul Li'zwājika Wa Banātika Wa Nisā'i Al-Mu'uminīna Yudnīna `Alayhinna Min Jalābībihinna ۚ Dhālika 'Adná 'An Yu`rafna Falā Yu'udhayna ۗ Wa Kāna Allāhu Ghafūan Raĥīmāan 033-059 O profeet! spreek tot uwe vrouwen, en uwe dochters, en de vrouwen der ware geloovigen, dat zij hare opperkleederen omslaan indien zij naar buiten wandelen; dit zal geschikter zijn om haar als huisvrouwen van eerbaar gedrag te doen kennen, opdat zij niet door onwelvoegelijke woorden of daden beleedigd worden, God is barmhartig en genadig. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌ال‍‍نَّ‍‍بِيُّ قُ‍‍لْ لِأ‌زْ‌وَ‌اجِكَ ‌وَبَنَاتِكَ ‌وَنِس‍‍َ‍ا‌ءِ‌ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ يُ‍‍دْن‍‍ِ‍ي‍‍نَ عَلَيْهِ‍‍نَّ مِ‍‌‍نْ جَلاَبِيبِهِ‍‍نَّ ۚ ‌ذَلِكَ ‌أَ‌دْنَ‍‍ى‌ ‌أَ‌نْ يُعْ‍رَفْنَ فَلاَ‌ يُؤْ‌ذَيْ‍‍نَ ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
La'in Lam Yantahi Al-Munāfiqūna Wa Al-Ladhīna Fī Qulūbihim Marađun Wa Al-Murjifūna Fī Al-Madīnati Lanughriyannaka Bihim Thumma Lā Yujāwirūnaka Fīhā 'Illā Qalīlāan 033-060 Waarlijk, indien de huichelaars, en zij, in wier harten een gebrek huist, en zij die onrust te Medina veroorzaken, niet ophouden, zullen wij u zekerlijk tegen hen opwinden om hen te tuchtigen; voortaan zal het hun niet veroorloofd wezen nabij u daarin te wonen, behalve voor een korten tijd. لَئِ‍‌‍نْ لَمْ يَ‍‌‍نْ‍‍تَهِ ‌الْمُنَافِ‍‍قُ‍‍ونَ ‌وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ فِي قُ‍‍لُوبِهِمْ مَ‍رَضٌ‌ ‌وَ‌الْمُرْجِف‍‍ُ‍ونَ فِي ‌الْمَدِينَةِ لَنُ‍‍غْ‍‍رِيَ‍‍نَّ‍‍كَ بِهِمْ ثُ‍‍مَّ لاَ‌ يُجَا‌وِ‌رُ‌ونَكَ فِيهَ‍‍ا‌ ‌إِلاَّ‌ قَ‍‍لِيلاً
Mal`ūnīna ۖ 'Aynamā Thuqifū 'Ukhidhū Wa Quttilū Taqtīlāan 033-061 En zij zullen vervloekt wezen; waar zij ook zullen gevonden worden, zal men hen grijpen en met eene algemeene slachting dooden. مَلْعُون‍‍ِ‍ي‍‍نَ ۖ ‌أَيْنَمَا‌ ثُ‍‍قِ‍‍فُ‍‍و‌ا‌ ‌أُ‍خِ‍‍ذُ‌و‌ا‌ ‌وَ‍قُ‍‍تِّلُو‌ا‌ تَ‍‍قْ‍‍تِيلاً
Sunnata Allāhi Fī Al-Ladhīna Khalaw Min Qablu ۖ Wa Lan Tajida Lisunnati Allāhi Tabdīlāan 033-062 Overeenkomstig de uitspraak van God nopens hen, die vroeger bestonden: en gij zult geenerlei verandering in Gods uitspraak vinden. سُ‍‍نَّ‍‍ةَ ‌اللَّ‍‍هِ فِي ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ خَ‍‍لَوْ‌ا‌ مِ‍‌‍نْ قَ‍‍بْ‍‍لُ ۖ ‌وَلَ‍‌‍نْ تَجِدَ‌ لِسُ‍‍نَّ‍‍ةِ ‌اللَّ‍‍هِ تَ‍‍بْ‍‍دِيلاً
Yas'aluka An-Nāsu `Ani As-Sā`ati ۖ Qul 'Innamā `Ilmuhā `Inda Allāhi ۚ Wa Mā Yudrīka La`alla As-Sā`ata Takūnu Qarībāan 033-063 De menschen zullen u ondervragen nopens de nadering van het laatste uur; antwoord: Waarlijk, de kennis daarvan is alleen met God, en hij zal u niet onderrichten; misschien is het uur nabij. يَسْأَلُكَ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍اسُ عَنِ ‌ال‍‍سَّاعَةِ ۖ قُ‍‍لْ ‌إِنَّ‍‍مَا‌ عِلْمُهَا‌ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ۚ ‌وَمَا‌ يُ‍‍دْ‌ر‍ِ‍ي‍‍كَ لَعَلَّ ‌ال‍‍سَّاعَةَ تَك‍‍ُ‍ونُ قَ‍‍رِيباً
'Inna Allāha La`ana Al-Kāfirīna Wa 'A`adda Lahum Sa`īrāan 033-064 Waarlijk, God heeft de ongeloovigen gevloekt en een fel vuur voor hen gereed gemaakt. إِنَّ ‌اللَّ‍‍هَ لَعَنَ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌أَعَدَّ‌ لَهُمْ سَعِي‍‍ر‌اً
Khālidīna Fīhā 'Abadāan ۖ Lā Yajidūna Walīyāan Wa Lā Naşīrāan 033-065 Eeuwig zullen zij daarin verblijven, en zullen geen schuts of verdediger vinden. خَ‍‍الِد‍ِ‍ي‍‍نَ فِيهَ‍‍ا‌ ‌أَبَد‌ا‌ ًۖ لاَ‌ يَجِد‍ُ‍‌ونَ ‌وَلِيّا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ نَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‌اً
Yawma Tuqallabu Wujūhuhum An-Nāri Yaqūlūna Yā Laytanā 'Aţa`nā Al-Laha Wa 'Aţa`nā Ar-Rasūlā 033-066 Op den dag, waarop hunne aangezichten in het hellevuur zullen worden gewenteld: zullen zij zeggen: O dat wij God en zijn gezant slechts gehoorzaamd hadden! يَ‍‍وْمَ تُ‍‍قَ‍‍لَّبُ ‌وُجُوهُهُمْ فِي ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍ا‌ر‍ِ‍‌ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ يَا‌ لَيْتَنَ‍‍ا‌ ‌أَ‍طَ‍‍عْنَا‌ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌أَ‍طَ‍‍عْنَا‌ ‌ال‍رَّسُولَا
Wa Qālū Rabbanā 'Innā 'Aţa`nā Sādatanā Wa Kubarā'anā Fa'ađallūnā As-Sabīlā 033-067 En zij zullen zeggen: O Heer! Waarlijk, wij hebben onzen vorsten en onzen grooten mannen gehoorzaamd, en zij hebben ons van den rechten weg afgeleid. وَ‍قَ‍‍الُو‌ا‌ ‌‍رَبَّنَ‍‍ا‌ ‌إِنَّ‍‍ا‌ ‌أَ‍طَ‍‍عْنَا‌ سَا‌دَتَنَا‌ ‌وَكُبَر‍َ‍‌ا‌ءَنَا‌ فَأَ‍ضَ‍‍لُّونَا‌ ‌ال‍‍سَّبِيلَا
Rabbanā 'Ātihim Đi`fayni Mina Al-`Adhābi Wa Al-`Anhum La`nāan Kabīrāan 033-068 Heer, geef hun het dubbele onzer straf, en vloek hen met een zwaren vloek! رَبَّنَ‍‍ا‌ ‌آتِهِمْ ضِ‍‍عْفَ‍‍يْ‍‍نِ مِنَ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابِ ‌وَ‌الْعَ‍‌‍نْ‍‍هُمْ لَعْنا‌‌ ً‌ كَبِي‍‍ر‌اً
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Lā Takūnū Kālladhīna 'Ādhaw Mūsá Fabarra'ahu Allāhu Mimmā Qālū ۚ Wa Kāna `Inda Allāhi Wajīhāan 033-069 O ware geloovigen! weest niet als zij, die Mozes beleedigden; maar God zuiverde hem van de lastering, welke zij nopens hem hadden gesproken, en hij werd in Gods oog geacht. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌ لاَ‌ تَكُونُو‌ا‌ كَالَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آ‌ذَ‌وْ‌ا‌ مُوسَى‌ فَبَ‍رَّ‌أَهُ ‌اللَّ‍‍هُ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ قَ‍‍الُو‌اۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ عِ‍‌‍نْ‍‍دَ‌ ‌اللَّ‍‍هِ ‌وَجِيهاً
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Attaqū Allaha Wa Qūlū Qawlāan Sadīdāan 033-070 O ware geloovigen! vreest God en laat de waarheid uwe woorden besturen. يَ‍‍ا‌ ‌أَيُّهَا‌ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُو‌ا‌اتَّ‍‍قُ‍‍و‌ا‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‍قُ‍‍ولُو‌اقَ‍‍وْلا‌‌ ً‌ سَدِيد‌اً
Yuşliĥ Lakum 'A`mālakum Wa Yaghfir Lakum Dhunūbakum ۗ Wa Man Yuţi`i Allāha Wa Rasūlahu Faqad Fāza Fawzāan `Ažīmāan 033-071 Opdat God uwe werken voor u moge verbeteren, en u uwe zonden vergeven; en wie God en zijn gezant gehoorzaamt, zal eene groote gelukzaligheid genieten. يُ‍صْ‍‍لِحْ لَكُمْ ‌أَعْمَالَكُمْ ‌وَيَ‍‍غْ‍‍فِ‍‍رْ‌ لَكُمْ ‌ذُنُوبَكُمْ ۗ ‌وَمَ‍‌‍نْ يُ‍‍طِ‍‍عِ ‌اللَّ‍‍هَ ‌وَ‌‍رَسُولَ‍‍هُ فَ‍‍قَ‍‍دْ‌ ف‍‍َ‍ا‌زَ‌ فَوْ‌ز‌اً‌ عَ‍‍ظِ‍‍يماً
'Innā `Arađnā Al-'Amānata `Alá As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Al-Jibāli Fa'abayna 'An Yaĥmilnahā Wa 'Ashfaqna Minhā Wa Ĥamalahā Al-'Insānu ۖ 'Innahu Kāna Žalūmāan Jahūlāan 033-072 Wij stelden het geloof aan de hemelen, de aarde en de bergen voor, en zij weigerden zich er mede te belasten, en waren er bevreesd voor. De mensch belastte er zich mede; doch niettemin handelde hij onrechtvaardig omtrent zich zelven en dwaas. إِنَّ‍‍ا‌ عَ‍رَضْ‍‍نَا‌ ‌الأَمَانَةَ عَلَى‌ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌وَ‌الْجِب‍‍َ‍الِ فَأَبَ‍‍يْ‍‍نَ ‌أَ‌نْ يَحْمِلْنَهَا‌ ‌وَ‌أَشْفَ‍‍قْ‍‍نَ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ‌وَحَمَلَهَا‌ ‌الإِ‌نْ‍‍س‍‍َ‍انُ ۖ ‌إِنَّ‍‍هُ ك‍‍َ‍انَ ظَ‍‍لُوما‌‌ ً‌ جَهُولاً
Liyu`adhdhiba Allāhu Al-Munāfiqīna Wa Al-Munāfiqāti Wa Al-Mushrikīna Wa Al-Mushrikāti Wa Yatūba Allāhu `Alá Al-Mu'uminīna Wa Al-Mu'umināti ۗ Wa Kāna Allāhu Ghafūan Raĥīmāan 033-073 God zal de huichelachtige mannen en de huichelachtige vrouwen, en de afgodendienaars en de afgodendienaressen straffen, en God zal zich tot de ware geloovigen wenden, zoowel de mannen als de vrouwen; want God is genadig en barmhartig. لِيُعَذِّبَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌الْمُنَافِ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُنَافِ‍‍قَ‍‍اتِ ‌وَ‌الْمُشْ‍‍رِك‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُشْ‍‍رِك‍‍َ‍اتِ ‌وَيَت‍‍ُ‍وبَ ‌اللَّ‍‍هُ عَلَى‌ ‌الْمُؤْمِن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَ‌الْمُؤْمِن‍‍َ‍اتِ ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah