'Am Yaqūlūna Aftarāhu ۚ Bal Huwa Al-Ĥaqqu MinRabbika Litundhira Qawmāan Mā 'Atāhum Min Nadhīrin MinQablika La`allahum Yahtadūna
032-003 Zullen zij zeggen: Mahomet heeft het uitgedacht? Neen, Mahomet! het is de waarheid van uwen Heer, opdat gij zoudt prediken voor een volk, tot hetwelk vََr u geen prediker werd gezonden; opdat zij ten goede geleid mochten worden.
Al-Lahu Al-Ladhī Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Wa Mā Baynahumā Fī Sittati 'AyyāminThumma Astawá `Alá Al-`Arshi ۖ Mā Lakum Min Dūnihi Min Wa Līyin Wa Lā Shafī`in ۚ 'Afalā Tatadhakkarūna
032-004 God is het, die de hemelen en de aarde heeft geschapen en alles wat daartusschen is, in zes dagen, en toen zijn troon beklom; gij hebt geen schuts of tusschenpersoon buiten hem. Wilt gij dit niet bedenken?
032-005 Hij regeert alle dingen, van den hemel tot de aarde: hierna zal alles tot hem terugkeeren, op den dag, welks lengte duizend jaren zal wezen, van diegene volgens welke gij rekent.
Thumma Sawwāhu Wa Nafakha Fīhi Min Rūĥihi ۖ Wa Ja`ala Lakumu As-Sam`a Wa Al-'Abşāra Wa Al-'Af'idata ۚ Qalīlāan Mā Tashkurūna
032-009 Hem daarna in een geschikten vorm bracht, hem van zijn geest inblies, en u de zintuigen van het gehoor en gezicht heeft geschonken, en harten om te verstaan. Hoe weinig dankbaar zijt gij daarvoor!
Wa Qālū 'A'idhā Đalalnā Fī Al-'Arđi 'A'innā Lafī Khalqin Jadīdin ۚ Bal Hum Biliqā'i Rabbihim Kāfirūna
032-010 En zij zeggen: Als wij in de aarde bedolven zullen liggen, zullen wij dan als nieuwe schepsels worden opgewekt? Ja, zij loochenen de ontmoeting van hunnen Heer bij de opstanding.
Wa Law Tará 'Idhi Al-Mujrimūna Nākisū Ru'ūsihim `Inda RabbihimRabbanā 'Abşarnā Wa Sami`nā Fārji`nā Na`mal Şāliĥāan 'Innā Mūqinūna
032-012 Indien gij het zoudt kunnen aanschouwen, als de zondaren hunne hoofden voor hunnen Heer zullen nederbuigen, zeggende: O Heer! wij hebben gezien en wij hebben gehoord; sta ons dus toe in de wereld terug te keeren en wij zullen doen wat recht is, nu wij zeker zijn van de waarheid van hetgeen ons werd gepredikt, dan zoudt gij een verbazend gezicht zien.
Wa Law Shi'nā La'ātaynā Kulla Nafsin Hudāhā Wa Lakin Ĥaqqa Al-Qawlu Minnī La'amla'anna Jahannama Mina Al-Jinnati Wa An-Nāsi 'Ajma`īna
032-013 Indien het ons zou hebben behaagd, hadden wij zekerlijk iedere ziel hare leiding gegeven; maar het woord dat van mij is uitgegaan, moest noodzakelijk worden vervuld, toen ik namelijk zeide: Waarlijk ik zal de hel met geniussen en menschen te zamen vullen.
032-014 Proef dus de marteling welke voor u is gereed gemaakt, dewijl gij het komen van dezen uwen dag hebt vergeten: wij hebben ook u vergeten. Proef dus de eeuwig durende straf voor hetgeen gij hebt verricht.
'Innamā Yu'uminu Bi'āyātinā Al-Ladhīna 'Idhā Dhukkirū Bihā Kharrū Sujjadāan Wa Sabbaĥū Biĥamdi Rabbihim Wa Hum Lā Yastakbirūna
032-015 Waarlijk, zij alleen gelooven in onze teekenen, die, wanneer zij daardoor gewaarschuwd worden, in aanbidding nederzinken, den lof van hunnen Heer verkondigen en niet van trotschheid zijn vervuld.
Tatajāfá Junūbuhum `Ani Al-Mađāji`i Yad`ūna RabbahumKhawfāan Wa Ţama`āan Wa Mimmā Razaqnāhum Yunfiqūna
032-016 Die hunne lichamen van hunne bedden opheffen, onder het aanroepen van hunnen Heer met vrees en hoop; die aalmoezen uitdeelen van hetgeen wij hun hebben geschonken.
032-017 Geene ziel kent de volkomen voldoening, die heimelijk voor hen (de deugdzamen) is gereed gemaakt als eene belooning voor hetgeen zij hebben verricht.
032-019 Wat hen betreft, die gelooven en doen wat rechtvaardig is, zij zullen tuinen van eeuwig verblijf bezitten, als eene ruime belooning, voor hetgeen zij hebben verricht.
032-020 Maar wat hen betreft, die goddeloos zondigen, hun verblijf zal het hellevuur wezen. Zoo dikwijls zij zullen trachten daaruit te gaan, zullen zij daarin teruggesleept worden, en men zal tot hen zeggen: Proeft de marteling van het hellevuur, welke gij als eene logen verwerpt.
Wa Lanudhīqannahum Mina Al-`Adhābi Al-'Adná Dūna Al-`Adhābi Al-'Akbari La`allahum Yarji`ūna
032-021 En wij zullen hun de lichtere straf dezer wereld doen lijden, buiten de strengere straf der volgende wereld; misschien zullen zij berouw gevoelen.
Wa Man 'Ažlamu MimmanDhukkira Bi'āyāti Rabbihi Thumma 'A`rađa `Anhā ۚ 'Innā Mina Al-Mujrimīna Muntaqimūna
032-022 Wie is onrechtvaardiger dan hij, die door de teekens van zijnen Heer is gewaarschuwd en zich daarna er van afwendt? Wij zullen zekerlijk wraak nemen op de zondaren?
Wa Laqad 'Ātaynā Mūsá Al-Kitāba Falā Takun Fī Miryatin Min Liqā'ihi ۖ Wa Ja`alnāhu Hudan Libanī 'Isrā'īla
032-023 Wij gaven vroeger het boek der wet aan Mozes; verkeer dus niet in twijfel omtrent de openbaring daarvan, en wij gelastten, dat het eene leiding voor de kinderen Israëls zou zijn.
Wa Ja`alnā Minhum 'A'immatan Yahdūna Bi'amrinā Lammā Şabarū ۖ Wa Kānū Bi'āyātinā Yūqinūna
032-024 En wij wezen leeraren onder hen aan, die het volk op ons bevel zouden leiden, indien zij met geduld volhard en standvastig in onze teekenen geloofd zouden hebben.
'Awalam Yahdi Lahum Kam 'Ahlaknā MinQablihim Mina Al-Qurūni Yamshūna Fī Masākinihim ۚ 'Inna Fī Dhālika La'āyātin ۖ 'Afalā Yasma`ūna
032-026 Is het hun niet bekend, hoe vele geslachten wij voor hen hebben verdelgd, door welker woningen zij wandelen? Waarlijk, hierin zijn teekenen: zullen zij dus niet luisteren?
032-027 Zien zij niet dat wij den regen over een land voeren, dat van gras ontbloot en uitgedroogd is, en daaruit graan voortbrengen, waarvan hun vee en ook zij eten? Zullen zij dit niet overwegen?
032-029 Antwoord: Op den dag dier beslissing zal het geloof van hen, die niet geloofd zullen hebben, hun niet baten: ook zullen zij geen langer uitstel ontvangen.