Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

25) Sūrat Al-Furqān

Printed format

25) سُورَة الْفُرْقَان

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Tabāraka Al-Ladhī Nazzala Al-Furqāna `Alá `Abdihi Liyakūna Lil`ālamīna Nadhīrāan 025-001 Gezegend zij hij die den Forkan aan zijn dienaar heeft geopenbaard, opdat deze een prediker voor alle schepselen zou zijn; تَبَا‌‍رَكَ ‌الَّذِي نَزَّلَ ‌الْفُرْ‍قَ‍‍انَ عَلَى‌ عَ‍‍بْ‍‍دِهِ لِيَك‍‍ُ‍ونَ لِلْعَالَم‍‍ِ‍ي‍‍نَ نَذِي‍‍ر‌اً
Al-Ladhī Lahu Mulku As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Lam Yattakhidh Waladāan Wa Lam Yakun Lahu Sharīkun Al-Mulki Wa Khalaqa Kulla Shay'in Faqaddarahu Taqrāan 025-002 Aan wien het koninkrijk des hemels en der aarde behoort; die geene nakomelingschap heeft geteeld, en geen deelgenoot in zijn koninkrijk heeft; die alle dingen heeft geschapen en daarover naar zijn bepaalden wil beschikt. الَّذِي لَ‍‍هُ مُلْكُ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ‌وَلَمْ يَتَّ‍‍خِ‍‍ذْ‌ ‌وَلَد‌ا‌ ً‌ ‌وَلَمْ يَكُ‍‌‍نْ لَ‍‍هُ شَ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍ك‌‍ٌ‌ فِي ‌الْمُلْكِ ‌وَ‍خَ‍‍لَ‍‍قَ كُلَّ شَ‍‍يْء‌‌ٍ‌ فَ‍‍قَ‍‍دَّ‌‍رَهُ تَ‍‍قْ‍‍دِي‍‍ر‌اً
Wa Attakhadhū Min Dūnihi~ 'Ālihatan Lā Yakhluqūna Shay'āan Wa Hum Yukhlaqūna Wa Lā Yamlikūna Li'nfusihim Đaran Wa Lā Naf`āan Wa Lā Yamlikūna Mawtāan Wa Lā Ĥayāatan Wa Lā Nushūan 025-003 Zij hebben buiten hem andere goden gekozen, die niets hebben geschapen, maar zelven geschapen zijn. En die noch in staat zijn het kwaad van zich af te weren, noch zich het goede te verschaffen, en die noch over den dood, noch over het leven bevelen, noch de kracht bezitten, waardoor de dooden weder worden opgewekt. وَ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِهِ ‌آلِهَة ً‌ لاَ‌ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قُ‍‍ونَ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَهُمْ يُ‍‍خْ‍‍لَ‍‍قُ‍‍ونَ ‌وَلاَ‌ يَمْلِك‍‍ُ‍ونَ لِأ‌ن‍‍فُسِهِمْ ضَ‍‍رّ‌ا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ نَفْعا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ يَمْلِك‍‍ُ‍ونَ مَوْتا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ حَي‍‍َ‍اة ً‌ ‌وَلاَ‌ نُشُو‌ر‌اً
Wa Qāla Al-Ladhīna Kafarū 'In Hādhā 'Illā 'Ifkun Aftarāhu Wa 'A`ānahu `Alayhi Qawmun 'Ākharūna ۖ Faqad Jā'ū Žulmāan Wa Zūan 025-004 En de ongeloovigen zeggen: Deze Koran is niets anders dan eene door hem uitgedachte leugen, en anderen hebben hem daarin bijgestaan; maar zij spraken eene onrechtvaardige zaak en eene leugen uit. وَ‍قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ ‌إِ‌نْ هَذَ‌ا‌ ‌إِلاَّ‌ ‌إِفْك‌‍ٌ‌افْتَ‍رَ‍‌اهُ ‌وَ‌أَعَانَ‍‍هُ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ قَ‍‍وْم‌‍ٌ‌ ‌آ‍‍خَ‍‍ر‍ُ‍‌ونَ ۖ فَ‍‍قَ‍‍دْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌و‌ا‌ ظُ‍‍لْما‌ ً‌ ‌وَ‌زُ‌و‌ر‌اً
Wa Qālū 'Asāţīru Al-'Awwalīna Aktatabahā Fahiya Tumlá `Alayhi Bukratan Wa 'Aşīlāan 025-005 Zij zeggen ook: Dit zijn fabelen der ouden, welke hij heeft doen nederschrijven, en zij worden hem des ochtends en des avonds voorgezegd. وَ‍قَ‍‍الُ‍‍و‌ا‌ ‌أَسَاطِ‍‍ي‍‍رُ‌ ‌الأَ‌وَّل‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌اكْتَتَبَهَا‌ فَهِيَ تُمْلَى‌ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ بُكْ‍رَة ً‌ ‌وَ‌أَ‍صِ‍‍يلاً
Qul 'Anzalahu Al-Ladhī Ya`lamu As-Sirra As-Samāwāti Wa Al-'Arđi ۚ 'Innahu Kāna Ghafūan Raĥīmāan 025-006 Zeg: Het is geopenbaard door hem, die de geheimen van hemel en aarde kent. Waarlijk, hij is barmhartig en genadig. قُ‍‍لْ ‌أَ‌ن‍‍زَلَهُ ‌الَّذِي يَعْلَمُ ‌ال‍‍سِّ‍‍ر‍ّ‍َ‌ فِي ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضِ ۚ ‌إِنَّ‍‍هُ ك‍‍َ‍انَ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
Wa Qālū Māli Hādhā Ar-Rasūli Ya'kulu Aţ-Ţa`āma Wa Yamshī Fī Al-'Aswāqi ۙ Lawlā 'Unzila 'Ilayhi Malakun Fayakūna Ma`ahu Nadhīrāan 025-007 En zij zeggen: Welk soort gezant is deze? Hij nuttigt voedsel en wandelt in de straten. Zooals wij doen. Tot hem een engel zal worden nedergezonden om met hem te prediken; وَ‍قَ‍‍الُو‌ا‌ م‍‍َ‍الِ هَذَ‌ا‌ ‌ال‍رَّس‍‍ُ‍ولِ يَأْكُلُ ‌ال‍‍طَّ‍‍ع‍‍َ‍امَ ‌وَيَمْشِي فِي ‌الأَسْو‍َ‍‌اقِ ۙ لَوْلاَ‌ ‌أُ‌ن‍‍زِلَ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ مَلَك‌‍ٌ‌ فَيَك‍‍ُ‍ونَ مَعَ‍‍هُ نَذِي‍‍ر‌اً
'Aw Yulqá 'Ilayhi Kanzun 'Aw Takūnu Lahu Jannatun Ya'kulu Minhā ۚ Wa Qāla Až-Žālimūna 'In Tattabi`ūna 'Illā Rajulāan Masĥūan 025-008 Of tot hem een schat worde nedergezonden, of hij een tuin bezitte, van welks vruchten hij mag eten, zullen wij niet gelooven. De goddeloozen zeggen ook: Gij volgt slechts een betooverd man. أَ‌وْ‌ يُلْ‍‍قَ‍‍ى‌ ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ كَ‍‌‍ن‍‍زٌ‌ ‌أَ‌وْ‌ تَك‍‍ُ‍ونُ لَ‍‍هُ جَ‍‍نَّ‍‍ةٌ‌ يَأْكُلُ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ۚ ‌وَ‍قَ‍‍الَ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ُ‍ونَ ‌إِ‌نْ تَتَّبِع‍‍ُ‍ونَ ‌إِلاَّ‌ ‌‍رَجُلا‌ ً‌ مَسْحُو‌ر‌اً
Anžur Kayfa Đarabū Laka Al-'Amthāla Fađallū Falā Yastaţī`ūna Sabīlāan 025-009 Zie wat zij nopens u denken; maar zij zijn verdwaald, en zullen nimmer, eene juiste gelegenheid hebben, om het licht te vinden, ‍ان‍‍ظُ‍‍رْ‌ كَ‍‍يْ‍‍فَ ضَ‍رَبُو‌ا‌ لَكَ ‌الأَمْث‍‍َ‍الَ فَ‍‍ضَ‍‍لُّو‌ا‌ فَلاَ‌ يَسْتَ‍‍طِ‍‍يع‍‍ُ‍ونَ سَبِيلاً
Tabāraka Al-Ladhī 'In Shā'a Ja`ala Laka Khayan Min Dhālika Jannātin Tajrī Min Taĥtihā Al-'Anhāru Wa Yaj`al Laka Quşūan 025-010 Gezegend zij hij, die, wanneer het hem behaagt, eene betere belooning voor u zal bereiden, dan diegene waarvan zij spreken; namelijk tuinen, door welke rivieren stroomen, en hij zal u paleizen schenken. تَبَا‌‍رَكَ ‌الَّذِي ‌إِ‌نْ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ جَعَلَ لَكَ خَ‍‍يْر‌ا‌ ً‌ مِ‍‌‍نْ ‌ذَلِكَ جَ‍‍نّ‍‍َ‍ات‌‍ٍ‌ تَ‍‍جْ‍‍رِي مِ‍‌‍نْ تَحْتِهَا‌ ‌الأَ‌نْ‍‍ه‍‍َ‍ا‌رُ‌ ‌وَيَ‍‍جْ‍‍عَلْ لَكَ قُ‍‍صُ‍‍و‌ر‌اً
Bal Kadhdhabū Bis-Sā`ati ۖ Wa 'A`tadnā Liman Kadhdhaba Bis-Sā`ati Sa`īrāan 025-011 Maar zij verwerpen het geloof aan het uur des oordeels als eene leugen. En wij hebben voor hen, die het geloof aan dat uur verwerpen, een brandend vuur gereed gemaakt; بَلْ كَذَّبُو‌ا‌ بِ‍ال‍‍سَّاعَةِ ۖ ‌وَ‌أَعْتَ‍‍دْنَا‌ لِمَ‍‌‍نْ كَذَّبَ بِ‍ال‍‍سَّاعَةِ سَعِي‍‍ر‌اً
'Idhā Ra'at/hum Min Makānin Ba`īdin Sami`ū Lahā Taghayyužāan Wa Zafīrāan 025-012 Als het hen van verre zal zien, zal het vreeselijk brullen en woeden. إِ‌ذَ‌ا‌ ‌‍رَ‌أَتْهُ‍‍م مِ‍‌‍نْ مَك‍‍َ‍ان ٍ‌ بَع‍‍ِ‍ي‍‍د‌‌ٍ‌ سَمِعُو‌ا‌ لَهَا‌ تَ‍‍غَ‍‍يُّ‍‍ظ‍‍ا‌ ً‌ ‌وَ‌زَفِي‍‍ر‌اً
Wa 'Idhā 'Ulqū Minhā Makānāan Đayyiqāan Muqarranīna Da`aw Hunālika Thubūan 025-013 En als zij, te zamen gebonden, in een enge plaats daarvan zullen worden geworpen, zullen zij daar om den dood roepen, وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أُلْ‍‍قُ‍‍و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ مَكَانا‌‌ ًضَ‍‍يِّ‍‍ق‍‍ا‌ ً‌ مُ‍‍قَ‍رَّن‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌دَعَوْ‌ا‌ هُنَالِكَ ثُبُو‌ر‌اً
Lā Tad Al-Yawma Thubūan Wāĥidāan Wa AdThubūan Kathīrāan 025-014 Maar men zal hun antwoorden: Roep heden niet om één dood, maar roep om verscheiden dooden. لاَ‌ تَ‍‍دْعُو‌ا‌الْيَ‍‍وْمَ ثُبُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌وَ‌احِد‌ا‌ ً‌ ‌وَ‌ا‌دْعُو‌ا‌ ثُبُو‌ر‌ا‌‌ ً‌ كَثِي‍‍ر‌اً
Qul 'Adhalika Khayrun 'Am Jannatu Al-Khuldi Allatī Wu`ida Al-Muttaqūna ۚ Kānat Lahum Jazā'an Wa Maşīrāan 025-015 Zeg: Is dit beter, of een tuin van eeuwigen duur, die den vrome is beloofd? Deze zal hun als een belooning en een verblijf worden gegeven. قُ‍‍لْ ‌أَ‌ذَلِكَ خَ‍‍يْ‍‍رٌ‌ ‌أَمْ جَ‍‍نَّ‍‍ةُ ‌الْ‍‍خُ‍‍لْدِ‌ ‌الَّتِي ‌وُعِدَ‌ ‌الْمُتَّ‍‍قُ‍‍ونَ ۚ كَانَتْ لَهُمْ جَز‍َ‍‌ا‌ء‌ ً‌ ‌وَمَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‌اً
Lahum Fīhā Mā Yashā'ūna Khālidīna ۚ Kāna `Alá Rabbika Wa`dāan Mas'ūlāan 025-016 Daarin zullen zij alles hebben wat hun behaagt, terwijl zij daarin eeuwig zullen verblijven. Dit is eene belofte, welke zij uit de handen van hunnen heer kunnen vorderen. لَهُمْ فِيهَا‌ مَا‌ يَش‍‍َ‍ا‌ء‍ُ‍‌ونَ خَ‍‍الِد‍ِ‍ي‍‍نَ ۚ ك‍‍َ‍انَ عَلَى‌ ‌‍رَبِّكَ ‌وَعْد‌ا‌ ً‌ مَسْئ‍‍ُ‍‍ولاً
Wa Yawma Yaĥshuruhum Wa Mā Ya`budūna Min Dūni Allāhi Fayaqūlu 'A'antum 'Ađlaltum `Ibādī Hā'uulā' 'Am Hum Đallū As-Sabīla 025-017 Op een zekeren dag zal hij hen verzamelen, en alles wat zij naast God aanbidden, en hij zal tot de aangebedenen zeggen: Hebt gij deze mijne dienaren verleid, of dwaalden zij uit eigen beweging van den rechten weg af? وَيَ‍‍وْمَ يَحْشُرُهُمْ ‌وَمَا‌ يَعْبُد‍ُ‍‌ونَ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ فَيَ‍‍قُ‍‍ولُ ‌أَ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ ‌أَ‍ضْ‍‍لَلْتُمْ عِبَا‌دِي ه‍‍َ‍ا‌ؤُلاَ‌ء‌ ‌أَمْ هُمْ ضَ‍‍لُّو‌ا‌ال‍‍سَّبِيلَ
Qālū Subĥānaka Mā Kāna Yanbaghī Lanā 'An Nattakhidha Min Dūnika Min 'Awliyā'a Wa Lakin Matta`tahum Wa 'Ābā'ahum Ĥattá Nasū Adh-Dhikra Wa Kānū Qawmāanan 025-018 Zij zullen antwoorden: God verhoede! Het was ons onmogelijk, andere beschermers buiten u te kiezen, maar gij veroorloofdet hun en hunnen vaderen overvloed te genieten, waardoor zij uwe vermaning vergaten, en verloren gingen. قَ‍‍الُو‌ا‌ سُ‍‍بْ‍‍حَانَكَ مَا‌ ك‍‍َ‍انَ يَ‍‌‍نْ‍‍بَ‍‍غِ‍‍ي لَنَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ نَتَّ‍‍خِ‍‍ذَ‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِكَ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌وْلِي‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌وَلَكِ‍‌‍نْ مَتَّعْتَهُمْ ‌وَ‌آب‍‍َ‍ا‌ءَهُمْ حَتَّى‌ نَسُو‌ا‌ال‍‍ذِّكْ‍رَ‌ ‌وَكَانُو‌اقَ‍‍وْما‌ ً‌ بُو‌ر‌اً
Faqad Kadhdhabūkum Bimā Taqūlūna Famā Tastaţī`ūna Şarfāan Wa Lā Naşan ۚ Wa Man Yažlim Minkum Nudhiqhu `Adhābāan Kabīrāan 025-019 En God zal tot hunne aanbidders zeggen: Thans hebben deze u van leugen overtuigd in hetgeen gij zegt. Zij kunnen noch uwe straf afwenden, noch u eenige ondersteuning schenken. En dengenen van u die aan onrechtvaardigheid schuldig zal zijn zullen wij eene gestrenge pijniging doen ondergaan. فَ‍قَ‍‍دْ‌ كَذَّبُوكُمْ بِمَا‌ تَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ فَمَا‌ تَسْتَ‍‍طِ‍‍يع‍‍ُ‍ونَ صَ‍‍رْفا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ نَ‍‍صْ‍‍ر‌ا‌ ًۚ ‌وَمَ‍‌‍نْ يَ‍‍ظْ‍‍لِمْ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ نُذِ‍قْ‍‍هُ عَذَ‌ابا‌‌ ً‌ كَبِي‍‍ر‌اً
Wa Mā 'Arsalnā Qablaka Mina Al-Mursalīna 'Illā 'Innahum Laya'kulūna Aţ-Ţa`āma Wa Yamshūna Fī Al-'Aswāqi ۗ Wa Ja`alnā Ba`đakum Liba`đin Fitnatan 'Ataşbirūna ۗ Wa Kāna Rabbuka Başīrāan 025-020 Wij hebben geene gezanten, vََr u gezonden dan die, als de andere menschen, voedsel nuttigden en door de straten wandelden, en wij maakten sommigen uwer tot een middel ter beproeving voor anderen. Wilt gij met geduld volharden, nu uw Heer uwe volharding gadeslaat. وَم‍‍ا‌ ‌أَ‌رْسَلْنَا‌ قَ‍‍بْ‍‍لَكَ مِنَ ‌الْمُرْسَل‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌إِلاَّ‌ ‌إِنَّ‍‍هُمْ لَيَأْكُل‍‍ُ‍ونَ ‌ال‍‍طَّ‍‍ع‍‍َ‍امَ ‌وَيَمْش‍‍ُ‍ونَ فِي ‌الأَسْو‍َ‍‌اقِ ۗ ‌وَجَعَلْنَا‌ بَعْ‍‍ضَ‍‍كُمْ لِبَعْ‍‍ضٍ‌ فِتْنَةً ‌أَتَ‍‍صْ‍‍بِر‍ُ‍‌ونَ ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌‍رَبُّكَ بَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‌اً
Wa Qāla Al-Ladhīna Lā Yarjūna Liqā'anā Lawlā 'Unzila `Alaynā Al-Malā'ikatu 'Aw Nará Rabbanā ۗ Laqadi Astakbarū Fī 'Anfusihim Wa `Ataw `Utūwāan Kabīrāan 025-021 Zij die niet hopen ons bij de opstanding te ontmoeten, zeggen: Zoolang de engelen niet tot ons worden nedergezonden, of wij zelven onzen Heer niet zien, zullen wij niet gelooven. Waarlijk, zij gedragen zich overmoedig en hebben op vreeselijke wijze gezondigd. وَ‍قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يَرْج‍‍ُ‍ونَ لِ‍‍قَ‍‍ا‌ءَنَا‌ لَوْلاَ‌ ‌أُ‌ن‍‍زِلَ عَلَيْنَا‌ ‌الْمَلاَئِكَةُ ‌أَ‌وْ‌ نَ‍رَ‌ى‌ ‌‍رَبَّنَا‌ ۗ لَ‍‍قَ‍‍دِ‌ ‌اسْتَكْبَرُ‌و‌ا‌ فِ‍‍ي ‌أَ‌ن‍‍فُسِهِمْ ‌وَعَتَوْ‌ا‌ عُتُوّ‌ا‌‌ ً‌ كَبِي‍‍ر‌اً
Yawma Yarawna Al-Malā'ikata Lā Bushrá Yawma'idhin Lilmujrimīna Wa Yaqūlūna Ĥijan Maĥjūan 025-022 Op den dag waarop zij de engelen zullen zien komen, zullen er geene blijde tijdingen voor de zondaren zijn, en zij zullen zeggen: Dit zij verre van ons verwijderd. يَ‍‍وْمَ يَ‍رَ‌وْنَ ‌الْمَلاَئِكَةَ لاَ‌ بُشْ‍رَ‌ى‌ يَوْمَئِذ‌ٍ‌ لِلْمُ‍‍جْ‍‍رِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَيَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ حِ‍‍جْ‍‍ر‌ا‌ ً‌ مَحْجُو‌ر‌اً
Wa Qadimnā 'Ilá Mā `Amilū Min `Amalin Faja`alnāhu Habā'an Manthūan 025-023 Dan zullen wij komen tot de werken, welke zij gewrocht hebben, en wij zullen die tot stof maken, dat naar alle zijden wordt heenverspreid. وَ‍قَ‍‍دِمْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَى‌ مَا‌ عَمِلُو‌ا‌ مِ‍‌‍نْ عَمَل‌‍ٍ‌ فَجَعَلْن‍‍َ‍اهُ هَب‍‍َ‍ا‌ء‌ ً‌ مَ‍‌‍نْ‍‍ثُو‌ر‌اً
'Aşĥābu Al-Jannati Yawma'idhin Khayrun Mustaqaran Wa 'Aĥsanu Maqīlāan 025-024 Op dien dag zullen zij, welke voor het paradijs zijn bestemd, gelukzalig in hun verblijf wezen, en des middags eene heerlijke rustplaats hebben. أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابُ ‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةِ يَوْمَئِذٍ‌ خَ‍‍يْ‍‍ر‌ٌ‌ مُسْتَ‍‍قَ‍‍رّ‌ا‌ ً‌ ‌وَ‌أَحْسَنُ مَ‍‍قِ‍‍يلاً
Wa Yawma Tashaqqaqu As-Samā'u Bil-Ghamāmi Wa Nuzzila Al-Malā'ikatu Tanzīlāan 025-025 Op dien dag zal de hemel door de wolken gekliefd en de engelen zullen nedergezonden worden en zichtbaar nederdalen; وَيَ‍‍وْمَ تَشَ‍‍قَّ‍‍قُ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءُ‌ بِ‍الْ‍‍غَ‍‍م‍‍َ‍امِ ‌وَنُزِّلَ ‌الْمَلاَئِكَةُ تَ‍‌‍ن‍‍زِيلاً
Al-Mulku Yawma'idhin Al-Ĥaqqu Lilrraĥmani ۚ Wa Kāna Yawmāan `Alá Al-Kāfirīna `Asīrāan 025-026 Op dien dag zal het ware koninkrijk geheel aan den Barmhartige toebehooren, en die dag zal moeielijk zijn voor de ongeloovige. الْمُلْكُ يَوْمَئِذ‌‌ٍ‌الْحَ‍‍قُّ لِ‍‍ل‍رَّحْمَنِ ۚ ‌وَك‍‍َ‍انَ يَوْماً‌ عَلَى‌ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ عَسِي‍‍ر‌اً
Wa Yawma Ya`ađđu Až-Žālimu `Alá Yadayhi Yaqūlu Yā Laytanī Attakhadhtu Ma`a Ar-Rasūli Sabīlāan 025-027 Op dien dag zal de onrechtvaardige uit angst en wanhoop, in zijne handen bijten, en zeggen: Ach! had ik slechts den weg der waarheid met den gezant gekozen. وَيَ‍‍وْمَ يَعَ‍‍ضُّ ‌ال‍‍ظَّ‍‍الِمُ عَلَى‌ يَدَيْ‍‍هِ يَ‍‍قُ‍‍ولُ يَالَيْتَنِي ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذْتُ مَعَ ‌ال‍رَّس‍‍ُ‍ولِ سَبِيلاً
Yā Waylatī Laytanī Lam 'Attakhidh Fulānāan Khalīlāan 025-028 Wee over mij! Ach! had ik niet zulk een tot mijn vriend gekozen. يَا‌وَيْلَتِي لَيْتَنِي لَمْ ‌أَتَّ‍‍خِ‍‍ذْ‌ فُلاَناً‌ خَ‍‍لِيلاً
Laqad 'Ađallanī `Ani Adh-Dhikri Ba`da 'Idh Jā'anī ۗ Wa Kāna Ash-Shayţānu Lil'insāni Khadhūlāan 025-029 Hij lokte mij van Gods vermaning af, nadat die tot mij was gekomen; want de duivel is de verrader van den mensch. لَ‍قَ‍‍دْ‌ ‌أَ‍ضَ‍‍لَّنِي عَنِ ‌ال‍‍ذِّكْ‍‍ر‍ِ‍‌ بَعْدَ‌ ‌إِ‌ذْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَنِي ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌ال‍‍شَّيْ‍‍طَ‍‍انُ لِلإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انِ خَ‍‍ذُ‌ولاً
Wa Qāla Ar-Rasūlu Yā Rabbi 'Inna Qawmī Attakhadhū Hādhā Al-Qur'āna Mahjūan 025-030 En de gezant zal zeggen: O Heer! mijn volk acht dezen Koran als een ijdel samenstelsel. وَ‍قَ‍‍الَ ‌ال‍رَّس‍‍ُ‍ولُ يَا‌‍رَبِّ ‌إِنَّ قَ‍‍وْمِي ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ هَذَ‌ا‌ ‌الْ‍‍قُ‍‍رْ‌آنَ مَهْجُو‌ر‌اً
Wa Kadhalika Ja`alnā Likulli Nabīyin `Adūwāan Mina Al-Mujrimīna ۗ Wa Kafá Birabbika Hādīāan Wa Naşīrāan 025-031 Op dezelfde wijze hebben wij iederen profeet de zondaren tot vijanden gegeven. Maar uw Heer is een voldoend leider en verdediger. وَكَذَلِكَ جَعَلْنَا‌ لِكُلِّ نَبِيٍّ عَدُ‌وّ‌ا‌ ً‌ مِنَ ‌الْمُ‍‍جْ‍‍رِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ ۗ ‌وَكَفَى‌ بِ‍رَبِّكَ هَا‌د‍ِ‍ي‍‍ا‌ ً‌ ‌وَنَ‍‍صِ‍‍ي‍‍ر‌اً
Wa Qāla Al-Ladhīna Kafarū Lawlā Nuzzila `Alayhi Al-Qur'ānu Jumlatan Wāĥidatan ۚ Kadhālika Linuthabbita Bihi Fu'uādaka ۖ Wa Rattalnāhu Tartīlāan 025-032 De ongeloovigen zeggen: Zoolang de Koran hem niet in zijn geheel en op eens worde nedergezonden, zullen wij niet gelooven. Maar wij hebben dien op deze wijze geopenbaard, opdat wij daardoor uw hart zouden mogen bevestigen, en wij hebben die allengs, bij onderscheiden gedeelten voorgezegd. وَ‍قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ لَوْلاَ‌ نُزِّلَ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌الْ‍‍قُ‍‍رْ‌آنُ جُمْلَة ً‌ ‌وَ‌احِدَة‌ ًۚ كَذَلِكَ لِنُثَبِّتَ بِ‍‍هِ فُؤ‍َ‍‌ا‌دَكَ ۖ ‌وَ‌‍رَتَّلْن‍‍َ‍اهُ تَرْتِيلاً
Wa Lā Ya'tūnaka Bimathalin 'Illā Ji'nāka Bil-Ĥaqqi Wa 'Aĥsana Tafsīrāan 025-033 Zij zullen nimmer met een vreemde vraag tot u komen, of wij zullen u de waarheid tot antwoord en eene uitmuntende uitlegging brengen. وَلاَ‌ يَأْتُونَكَ بِمَثَل‌‍ٍ‌ ‌إِلاَّ‌ جِئْن‍‍َ‍اكَ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ‌وَ‌أَحْسَنَ تَفْسِي‍‍ر‌اً
Al-Ladhīna Yuĥsharūna `Alá Wujūhihim 'Ilá Jahannama 'Ūlā'ika Sharrun Makānāan Wa 'Ađallu Sabīlāan 025-034 Zij die op hunne aangezichten in de hel zullen worden geworpen, zullen in den ellendigsten toestand verkeeren en het verst van den weg des heils verwijderd zijn. الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يُحْشَر‍ُ‍‌ونَ عَلَى‌ ‌وُجُوهِهِمْ ‌إِلَى‌ جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ ‌أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ شَرّ‌ٌ‌ مَكَانا‌ ً‌ ‌وَ‌أَ‍ضَ‍‍لُّ سَبِيلاً
Wa Laqad 'Ātaynā Mūsá Al-Kitāba Wa Ja`alnā Ma`ahu~ 'Akhāhu Hārūna Wazīrāan 025-035 Wij gaven vroeger aan Mozes het boek der wet, en wij wezen hem Aنron, zijn broeder, tot raadgever aan. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ ‌آتَيْنَا‌ مُوسَى‌ ‌الْكِت‍‍َ‍ابَ ‌وَجَعَلْنَا‌ مَعَهُ~ُ ‌أَ‍خَ‍‍اهُ هَا‌ر‍ُ‍‌ونَ ‌وَ‌زِي‍‍ر‌اً
Faqulnā Adh/habā 'Ilá Al-Qawmi Al-Ladhīna Kadhdhabū Bi'āyātinā Fadammarnāhum Tadrāan 025-036 En wij zeiden tot hen: Gaat tot het volk dat onze teekenen van valschheid beschuldigt. En wij verdelgen hem met eene volslagen vernietiging. فَ‍قُ‍‍لْنَا‌ ‌ا‌ذْهَبَ‍‍ا‌ ‌إِلَى‌ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْمِ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَذَّبُو‌ا‌ بِآيَاتِنَا‌ فَدَمَّ‍‍رْنَاهُمْ تَ‍‍دْمِي‍‍ر‌اً
Wa Qawma Nūĥin Lammā Kadhdhabū Ar-Rusula 'Aghraqnāhum Wa Ja`alnāhum Lilnnāsi 'Āyatan ۖ Wa 'A`tadnā Lilžžālimīna `Adhābāan 'Alīmāan 025-037 En herdenk het volk van Noach, toen zij onze gezanten van bedrog beschuldigden; wij verdronken hen en maakten hen tot een teeken onder de menschen. En wij hebben voor den onrechtvaardige een pijnlijke straf gereed gemaakt. وَ‍قَ‍‍وْمَ ن‍‍ُ‍وح‍ٍ‌ لَ‍‍مَّ‍‍ا‌ كَذَّبُو‌ا‌ال‍‍رُّسُلَ ‌أَ‍‍غْ‍رَ‍قْ‍‍نَاهُمْ ‌وَجَعَلْنَاهُمْ لِل‍‍نّ‍‍َ‍اسِ ‌آيَة ًۖ ‌وَ‌أَعْتَ‍‍دْنَا‌ لِل‍‍ظَّ‍‍الِم‍‍ِ‍ي‍‍نَ عَذَ‌اباً‌ ‌أَلِيماً
Wa `Ādāan Wa Thamūda Wa 'Aşĥāba Ar-Rassi Wa Qurūnāan Bayna Dhālika Kathīrāan 025-038 Gedenk ook Ad en Thamoed, en zij die te al Rass woonden, en vele andere geslachten in dat tijdperk. وَعَا‌د‌ا‌ ً‌ ‌وَثَم‍‍ُ‍و‌دَ‌ ‌وَ‌أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابَ ‌ال‍رَّسِّ ‌وَ‍قُ‍‍رُ‌ونا‌ ً‌ بَ‍‍يْ‍‍نَ ‌ذَلِكَ كَثِي‍‍ر‌اً
Wa Kullāan Đarabnā Lahu Al-'Amthāla ۖ Wa Kullāan Tabbarnā Tatbīrāan 025-039 Aan ieder hunner stelden wij voorbeelden ter zijner vermaning, en ieder hunner verdelgden wij door eene geheele vernietiging. وَكُلاّ‌‌ ًضَ‍رَبْ‍‍نَا‌ لَهُ ‌الأَمْث‍‍َ‍الَ ۖ ‌وَكُلاّ‌‌ ً‌ تَبَّرْنَا‌ تَتْبِي‍‍ر‌اً
Wa Laqad 'Ataw `Alá Al-Qaryati Allatī 'Umţirat Maţara As-Saw'i ۚ 'Afalam Yakūnū Yarawnahā ۚ Bal Kānū Lā Yarjūna Nushūan 025-040 De Koreïshieten zijn de stad dikwijls voorbij getrokken, waarop wij een vreeselijke regen hebben doen nedervallen. Hebben zij niet gezien waar die eens stond? Maar zij hopen niet te worden opgewekt. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ ‌أَتَوْ‌ا‌ عَلَى‌ ‌الْ‍‍قَ‍‍رْيَةِ ‌الَّتِ‍‍ي ‌أُمْ‍‍طِ‍رَتْ مَ‍‍طَ‍رَ‌ال‍‍سَّ‍‍وْ‌ءِ‌ ۚ ‌أَفَلَمْ يَكُونُو‌ا‌ يَ‍رَ‌وْنَهَا‌ ۚ بَلْ كَانُو‌ا‌ لاَ‌ يَرْج‍‍ُ‍ونَ نُشُو‌ر‌اً
Wa 'Idhā R'awka 'In Yattakhidhūnaka 'Illā Huzūan 'Ahadhā Al-Ladhī Ba`atha Allāhu Rasūlāan 025-041 Als zij u zien, zullen zij u slechts met spot ontvangen, zeggende: Is hij dat, dien God als zijn gezant heeft gezonden? وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌ر‌أَ‌وْكَ ‌إِ‌نْ يَتَّ‍‍خِ‍‍ذُ‌ونَكَ ‌إِلاَّ‌ هُز‍ُ‍‌و‌اً‌ ‌أَهَذَ‌ا‌ ‌الَّذِي بَعَثَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌‍رَسُولاً
'In Kāda Layuđillunā `An 'Ālihatinā Lawlā 'An Şabarnā `Alayhā ۚ Wa Sawfa Ya`lamūna Ĥīna Yarawna Al-`Adhāba Man 'Ađallu Sabīlāan 025-042 Waarlijk, hij had ons bijna van de aanbidding van onze goden afgetrokken, indien wij niet gestreng waren blijven volharden in onze onderwerping aan hen. Maar als zij de straf zullen zien, welke voor hen is gereed gemaakt, zullen zij 't hierna weten, wie meer van het rechte pad is afgedwaald. إِ‌نْ ك‍‍َ‍ا‌دَ‌ لَيُ‍‍ضِ‍‍لُّنَا‌ عَ‍‌‍نْ ‌آلِهَتِنَا‌ لَوْلاَ‌ ‌أَ‌نْ صَ‍‍بَرْنَا‌ عَلَيْهَا‌ ۚ ‌وَسَ‍‍وْفَ يَعْلَم‍‍ُ‍ونَ ح‍‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍رَ‌وْنَ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابَ مَ‍‌‍نْ ‌أَ‍ضَ‍‍لُّ سَبِيلاً
'Ara'ayta Mani Attakhadha 'Ilahahu Hawāhu 'Afa'anta Takūnu `Alayhi Wa Kīlāan 025-043 Wat denkt gij? Zult gij de beschermer wezen van hem, die zijn hartstocht tot zijn God heeft genomen? أَ‌‍رَ‌أَيْ‍‍تَ مَنِ ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذَ‌ ‌إِلَهَ‍‍هُ هَو‍َ‍‌اهُ ‌أَفَأَ‌نْ‍‍تَ تَك‍‍ُ‍ونُ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌وَكِيلاً
'Am Taĥsabu 'Anna 'Aktharahum Yasma`ūna 'Aw Ya`qilūna ۚ 'In Hum 'Illā Kāl'an`ām ۖ Bal Hum 'Ađallu Sabīlāan 025-044 Verbeeldt gij u dat het grootste gedeelte hunner hoort of begrijpt? Zij zijn slechts gelijk aan het redelooze vee, ja, zij dwalen meer van het ware pad af. أَمْ تَحْسَبُ ‌أَنَّ ‌أَكْثَ‍رَهُمْ يَسْمَع‍‍ُ‍ونَ ‌أَ‌وْ‌ يَعْ‍‍قِ‍‍ل‍‍ُ‍ونَ ۚ ‌إِ‌نْ هُمْ ‌إِلاَّ‌ كَالأَنعَام‍ ۖ بَلْ هُمْ ‌أَ‍ضَ‍‍لُّ سَبِيلاً
'Alam Tará 'Ilá Rabbika Kayfa Madda Až-Žilla Wa Law Shā'a Laja`alahu Sākināan Thumma Ja`alnā Ash-Shamsa `Alayhi Dalīlāan 025-045 Beschouwt gij de werken van uwen Heer niet, hoe hij de schaduw vََr het opgaan der zon uitdrijft? Indien het hem had behaagd, zou hij deze voor eeuwig onbewegelijk hebben gemaakt. Daarna doen wij de zon oprijzen en tot gids strekken. أَلَمْ تَ‍رَ‌ى‌ ‌إِلَى‌ ‌‍رَبِّكَ كَ‍‍يْ‍‍فَ مَدَّ‌ ‌ال‍‍ظِّ‍‍لَّ ‌وَلَوْ‌ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ لَجَعَلَ‍‍هُ سَاكِنا‌‌ ً‌ ثُ‍‍مَّ جَعَلْنَا‌ ‌ال‍‍شَّمْسَ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ ‌دَلِيلاً
Thumma Qabađnāhu 'Ilaynā Qabđāan Yasīrāan 025-046 En daarna verminderen wij die gemakkelijk. ثُ‍‍مَّ قَ‍‍بَ‍‍ضْ‍‍ن‍‍َ‍اهُ ‌إِلَيْنَا‌ قَ‍‍بْ‍‍‍‍ض‍‍ا‌ ً‌ يَسِي‍‍ر‌اً
Wa Huwa Al-Ladhī Ja`ala Lakumu Al-Layla Libāsāan Wa An-Nawma Subātāan Wa Ja`ala An-Nahāra Nushūan 025-047 Hij is het, die den nacht bevolen heeft, u als een kleed te dekken, en de slaap om u rust geven, en hij heeft den dag voor het waken ingesteld. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي جَعَلَ لَكُمُ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لَ لِبَاسا‌ ً‌ ‌وَ‌ال‍‍نَّ‍‍وْمَ سُبَاتا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌‍رَ‌ نُشُو‌ر‌اً
Wa Huwa Al-Ladhī 'Arsala Ar-Riyāĥa Bushan Bayna Yaday Raĥmatihi ۚ Wa 'Anzalnā Mina As-Samā'i Mā'an Ţahūan 025-048 Hij is het, die de winden zendt, door welke de waterwolken voortdrijven, als de voorboden zijner genade; en wij zenden zuiver water van den hemel neder. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي ‌أَ‌رْسَلَ ‌ال‍‍رِّي‍‍َ‍احَ بُشْر‌ا‌ ً‌ بَ‍‍يْ‍‍نَ يَدَيْ ‌‍رَحْمَتِ‍‍هِ ۚ ‌وَ‌أَ‌ن‍‍زَلْنَا‌ مِنَ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ م‍‍َ‍ا‌ء‌‌ ًطَ‍‍هُو‌ر‌اً
Linuĥyiya Bihi Baldatan Maytāan Wa Nusqiyahu Mimmā Khalaqnā 'An`āmāan Wa 'Anāsīya Kathīrāan 025-049 Opdat wij daardoor eene doode streek zouden doen herleven, en om daarmede te drenken hetgeen wij hebben geschapen, zoowel vee als menschen, in grooten getale. لِنُحْيِيَ بِ‍‍هِ بَلْدَة ً‌ مَيْتا‌ ً‌ ‌وَنُسْ‍‍قِ‍‍يَ‍‍هُ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ خَ‍‍لَ‍‍قْ‍‍نَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍عَاما‌ ً‌ ‌وَ‌أَنَاسِيَّ كَثِي‍‍ر‌اً
Wa Laqad Şarrafnāhu Baynahum Liyadhdhakkarū Fa'abá 'Aktharu An-Nāsi 'Illā Kufūan 025-050 En wij verdeelen het onder hen op verschillende tijden, opdat zij zouden mogen overdenken; maar het grootste deel der menschen weigert, alleen uit ondankbaarheid, te overwegen. وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ صَ‍رَّفْن‍‍َ‍اهُ بَيْنَهُمْ لِيَذَّكَّرُ‌و‌ا‌ فَأَبَ‍‍ى‌ ‌أَكْثَرُ‌ ‌ال‍‍نّ‍‍َ‍اسِ ‌إِلاَّ‌ كُفُو‌ر‌اً
Wa Law Shi'nā Laba`athnā Fī Kulli Qaryatin Nadhīrāan 025-051 Indien het ons zou hebben behaagd, hadden wij een spreker naar iedere stad gezonden. وَلَوْ‌ شِئْنَا‌ لَبَعَثْنَا‌ فِي كُلِّ قَ‍‍رْيَةٍ‌ نَذِي‍‍ر‌اً
Falā Tuţi`i Al-Kāfirīna Wa Jāhid/hum Bihi Jihādāan Kabīrāan 025-052 Gehoorzaam dus den ongeloovigen niet, maar bied hun met dit boek een hevigen weerstand. فَلاَ‌ تُ‍‍طِ‍‍عِ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍نَ ‌وَجَاهِ‍‍دْهُمْ بِ‍‍هِ جِهَا‌د‌ا‌‌ ً‌ كَبِي‍‍ر‌اً
Wa Huwa Al-Ladhī Maraja Al-Baĥrayni Hādhā `Adhbun Furātun Wa Hadhā Milĥun 'Ujājun Wa Ja`ala Baynahumā Barzakhāan Wa Ĥijan Maĥjūan 025-053 Hij is het die de twee zeeën heeft vereenigd: deze zoet en verfrisschend, gene, zout en bitter, en hij heeft eene afscheiding tusschen haar geplaatst, en eene grens die niet overschreden kan worden. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي مَ‍رَجَ ‌الْبَحْ‍رَيْ‍‍نِ هَذَ‌ا‌ عَذْب‌‍ٌ‌ فُ‍رَ‍‌اتٌ‌ ‌وَهَذَ‌ا‌ مِلْحٌ ‌أُج‍‍َ‍اجٌ‌ ‌وَجَعَلَ بَيْنَهُمَا‌ بَرْ‌زَ‍خ‍‍ا‌ ً‌ ‌وَحِ‍‍جْ‍‍ر‌ا‌ ً‌ مَحْجُو‌ر‌اً
Wa Huwa Al-Ladhī Khalaqa Mina Al-Mā'i Bashaan Faja`alahu Nasabāan Wa Şihan ۗ Wa Kāna Rabbuka Qadīrāan 025-054 Hij is het die den mensch van water heeft geschapen en de banden des bloeds en der verwantschap tusschen hen heeft doen ontstaan; want uw Heer is machtig. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي خَ‍‍لَ‍‍قَ مِنَ ‌الْم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ بَشَر‌ا‌‌ ً‌ فَجَعَلَ‍‍هُ نَسَبا‌ ً‌ ‌وَ‍صِ‍‍هْر‌ا‌ ًۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌‍رَبُّكَ قَ‍‍دِي‍‍ر‌اً
Wa Ya`budūna Min Dūni Allāhi Mā Lā Yanfa`uhum Wa Lā Yađurruhum ۗ Wa Kāna Al-Kāfiru `Alá Rabbihi Žahīrāan 025-055 Zij aanbidden naast God datgene wat hen deren noch bevoordeelen kan, en de ongeloovige is een medestander van de duivel tegen zijn Heer. وَيَعْبُد‍ُ‍‌ونَ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ مَا‌ لاَ‌ يَ‍‌‍ن‍‍فَعُهُمْ ‌وَلاَ‌ يَ‍‍ضُ‍‍رُّهُمْ ۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌الْكَافِ‍‍ر‍ُ‍‌ عَلَى‌ ‌‍رَبِّ‍‍هِ ظَ‍‍هِي‍‍ر‌اً
Wa Mā 'Arsalnāka 'Illā Mubashshirāan Wa Nadhīrāan 025-056 Wij hebben u slechts gezonden om een boodschapper van goede tijdingen te zijn en tot bedreiging. وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌رْسَلْن‍‍َ‍اكَ ‌إِلاَّ‌ مُبَشِّ‍‍ر‌ا‌ ً‌ ‌وَنَذِي‍‍ر‌اً
Qul Mā 'As'alukum `Alayhi Min 'Ajrin 'Illā Man Shā'a 'An Yattakhidha 'Ilá Rabbihi Sabīlāan 025-057 Zeg: ik vraag van u geene belooning voor deze mijne prediking, behalve de bekeering van hem, die begeeren zal, den weg van zijn Heer te kiezen. قُ‍‍لْ مَ‍‍ا‌ ‌أَسْأَلُكُمْ عَلَ‍‍يْ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ ‌أَجْ‍‍ر‌‌ٍ‌ ‌إِلاَّ‌ مَ‍‌‍نْ ش‍‍َ‍ا‌ءَ‌ ‌أَ‌نْ يَتَّ‍‍خِ‍‍ذَ‌ ‌إِلَى‌ ‌‍رَبِّ‍‍هِ سَبِيلاً
Wa Tawakkal `Alá Al-Ĥayyi Al-Ladhī Lā Yamūtu Wa Sabbiĥ Biĥamdihi ۚ Wa Kafá Bihi Bidhunūbi `Ibādihi Khabīrāan 025-058 En stel uw vertrouwen in hem die leeft en niet sterft, en verkondig zijn lof (hij is voldoende bekend met de zonden zijner dienaren). وَتَوَكَّلْ عَلَى‌ ‌الْحَيِّ ‌الَّذِي لاَ‌ يَم‍‍ُ‍وتُ ‌وَسَبِّحْ بِحَمْدِهِ ۚ ‌وَكَفَى‌ بِ‍‍هِ بِذُن‍‍ُ‍وبِ عِبَا‌دِهِ خَ‍‍بِي‍‍ر‌اً
Al-Ladhī Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Wa Mā Baynahumā Fī Sittati 'Ayyāmin Thumma Astawá `Alá Al-`Arshi ۚ Ar-Raĥmānu Fās'al Bihi Khabīrāan 025-059 Die in zes dagen de hemelen en de aarde heeft geschapen en alles wat daartusschen is, en daarna zijn troon besteeg. De Barmhartige: vraag den wijze nopens hem. الَّذِي خَ‍‍لَ‍‍قَ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضَ ‌وَمَا‌ بَيْنَهُمَا‌ فِي سِتَّةِ ‌أَيّ‍‍َ‍ام‌‍ٍ‌ ثُ‍‍مَّ ‌اسْتَوَ‌ى‌ عَلَى‌ ‌الْعَرْشِ ۚ ‌ال‍رَّحْمَنُ فَاسْأَلْ بِ‍‍هِ خَ‍‍بِي‍‍ر‌اً
Wa 'Idhā Qīla Lahum Asjudū Lilrraĥmani Qālū Wa Mā Ar-Raĥmānu 'Anasjudu Limā Ta'murunā Wa Zādahum Nufūan 025-060 Als den ongeloovige wordt gezegd: Aanbidt den Genadige! hernemen zij: En wie is de Genadige? Zullen wij aanbidden wat gij ons beveelt? En dit voorschrift doet hen het geloof nog meer ontvluchten. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ قِ‍‍ي‍‍لَ لَهُمْ ‌اسْجُدُ‌و‌ا‌ لِ‍‍ل‍رَّحْمَنِ قَ‍‍الُو‌ا‌ ‌وَمَا‌ ‌ال‍رَّحْمَنُ ‌أَنَسْجُدُ‌ لِمَا‌ تَأْمُرُنَا‌ ‌وَ‌زَ‌ا‌دَهُمْ نُفُو‌ر‌اً
Tabāraka Al-Ladhī Ja`ala Fī As-Samā'i Burūjāan Wa Ja`ala Fīhā Sirājāan Wa Qamaan Munīrāan 025-061 Gezegend zij hij die de twaalf teekenen in de hemelen heeft gesteld, en daarin des daags eene lamp plaatste en de maan die des nachts schijnt. تَبَا‌‍رَكَ ‌الَّذِي جَعَلَ فِي ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ بُرُ‌وجا‌ ً‌ ‌وَجَعَلَ فِيهَا‌ سِ‍رَ‌اجا‌ ً‌ ‌وَ‍قَ‍‍مَر‌ا‌ ً‌ مُنِي‍‍ر‌اً
Wa Huwa Al-Ladhī Ja`ala Al-Layla Wa An-Nahāra Khilfatan Liman 'Arāda 'An Yadhdhakkara 'Aw 'Arāda Shukūan 025-062 Hij is het die den nacht en dag bevolen heeft elkander op volgen, voor hem die overwegen wil, of zijne dankbaarheid verlangt te betoonen. وَهُوَ‌ ‌الَّذِي جَعَلَ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لَ ‌وَ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌‍رَخِ‍‍لْفَة ً‌ لِمَ‍‌‍نْ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ ‌أَ‌نْ يَذَّكَّ‍رَ‌ ‌أَ‌وْ‌ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ شُكُو‌ر‌اً
Wa `Ibādu Ar-Raĥmāni Al-Ladhīna Yamshūna `Alá Al-'Arđi Hawnāan Wa 'Idhā Khāţabahumu Al-Jāhilūna Qālū Salāmāan 025-063 De dienaren van den Barmhartige zijn zij, die zedig op de aarde wandelen, en die, als de onwetende tot hen spreekt, antwoorden: Vrede. وَعِب‍‍َ‍ا‌دُ‌ ‌ال‍رَّحْمَنِ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَمْش‍‍ُ‍ونَ عَلَى‌ ‌الأَ‌رْ‍ضِ هَوْنا‌ ً‌ ‌وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ خَ‍‍اطَ‍‍بَهُمُ ‌الْجَاهِل‍‍ُ‍ونَ قَ‍‍الُو‌ا‌ سَلاَماً
Wa Al-Ladhīna Yabītūna Lirabbihim Sujjadāan Wa Qiyāmāan 025-064 En die de nacht doorbrengen in de aanbidding van hunnen Heer, opstaande om tot hem te bidden. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَبِيت‍‍ُ‍ونَ لِ‍رَبِّهِمْ سُجَّد‌ا‌ ً‌ ‌وَ‍قِ‍‍يَاماً
Wa Al-Ladhīna Yaqūlūna Rabbanā Aşrif `Annā `Adhāba Jahannama ۖ 'Inna `Adhābahā Kāna Ghamāan 025-065 En die zeggen: O Heer! leid ons van de pijniging der hel af; want de marteling daarvan duurt eeuwig. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ ‌‍رَبَّنَا‌ ‌اصْ‍‍رِفْ عَ‍‍نَّ‍‍ا‌ عَذ‍َ‍‌ابَ جَهَ‍‍نَّ‍‍مَ ۖ ‌إِنَّ عَذَ‌ابَهَا‌ ك‍‍َ‍انَ غَ‍رَ‌اماً
'Innahā Sā'at Mustaqaran Wa Muqāmāan 025-066 Waarlijk, het is een ellendig verblijf en eene slechte rustplaats. إِنَّ‍‍هَا‌ س‍‍َ‍ا‌ءَتْ مُسْتَ‍‍قَ‍‍رّ‌ا‌ ً‌ ‌وَمُ‍‍قَ‍‍اماً
Wa Al-Ladhīna 'Idhā 'Anfaqū Lam Yusrifū Wa Lam Yaqturū Wa Kāna Bayna Dhālika Qawāmāan 025-067 Die, wanneer zij giften doen, ruim noch karig zijn; maar den juisten middenweg daartusschen in acht nemen. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌ن‍‍فَ‍‍قُ‍‍و‌ا‌ لَمْ يُسْ‍‍رِفُو‌ا‌ ‌وَلَمْ يَ‍‍قْ‍‍تُرُ‌و‌ا‌ ‌وَك‍‍َ‍انَ بَ‍‍يْ‍‍نَ ‌ذَلِكَ قَ‍‍وَ‌اماً
Wa Al-Ladhīna Lā Yad`ūna Ma`a Allāhi 'Ilahāan 'Ākhara Wa Lā Yaqtulūna An-Nafsa Allatī Ĥarrama Allāhu 'Illā Bil-Ĥaqqi Wa Lā Yaznūna ۚ Wa Man Yaf`al Dhālika Yalqa 'Athāmāan 025-068 En die geen anderen god naast den waren God aanroepen, noch de ziel dooden welke God verboden heeft te dooden, behalve voor eene rechtvaardige zaak, of die zich niet aan ontucht schuldig maken. Maar hij die dit doet, zal de vergelding zijner zonde ontmoeten. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يَ‍‍دْع‍‍ُ‍ونَ مَعَ ‌اللَّ‍‍هِ ‌إِلَها‌‌ ً‌ ‌آ‍‍خَ‍رَ‌ ‌وَلاَ‌ يَ‍‍قْ‍‍تُل‍‍ُ‍ونَ ‌ال‍‍نَّ‍‍فْسَ ‌الَّتِي حَ‍رَّمَ ‌اللَّ‍‍هُ ‌إِلاَّ‌ بِ‍الْحَ‍‍قِّ ‌وَلاَ‌ يَزْن‍‍ُ‍ونَ ۚ ‌وَمَ‍‌‍نْ يَفْعَلْ ‌ذَلِكَ يَلْ‍‍قَ ‌أَثَاماً
Yuđā`af Lahu Al-`Adhābu Yawma Al-Qiyāmati Wa Yakhlud Fīhi Muhānāan 025-069 Zijne straf zal op den dag der opstanding verdubbeld worden, en hij zal, met schande bedekt, die eeuwig verduren. يُ‍ضَ‍‍اعَفْ لَهُ ‌الْعَذ‍َ‍‌ابُ يَ‍‍وْمَ ‌الْ‍‍قِ‍‍يَامَةِ ‌وَيَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍دْ‌ ف‍‍ِ‍ي‍‍هِ مُهَاناً
'Illā Man Tāba Wa 'Āmana Wa `Amila `Amalāan Şāliĥāan Fa'ūlā'ika Yubaddilu Allāhu Sayyi'ātihim Ĥasanātin ۗ Wa Kāna Allāhu Ghafūan Raĥīmāan 025-070 Behalve zij die berouw betoonen en gelooven, en rechtvaardige werken doen zullen: voor hen zal God hunne vroegere zonden in goede werken veranderen; want God is vergevingsgezind en barmhartig. إِلاَّ‌ مَ‍‌‍نْ ت‍‍َ‍ابَ ‌وَ‌آمَنَ ‌وَعَمِلَ عَمَلا‌‌ ًصَ‍‍الِحا‌‌ ً‌ فَأ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ يُبَدِّلُ ‌اللَّ‍‍هُ سَيِّئ‍‍َ‍‍اتِهِمْ حَسَن‍‍َ‍اتٍۗ ‌وَك‍‍َ‍انَ ‌اللَّ‍‍هُ غَ‍‍فُو‌ر‌ا‌ ً‌ ‌‍رَحِيماً
Wa Man Tāba Wa `Amila Şāliĥāan Fa'innahu Yatūbu 'Ilá Allāhi Matābāan 025-071 En wie berouw betoont en doet wat rechtvaardig is, waarlijk, hij keert zich tot God met eene aannemelijke bekeering. وَمَ‍‌‍نْ ت‍‍َ‍ابَ ‌وَعَمِلَ صَ‍‍الِحا‌‌ ً‌ فَإِنَّ‍‍هُ يَت‍‍ُ‍وبُ ‌إِلَى‌ ‌اللَّ‍‍هِ مَتَاباً
Wa Al-Ladhīna Lā Yash/hadūna Az-Zūra Wa 'Idhā Marrū Bil-Laghwi Marrū Kirāmāan 025-072 En zij die geene valsche getuigenis afleggen, en welke, als zij bij een ijdel gesprek tegenwoordig zijn, dit op betamelijke wijze ontduiken, وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ لاَ‌ يَشْهَد‍ُ‍‌ونَ ‌ال‍‍زّ‍ُ‍‌و‌‍رَ‌ ‌وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ مَرُّ‌و‌ا‌ بِ‍ال‍‍لَّ‍‍غْ‍‍وِ‌ مَرُّ‌و‌ا‌ كِ‍رَ‌اماً
Wa Al-Ladhīna 'Idhā Dhukkirū Bi'āyāti Rabbihim Lam Yakhirrū `Alayhā Şummāan Wa `Umyānāan 025-073 En die, als zij door de teekens van hunnen Heer worden vermaand, niet nedervallen alsof zij doof en blind waren, maar opstaan, en daaraan een aandachtig oor leenen. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌ذُكِّرُ‌و‌ا‌ بِآي‍‍َ‍اتِ ‌‍رَبِّهِمْ لَمْ يَ‍‍خِ‍‍ر‍ّ‍ُ‌و‌ا‌ عَلَيْهَا‌ صُ‍‍مّ‍‍ا‌ ً‌ ‌وَعُمْيَاناً
Wa Al-Ladhīna Yaqūlūna Rabbanā Hab Lanā Min 'Azwājinā Wa Dhurrīyātinā Qurrata 'A`yunin Wa Aj`alnā Lilmuttaqīna 'Imāmāan 025-074 En die zeggen: O Heer! verleen ons, in onze vrouwen en in onze kinderen, dezulken, die de voldoening onzer oogen zijn, en maak ons tot toonbeelden onder hen die u vreezen. وَ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ يَ‍‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ ‌‍رَبَّنَا‌ هَ‍‍بْ لَنَا‌ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجِنَا‌ ‌وَ‌ذُ‌رِّيَّاتِنَا‌ قُ‍رَّةَ ‌أَعْيُنٍ‌ ‌وَ‌اجْ‍‍عَلْنَا‌ لِلْمُتَّ‍‍قِ‍‍ي‍‍نَ ‌إِمَاماً
'Ūlā'ika Yujzawna Al-Ghurfata Bimā Şabarū Wa Yulaqqawna Fīhā Taĥīyatan Wa Salāmāan 025-075 Deze zullen beloond worden met de hoogste afdeeling in het paradijs, opdat zij met standvastigheid hebben volhard, en zij zullen daar het heil en den vrede vinden. أ‍ُ‍‌وْل‍‍َ‍ائِكَ يُ‍‍جْ‍‍زَ‌وْنَ ‌الْ‍‍غُ‍‍رْفَةَ بِمَا‌ صَ‍‍بَرُ‌و‌ا‌ ‌وَيُلَ‍‍قَّ‍‍وْنَ فِيهَا‌ تَحِيَّة ً‌ ‌وَسَلاَماً
Khālidīna Fīhā ۚ Ĥasunat Mustaqaran Wa Muqāmāan 025-076 Eeuwig zullen zij daarin verblijven. Het zal een uitmuntend verblijf, en eene heerlijke rustplaats wezen. خَ‍‍الِد‍ِ‍ي‍‍نَ فِيهَا‌ ۚ حَسُنَتْ مُسْتَ‍‍قَ‍‍رّ‌ا‌ ً‌ ‌وَمُ‍‍قَ‍‍اماً
Qul Mā Ya`ba'u Bikum Rabbī Lawlā Du`ā'uukum ۖ Faqad Kadhdhabtum Fasawfa Yakūnu Lizāmāan 025-077 Zeg: God bekreunt zich niet om u, of gij hem al dan niet aanroept: gij hebt zijn gezant reeds van bedrog beschuldigd; maar hierna, zal u eene voortdurende straf worden opgelegd. قُ‍‍لْ مَا‌ يَعْبَأُ‌ بِكُمْ ‌‍رَبِّي لَوْلاَ‌ ‌دُع‍‍َ‍ا‌ؤُكُمْ ۖ فَ‍‍قَ‍‍دْ‌ كَذَّبْ‍‍تُمْ فَسَ‍‍وْفَ يَك‍‍ُ‍ونُ لِزَ‌اماً
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah