Yas'alūnaka `Ani Al-'Anfāl ۖ Quli Al-'Anfāli Lillāh Wa Ar-Rasūli Fa ۖ Attaqū Allaha Wa 'Aşliĥū Dhāta Baynikum ۖ Wa 'Aţī`ū Allaha Wa Rasūlahu~ 'In Kuntum Mu'uminīna
008-001 Zij zullen u vragen nopens den buit. Antwoord: De verdeeling van den buit behoort Gode en zijn gezant. Vreest dus God, en tracht uwe geschillen in der minne te schikken. Gehoorzaam God en zijn gezant, indien gij ware geloovigen zijt.
'Innamā Al-Mu'uminūna Al-Ladhīna 'Idhā Dhukira Allāhu Wajilat Qulūbuhum Wa 'Idhā Tuliyat `Alayhim 'Āyātuhu Zādat/hum 'Īmānāan Wa `Alá Rabbihim Yatawakkalūna
008-002 Waarlijk, de ware geloovigen zijn zij, wier harten vreezen als God wordt genoemd, en wier geloof vermeerderd wordt, zoo hun zijne teekens worden herinnerd en die op God vertrouwen.
'Ūlā'ika Humu Al-Mu'uminūna Ĥaqqāan ۚ Lahum Darajātun `Inda Rabbihim Wa Maghfiratun Wa Rizqun Karīmun
008-004 Deze zijn waarlijk geloovigen; zij zullen hoogere graden van gelukzaligheid van hunnen Heer genieten, en vergiffenis en een overvloedig vermogen.
008-006 Twistten zij met u nopens de waarheid, nadat die hun was kenbaar gemaakt; op geene andere wijze dan alsof men hen ter dood had gevoerd, en zij dit met hunne oogen hadden gezien.
Wa 'Idh Ya`idukumu Allāhu 'Iĥdá Aţ-Ţā'ifatayni 'Annahā Lakum Wa Tawaddūna 'Anna GhayraDhāti Ash-Shawkati Takūnu Lakum Wa Yurīdu Allāhu 'An Yuĥiqqa Al-Ĥaqqa Bikalimātihi Wa Yaqţa`a Dābira Al-Kāfirīna
008-007 En herinner u, toen God u een der twee deelen beloofde, dat het u zou worden gegeven, en gij begeerdet dat het deel, hetwelk niet van wapens was voorzien aan u zou worden overgeleverd; maar God wilde de waarheid zijner woorden bekend maken, en het grootste deel der ongeloovigen afsnijden.
008-009 Toen gij hulp van uwen Heer hebt gevraagd, en hij u antwoordde: Waarlijk, ik zal u ondersteunen met duizend engelen, die elkander geregeld opvolgen.
Wa Mā Ja`alahu Allāhu 'Illā Bushrá Wa Litaţma'inna BihiQulūbukum ۚ Wa Mā An-Naşru 'Illā Min `Indi Allāhi ۚ 'Inna Allāha `Azīzun Ĥakīmun
008-010 En dit deed God alleen als goede berichten voor u, en opdat uwe harten daarbij vertrouwend zouden blijven; want de overwinning komt alleen van God, en God is machtig en wijs.
'Idh Yughashshīkumu An-Nu`āsa 'Amanatan Minhu Wa Yunazzilu `Alaykum Mina As-Samā'i Mā'an Liyuţahhirakum Bihi Wa Yudh/hiba `AnkumRijza Ash-Shayţāni Wa Liyarbiţa `Alá Qulūbikum Wa Yuthabbita Bihi Al-'Aqdāma
008-011 Toen een slaap u overviel, als een teeken van zekerheid van hem, en hij water van den hemel op u nederzond, opdat hij u daarmede zou zuiveren, en hij de afschuwelijkheid van satan van u zou afnemen, en hij uwe harten en uwen voet daardoor zou mogen bevestigen.
008-012 Ook toen uw Heer tot de engelen sprak: Waarlijk ik ben met u; bevestigt dus hen die gelooven. Ik zal schrik in de harten der ongeloovigen werpen. Slaat dus hunne hoofden af, en slaat al de toppen hunner vingers af.
Dhālika Bi'annahumShāqqū Allaha Wa Rasūlahu ۚ Wa Man Yushāqiqi Allāha Wa Rasūlahu Fa'inna Allāha Shadīdu Al-`Iqābi
008-013 Dit zullen zij ondergaan, omdat zij God en zijn gezant wederstand hebben geboden: en wie God en zijn gezant wederstand biedt, waarlijk, die zal gestreng door God gestraft worden.
Wa Man Yuwallihim Yawma'idhin Duburahu~ 'Illā Mutaĥarrifāan Liqitālin 'Aw Mutaĥayyizāan 'Ilá Fi'atin Faqad Bā'a Bighađabin Mina Allāhi Wa Ma'wāhu Jahannamu ۖ Wa Bi'sa Al-Maşīru
008-016 Want wie hen op dien dag zijn rug mocht toewenden, tenzij hij zich ter zijde wende om te strijden, of zich tot een ander deel der geloovigen terugtrekke, zal Gods verontwaardiging over zich doen komen, en zijne woning zal de hel zijn. Welk een slecht verblijf!
Falam Taqtulūhum Wa Lakinna Allāha Qatalahum ۚ Wa Mā Ramayta 'IdhRamayta Wa Lakinna Allāha Ramá ۚ Wa Liyubliya Al-Mu'uminīna Minhu Balā'an Ĥasanāan ۚ 'Inna Allāha Samī`un `Alīmun
008-017 En gij dooddet hen niet, welke te Bedr werden verslagen; maar God doodde hen. Gij slingerdet niets, o Mahomet! ofschoon gij scheent het te slingeren, maar God doet het om de geloovigen door eene schoone proef te beproeven; want God begrijpt en weet alles.
'In Tastaftiĥū Faqad Jā'akumu Al-Fatĥu ۖ Wa 'In Tantahū Fahuwa Khayrun Lakum ۖ Wa 'In Ta`ūdū Na`ud Wa Lan Tughniya `Ankum Fi'atukumShay'āan Wa Law Kathurat Wa 'Anna Allāha Ma`a Al-Mu'uminīna
008-019 Gij hebt de overwinning verlangd, o ongeloovigen! en de overwinning heeft zich tegen u gekeerd. Indien gij de eersten zijt, die ophoudt den gezant te bestrijden, zal u dat voordeeliger zijn. Maar indien gij terugkeert om hem aan te vallen, zullen wij mede terugkeeren om hem te ondersteunen, en uwe krachten zullen u volstrekt van geen voordeel wezen, alhoewel die ook talrijk mochten zijn; want God is met de geloovigen.
Wa Law `Alima Allāhu FīhimKhayrāan La'asma`ahum ۖ Wa Law 'Asma`ahum Latawallaw Wa Hum Mu`riđūna
008-023 Indien God slechts iets goeds in hen had ontdekt, zou hij hun zekerlijk hebben doen hooren; maar indien hij hen had doen hooren, zouden zij zich gewis afgewend en zich ver verwijderd hebben.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū Astajībū Lillāh Wa Lilrrasūli 'Idhā Da`ākum Limā Yuĥyīkum ۖ Wa A`lamū 'Anna Allāha Yaĥūlu Bayna Al-Mar'i Wa Qalbihi Wa 'Annahu~ 'Ilayhi Tuĥsharūna
008-024 O ware geloovigen! antwoordt God en zijn apostel, indien hij u het leven geeft; en weet dat God zich tusschen den mensch en zijn hart plaatst, en dat gij voor hem zult verzameld worden.
Wa Attaqū Fitnatan Lā Tuşībanna Al-Ladhīna Žalamū MinkumKhāşşatan ۖ Wa A`lamū 'Anna Allāha Shadīdu Al-`Iqābi
008-025 Hoedt u voor de verzoeking; zij zal niet hen in het bijzonder treffen, die goddeloos onder u zijn, maar u allen in het algemeen; en weet, dat God gestreng in het straffen is.
Wa Adhkurū 'Idh 'AntumQalīlun Mustađ`afūna Fī Al-'Arđi Takhāfūna 'An Yatakhaţţafakumu An-Nāsu Fa'āwākum Wa 'Ayyadakum Binaşrihi Wa Razaqakum Mina Aţ-Ţayyibāti La`allakum Tashkurūna
008-026 En gedenkt, dat, toen gij zwak en in kleinen getale in het land waart, gij vreesdet door uwe vijanden verdelgd te worden; maar God gaf u een toevluchtsoord, en hij ondersteunde u met zijne hulp, en beschonk u met goede dingen, opdat gij dankbaar zoudt zijn.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū 'In Tattaqū Allaha Yaj`al Lakum Furqānāan Wa Yukaffir `Ankum Sayyi'ātikum Wa Yaghfir Lakum Wa ۗ Allāhu Dhū Al-Fađli Al-`Ažīmi
008-029 O ware geloovigen! indien gij God vreest, zal hij u eene onderscheiding verleenen. Hij zal uwe zonden vergeven, en u vergiffenis schenken; want zijne genade is groot.
Wa 'Idh Yamkuru Bika Al-Ladhīna Kafarū Liyuthbitūka 'Aw Yaqtulūka 'Aw Yukhrijūka ۚ Wa Yamkurūna Wa Yamkuru Allāhu Wa ۖ Allāhu Khayru Al-Mākirīna
008-030 En herinner u, toen de ongeloovigen een komplot tegen u smeedden; toen zij u wilden aangrijpen, en dooden of verjagen. God spande op zijne beurt tegen hen samen; en waarlijk, God is het beste in staat, een samenspanning te verijdelen.
Wa 'Idhā Tutlá `Alayhim 'Āyātunā Qālū Qad Sami`nā Law Nashā'u Laqulnā Mithla Hādhā ۙ 'In Hādhā 'Illā 'Asāţīru Al-'Awwalīna
008-031 En als onze teekens voor hen worden herhaald, zeggen zij: Wij hebben het gehoord; indien het ons behaagde, konden wij iets dergelijks uitspreken; dit zijn slechts fabelen der ouden.
Wa 'IdhQālū Allahumma 'In Kāna Hādhā Huwa Al-Ĥaqqa Min `Indika Fa'amţir `Alaynā Ĥijāratan Mina As-Samā'i 'Aw A'tinā Bi`adhābin 'Alīmin
008-032 En toen zij zeiden: O God! indien dit de waarheid van u is, laat dan steenen uit den hemel op ons nedervallen, of leg ons eene andere gestrenge straf op.
Wa Mā Kāna Allāhu Liyu`adhdhibahum Wa 'Anta Fīhim ۚ Wa Mā Kāna Allāhu Mu`adhdhibahum Wa Hum Yastaghfirūna
008-033 Maar God was niet geneigd hen te straffen, zoolang gij u onder hen bevondt, noch was God geneigd hen te straffen, toen zij vergiffenis vroegen.
Wa Mā Lahum 'Allā Yu`adhdhibahumu Allāhu Wa Hum Yaşuddūna `Ani Al-Masjidi Al-Ĥarāmi Wa Mā Kānū 'Awliyā'ahu~ ۚ 'In 'Awliyā'uuhu~ 'Illā Al-Muttaqūna Wa Lakinna 'Aktharahum Lā Ya`lamūna
008-034 Maar zij kunnen geene verontschuldiging aanvoeren, waarom God hen niet zou straffen, naardien zij de geloovigen hebben belet, den heiligen tempel te bezoeken, hoewel zij er de bewakers niet van zijn. De bewakers daarvan zijn alleen, die God vreezen; maar het grootste deel hunner weet het niet.
008-036 Zij die niet gelooven, wenden hunne rijkdommen aan, om den weg van God te versperren. Zij zullen die verspillen, maar daarna zal het een bitter berouw voor hen zijn, en zij zullen eindelijk overwonnen worden. En de ongeloovigen zullen in de hel verzameld worden.
Liyamīza Allāhu Al-Khabītha Mina Aţ-Ţayyibi Wa Yaj`ala Al-Khabītha Ba`đahu `Alá Ba`đin Fayarkumahu Jamī`āan Fayaj`alahu Fī Jahannama ۚ 'Ūlā'ika Humu Al-Khāsirūna
008-037 God zal de slechten van de goeden scheiden; hij zal de slechten op elkander stapelen; hij zal er een bundel van vormen en dien in het vuur der hel werpen. Dan zullen de boozen verloren zijn.
Qul Lilladhīna Kafarū 'In Yantahū Yughfar Lahum Mā Qad Salafa Wa 'In Ya`ūdū Faqad Mađat Sunnatu Al-'Awwalīna
008-038 Zeg tot de ongeloovigen dat, indien zij ophouden u weerstand te bieden, hun zal vergeven worden wat reeds voorbij is; maar indien zij voortgaan u aan te vallen, zal de voorbeeldige straf van de vroegere bestrijders der profeten, die reeds voltrokken is, eveneens op hen worden toegepast.
Wa Qātilūhum Ĥattá Lā Takūna Fitnatun Wa Yakūna Ad-Dīnu Kulluhu Lillāh ۚ Fa'ini Antahaw Fa'inna Allāha Bimā Ya`malūna Başīrun
008-039 Strijd dus tegen hen, tot er geen verzet meer ter gunste der afgodendienarij, en geen andere godsdienst dan die van uwen Heer besta. Indien zij ophouden, waarlijk dan ziet God wat zij doen.
Wa A`lamū 'Annamā Ghanimtum MinShay'in Fa'anna Lillāh Khumusahu Wa Lilrrasūli Wa Lidhī Al-Qurbá Wa Al-Yatāmá Wa Al-Masākīni Wa Abni As-Sabīli 'In Kuntum 'Āmantum Billāhi Wa Mā 'Anzalnā `Alá `Abdinā Yawma Al-Furqāni Yawma At-Taqá Al-Jam`āni Wa ۗ Allāhu `Alá Kulli Shay'inQadīrun
008-041 En weet, dat, indien gij eenigen buit bekomt, een vijfde deel daarvan aan God en den gezant behoort en aan zijne bloedverwanten, en aan de weezen, de armen en de reizigers indien gij aan God gelooft, en aan hetgeen wij door onzen dienaar op den dag der onderscheiding hebben nedergezonden; op den dag waarop de twee legers elkander ontmoeten; en God is almachtig.
'Idh 'Antum Bil-`Udwati Ad-Dunyā Wa Hum Bil-`Udwati Al-Quşwá Wa Ar-Rakbu 'Asfala Minkum ۚ Wa Law Tawā`adttum Lākhtalaftum Fī Al-Mī`ādi ۙ Wa Lakin Liyaqđiya Allāhu 'Amrāan Kāna Maf`ūlāan Liyahlika Man Halaka `An Bayyinatin Wa Yaĥyá Man Ĥayya `An Bayyinatin ۗ Wa 'Inna Allāha Lasamī`un `Alīmun
008-042 Toen gij gelegerd waart op de meest nabijgelegen zijde der vallei, en zij gelegerd waren op de verste zijde, en de karavaan zich lager bevond, en indien gij wederzijds bepaald hadt slag te leveren, zoudt gij zekerlijk die bepaling hebben geschonden; maar gij werdt, zonder eenige voorafgaande bepaling, tot den strijd gebracht, opdat God de zaak zou vervullen, welke hij besloten had te doen plaats hebben. Opdat degeen die omkwam, zou omkomen, na een blijkbare aanwijzing, en hij die het moest overleven, door hetzelfde teeken leven mocht. God hoort en weet alles.
'Idh Yurīkahumu Allāhu Fī Manāmika Qalīlāan ۖ Wa Law 'Arākahum Kathīrāan Lafashiltum Wa Latanāza`tum Fī Al-'Amri Wa Lakinna Allāha Sallama ۗ 'Innahu `Alīmun Bidhāti Aş-Şudūri
008-043 Herinner u, toen uw Heer den vijand in uwen slaap en weinig in getal aan u deed verschijnen; en indien hij u dien in grooten getale had doen verschijnen, zoudt gij den moed verloren en daarover getwist hebben, maar God behoedde u daarvoor; want hij kent de binnenste deelen van de borst der menschen.
Wa 'Idh Yurīkumūhum 'Idhi At-Taqaytum Fī 'A`yunikumQalīlāan Wa Yuqallilukum Fī 'A`yunihim Liyaqđiya Allāhu 'Amrāan Kāna Maf`ūlāan ۗ Wa 'Ilá Allāhi Turja`u Al-'Umūru
008-044 En toen hij hem zich voor u deed vertoonen, deed hij hem weinig talrijk voor uwe oogen schijnen; hij verminderde het getal in uwe oogen, opdat God de zaak zou mogen vervullen, welke hij besloten had te doen; en tot God zullen alle dingen terugkeeren.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū 'Idhā Laqītum Fi'atan Fāthbutū Wa Adhkurū Allaha Kathīrāan La`allakum Tufliĥūna
008-045 O ware geloovigen! indien gij een deel der ongeloovigen ontmoet, weest onverwrikbaar en gedenkt God dikwijls, opdat gij voorspoedig zoudt mogen zijn.
Wa 'Aţī`ū Allaha Wa Rasūlahu Wa Lā Tanāza`ū Fatafshalū Wa Tadh/haba Rīĥukum ۖ Wa Aşbirū ۚ 'Inna Allāha Ma`a Aş-Şābirīna
008-046 En gehoorzaamt God en zijn gezant, en weest niet verdeeld; daardoor zoudt gij ontmoedigd worden, en al uw welslagen hangt van u af; maar volhardt met geduld; want God is met hen die volharden.
Wa Lā Takūnū Kālladhīna Kharajū Min Diyārihim Baţarāan Wa Ri'ā'a An-Nāsi Wa Yaşuddūna `An Sabīli Allāhi Wa ۚ Allāhu Bimā Ya`malūna Muĥīţun
008-047 En weest niet als zij, die onbeschaamd hunne huizen verlieten en met pralen onder de menschen verschenen, en van den weg van God afwenden; want God begrijpt wat zij doen.
Wa 'Idh Zayyana Lahumu Ash-Shayţānu 'A`mālahum Wa Qāla Lā Ghāliba Lakumu Al-Yawma Mina An-Nāsi Wa 'Innī Jārun Lakum ۖ Falammā Tarā'ati Al-Fi'atāni Nakaşa `Alá `Aqibayhi Wa Qāla 'Innī Barī'un Minkum 'Innī 'Ará Mā Lā Tarawna 'Inniyi 'Akhāfu Allāha Wa ۚ Allāhu Shadīdu Al-`Iqābi
008-048 En gedenkt, toen satan hunne daden voor hen vooraf beschikte en zeide: Niemand zal u heden overwinnen; en ik zal zeker nabij zijn, om u te helpen. Maar toen de beide legers elkander in het gezicht kwamen, wendde hij hun den rug toe, zeggende: Waarlijk, ik bemoei er mij niet mede, ik zie wat gij niet ziet, ik vrees God, want God is gestreng in het straffen.
'Idh Yaqūlu Al-Munāfiqūna Wa Al-Ladhīna Fī Qulūbihim Marađun Gharra Hā'uulā' Dīnuhum ۗ Wa Man Yatawakkal `Alá Allāhi Fa'inna Allāha `Azīzun Ĥakīmun
008-049 Toen de huichelaars, en zij in wier harten een gebrek zetelde, zeiden: Hun geloof verblindt hen. Maar hij die zijn vertrouwen in God stelt, weet dat hij machtig en wijs is.
Wa Law Tará 'Idh Yatawaffá Al-Ladhīna Kafarū ۙ Al-Malā'ikatu Yađribūna Wujūhahum Wa 'Adbārahum Wa Dhūqū `Adhāba Al-Ĥarīqi
008-050 En zoo gij hadt gezien toen de engelen de ongeloovigen doodden; toen sloegen zij hunne aangezichten en hunne ruggen en zeiden tot hen: Gevoelt gij de pijn der verbranding?
008-052 Hun lot gelijkt dat van het volk van Pharao en der ongeloovigen, die hen zijn voorafgegaan. God verdelgt hen om hunne zonden. God is sterk en gestreng in zijne straffen.
008-053 Dit is geschied, omdat God de weldaden niet verandert, waarmede hij de menschen overlaadt, zoolang zij niet veranderen wat in hunne zielen is, en hetwelk God alles hoort en ziet.
Kada'bi 'Āli Fir`awna Wa ۙ Al-Ladhīna MinQablihim ۚ Kadhdhabū Bi'āyāti Rabbihim Fa'ahlaknāhum Bidhunūbihim Wa 'Aghraqnā 'Āla Fir`awna ۚ Wa Kullun Kānū Žālimīna
008-054 Zij hebben gehandeld evenals het volk van Pharao en evenals zij die het vooraf gingen; die de teekens van hunnen Heer loochenden. Daarom verdelgden wij hen in hunne zonden en wij overstroomden het volk van Pharao; want zij waren allen zondaren.
Fa'immā Tathqafannahum Fī Al-Ĥarbi Fasharrid Bihim Man Khalfahum La`allahum Yadhdhakkarūna
008-057 Indien gij hen in den strijd gevangen neemt, verstrooi hen en stel een voorbeeld voor hen die na hen zullen komen, opdat zij gewaarschuwd mogen zijn.
Wa 'A`iddū Lahum Mā Astaţa`tum MinQūwatin Wa MinRibāţi Al-Khayli Turhibūna Bihi `Adūwa Allāhi Wa `Adūwakum Wa 'Ākharīna Min Dūnihim Lā Ta`lamūnahumu Allāhu Ya`lamuhum ۚ Wa Mā Tunfiqū MinShay'in Fī Sabīli Allāhi Yuwaffa 'Ilaykum Wa 'Antum Lā Tužlamūna
008-060 Verzamel dus alle krachten die gij tegen hen hebt, en troepen paarden, waarmede gij den vijand Gods moogt verschrikken, en ook uw vijand en alle ongeloovigen buiten hen, welke gij niet kent, maar die God kent. En wat gij voor de verdediging van Gods geloof besteedt, zal u worden terug betaald en gij zult niet onrechtvaardig worden behandeld.
Wa 'In Yurīdū 'An Yakhda`ūka Fa'inna Ĥasbaka Allāhu ۚ Huwa Al-Ladhī 'Ayyadaka Binaşrihi Wa Bil-Mu'uminīna
008-062 Maar indien zij trachten u te verraden, dan zal God uw helper zijn. Hij is het, die u door zijne ondersteuning heeft geholpen en door die der geloovigen,
Wa 'Allafa Bayna Qulūbihim ۚ Law 'Anfaqta Mā Fī Al-'Arđi Jamī`āan Mā 'Allafta Bayna Qulūbihim Wa Lakinna Al-L Allafa Baynahum ۚ 'Innahu `Azīzun Ĥakīmun
008-063 En hij heeft hunne harten vereenigd. Indien gij alle rijkdommen der aarde zoudt hebben verspild, zoudt gij hunne harten niet hebben kunnen vereenigen, maar God vereenigt hen; want hij is almachtig en wijs.
008-065 O profeet! zet de geloovigen tot oorlog aan; indien twintig uwer volhardend zijn, zullen zij twee honderd overwinnen, en indien er een honderd van u zijn, zullen zij duizend overwinnen van degenen die niet gelooven, daar zij een volk zijn dat niet begrijpt.
Al-'Āna Khaffafa Allāhu `Ankum Wa `Alima 'Anna FīkumĐa`fāan ۚ Fa'in Yakun Minkum Miā'atunŞābiratun Yaghlibū Miā'atayni ۚ Wa 'In Yakun Minkum 'Alfun Yaghlibū 'Alfayni Bi'idhni Allāhi Wa ۗ Allāhu Ma`a Aş-Şābirīna
008-066 God heeft uwe taak gemakkelijk gemaakt; want hij weet dat gij zwak waart. Indien er een honderd van u zijn die volharden, zullen zij twee honderd overwinnen, en indien er duizend van u zijn zullen zij tweeduizend overwinnen, door Gods verlof; want God is met hen die volharden.
008-067 Het was nimmer een profeet gegeven, gevangenen te maken zonder groote slachtingen op aarde te doen plaats hebben. Gij verlangt het goede dezer wereld, en God wil u dat der volgende geven; want God is machtig en wijs.
Lawlā Kitābun Mina Allāhi Sabaqa Lamassakum Fīmā 'Akhadhtum `Adhābun `Ažīmun
008-068 Indien u vooraf geene openbaring van God ware gegeven, zou u eene strenge straf zijn opgelegd voor het losgeld, dat gij van de gevangenen te Bedr hebt verkregen.
Yā 'Ayyuhā An-Nabīyu Qul Liman Fī 'Aydīkum Mina Al-'Asrá 'In Ya`lami Allāhu Fī QulūbikumKhayrāan Yu'utikumKhayrāan Mimmā 'Ukhidha Minkum Wa Yaghfir Lakum Wa ۗ Allāhu GhafūrunRaĥīmun
008-070 O profeet! zeg tot de gevangenen die in uwe handen zijn: Indien God weet, dat er eenig goed in uwe harten is, zal hij u beter geven dan hetgeen van u werd genomen en hij zal u vergeven; want God is genadig en barmhartig.
Wa 'In Yurīdū Khiyānataka FaqadKhānū Allaha MinQablu Fa'amkana Minhum Wa ۗ Allāhu `Alīmun Ĥakīmun
008-071 Maar indien zij trachten u te bedriegen, waarlijk, dan hebben zij God bedrogen; daarom heeft hij u de macht over hen gegeven, en God is alwetend en wijs.
'Inna Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Hājarū Wa Jāhadū Bi'amwālihim Wa 'Anfusihim Fī Sabīli Allāhi Wa Al-Ladhīna 'Āwaw Wa Naşarū 'Ūlā'ika Ba`đuhum 'Awliyā'u Ba`đin Wa ۚ Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Lam Yuhājarū Mā Lakum Min Walāyatihim MinShay'in Ĥattá Yuhājirū ۚ Wa 'Ini Astanşarūkum Fī Ad-Dīni Fa`alaykumu An-Naşru 'Illā `Alá Qawmin Baynakum Wa Baynahum Mīthāqun Wa ۗ Allāhu Bimā Ta`malūna Başīrun
008-072 Zij die geloofd hebben en hun land zijn ontvlucht, en hunne bezittingen en hunne personen aan den strijd, voor den godsdienst van hunnen Heer, wijdden, en zij die den profeet eene schuilplaats hebben verleend en hem hebben bijgestaan, zullen als elkanders naaste bloedverwanten worden beschouwd. Maar zij die geloofd hebben en hun land niet zijn ontvlucht, zullen geene bloedverwanten van u zijn, tot zij hunne woningen eveneens hebben verlaten. Maar indien zij uwe hulp voor het geloof inroepen, zult gij die verleenen, tenzij het tegen degenen mocht wezen, die uwe bondgenooten zijn; en God ziet wat gij doet.
Wa Al-Ladhīna Kafarū Ba`đuhum 'Awliyā'u Ba`đin ۚ 'Illā Taf`alūhu Takun Fitnatun Fī Al-'Arđi Wa Fasādun Kabīrun
008-073 Laat de ongeloovigen elkanders bloedverwanten zijn. Zoo lang gij dit niet ook doet, zullen er wanorde en groote plagen over de aarde heerschen.
Wa Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Hājarū Wa Jāhadū Fī Sabīli Allāhi Wa Al-Ladhīna 'Āwaw Wa Naşarū 'Ūlā'ika Humu Al-Mu'uminūna Ĥaqqāan ۚ Lahum Maghfiratun Wa Rizqun Karīmun
008-074 Maar zij die geloofd en hunne woningen verlaten, en voor des Heeren waren godsdienst hebben gestreden, en den profeet eene schuilplaats verleend en hem ondersteund hebben, deze zijn waarlijk geloovigen, zij zullen vergiffenis en edelmoedige ondersteuning ontvangen.
Wa Al-Ladhīna 'Āmanū Min Ba`du Wa Hājarū Wa Jāhadū Ma`akum Fa'ūlā'ika Minkum ۚ Wa 'Ūlū Al-'Arĥāmi Ba`đuhum 'Awlá Biba`đin Fī Kitābi Allāhi ۗ 'Inna Allāha Bikulli Shay'in `Alīmun
008-075 En zij, welke sedert dien tijd geloofd en hunne woningen verlaten hebben, en met u streden, behooren eveneens tot de uwen. En zij, die door bloedverwantschap verbonden zijn, zullen, als elkanders naaste bloedverwanten, boven vreemdelingen worden beschouwd, overeenkomstig Gods boek. God kent alle dingen.