Ya`lamu Mā Fī As-Samāwāti Wa Al-'Arđi Wa Ya`lamu Mā Tusirrūna Wa Mā Tu`linūna Wa ۚ Allāhu `Alīmun Bidhāti Aş-Şudūri
064-004 Hij kent wat in den hemel of op de aarde is, en hij kent hetgeen gij verbergt, en datgene wat gij ontdekt; want God kent de binnenste deelen van der menschen borst.
064-005 Waart gij niet bekend met het verhaal van hen die vroeger niet geloofden, en het slechte gevolg van hun gedrag ondervonden? Voor hen is eene martelende straf gereed gemaakt.
Dhālika Bi'annahu Kānat Ta'tīhimRusuluhum Bil-Bayyināti Faqālū 'Abasharun Yahdūnanā Fakafarū Wa Tawallaw ۚ Wa Astaghná Allāhu Wa ۚ Allāhu Ghanīyun Ĥamīdun
064-006 Dit zullen zij ondergaan, omdat hunne gezanten met duidelijke bewijzen hunner zending tot hen kwamen, en zij zeiden: zullen menschen ons leiden? Daarom geloofden zij niet en wenden zich af. Maar God had niemand noodig; want God is zich zelven toereikend en waardig geprezen te worden.
Za`ama Al-Ladhīna Kafarū 'An Lan Yub`athū ۚ Qul Balá Wa Rabbī Latub`athunna Thumma Latunabba'uunna Bimā `Amiltum ۚ Wa Dhalika `Alá Allāhi Yasīrun
064-007 De ongeloovigen verbeelden zich, dat zij niet zullen worden opgewekt. Zeg: Ja, bij mijn Heer, gij zult zekerlijk worden opgewekt, dan zal u verhaald worden, wat gij zult hebben verricht, en dit is voor God gemakkelijk.
Yawma Yajma`ukum Liyawmi Al-Jam`i ۖ Dhālika Yawmu At-Taghābuni ۗ Wa Man Yu'umin Billāhi Wa Ya`mal Şāliĥāan Yukaffir `Anhu Sayyi'ātihi Wa Yudkhilhu Jannātin Tajrī Min Taĥtihā Al-'AnhāruKhālidīna Fīhā 'Abadāan ۚ Dhālika Al-Fawzu Al-`Ažīmu
064-009 Op een zekeren dag zal hij u verzamelen; zijnde de dag der algemeene verzameling; dit zal de dag der wederzijdsche teleurstelling zijn. En hij die in God gelooft, en doen zal wat recht is, dien zal hij van zijne slechte daden zuiveren, en hij zal hem in tuinen leiden, waaronder rivieren stroomen om daarin voor eeuwig te verblijven. Dit zal eene groote gelukzaligheid zijn.
Wa Al-Ladhīna Kafarū Wa Kadhdhabū Bi'āyātinā 'Ūlā'ika 'Aşĥābu An-Nāri Khālidīna Fīhā ۖ Wa Bi'sa Al-Maşīru
064-010 Maar zij die niet gelooven, en onze teekenen van valschheid beschuldigen, zullen de bewoners van het hellevuur zijn, waarin zij voor eeuwig zullen verblijven, en daar zal het een ellendig verblijf wezen.
Wa 'Aţī`ū Allaha Wa 'Aţī`ū Ar-Rasūla ۚ Fa'in Tawallaytum Fa'innamā `Alá Rasūlinā Al-Balāghu Al-Mubīnu
064-012 Gehoorzaamt dus God en gehoorzaamt den gezant; maar indien gij u afwendt, waarlijk, de plicht van onzen gezant is slechts, in het openbaar te prediken.
Yā 'Ayyuhā Al-Ladhīna 'Āmanū 'Inna Min 'Azwājikum Wa 'Awlādikum `Adūwāan Lakum Fāĥdharūhum ۚ Wa 'In Ta`fū Wa Taşfaĥū Wa Taghfirū Fa'inna Allāha GhafūrunRaĥīmun
064-014 O ware geloovigen! gij hebt vijanden in uwe vrouwen en kinderen, neemt u dus voor hen in acht. Maar indien gij inzicht hebt met hunne verkeerde handelingen, en die geheel vergeeft, dan is God eveneens gezind tot vergeven en is barmhartig.
Fāttaqū Allaha Mā Astaţa`tum Wa Asma`ū Wa 'Aţī`ū Wa 'Anfiqū Khayrāan Li'nfusikum ۗ Wa Man Yūqa Shuĥĥa Nafsihi Fa'ūlā'ika Humu Al-Mufliĥūna
064-016 Vreest dus God zooveel gij kunt; luistert en gehoorzaamt, en geeft aalmoezen voor het heil uwer zielen; want zij die niet gierig omtrent hunne eigene zielen zijn, zullen voorspoed genieten.
'In Tuqriđū Allaha Qarđāan Ĥasanāan Yuđā`ifhu Lakum Wa Yaghfir Lakum Wa ۚ Allāhu Shakūrun Ĥalīmun
064-017 Indien gij aan God eene aannemelijke leening doet, zal hij die voor u verdubbelen en hij zal u vergiffenis schenken; want God is erkentelijk en lankmoedig.