Roman Script    Reciting key words            Previous Sūrah    Quraan Index    Home  

36) Sūrat Yā -Sīn

Printed format

36) سُورَة يَا-سِين

Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Yā -Sīn 036-001 Ya Sin. يَا-سِين
Wa Al-Qur'āni Al-Ĥakīmi 036-002 Ik zweer bij den onderrichtenden Koran. وَ‌الْ‍‍قُ‍‍رْ‌آنِ ‌الْحَكِيمِ
'Innaka Lamina Al-Mursalīna 036-003 Dat gij een der gezanten van God zijt. إِنَّ‍‍كَ لَمِنَ ‌الْمُرْسَلِينَ
`Alá Şirāţin Mustaqīmin 036-004 Gezonden om den rechten weg te toonen. عَلَى‌ صِ‍رَ‍‌اطٍ‌ مُسْتَ‍‍قِ‍‍يمٍ
Tanzīla Al-`Azīzi Ar-Raĥīmi 036-005 Dit is eene openbaring van den machtigen, den barmhartigen God. تَ‍‌‍ن‍‍ز‍ِ‍ي‍‍لَ ‌الْعَز‍ِ‍ي‍‍زِ‌ ‌ال‍رَّحِيمِ
Litundhira Qawmāan Mā 'Undhira 'Ābā'uuhum Fahum Ghāfilūna 036-006 Opdat gij een volk zoudt waarschuwen, welks vaderen niet gewaarschuwd waren en dat in achteloosheid leeft. لِتُ‍‌‍ن‍‍ذِ‌ر‍َ‍‌ قَ‍‍وْما‌ ً‌ مَ‍‍ا‌ ‌أُ‌ن‍‍ذِ‌ر‍َ‍‌ ‌آب‍‍َ‍ا‌ؤُهُمْ فَهُمْ غَ‍‍افِلُونَ
Laqad Ĥaqqa Al-Qawlu `Alá 'Aktharihim Fahum Lā Yu'uminūna 036-007 Ons oordeel is rechtvaardig uitgesproken tegen het meerendeel. Immers, zij zullen niet gelooven. لَ‍قَ‍‍دْ‌ حَ‍‍قَّ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْلُ عَلَ‍‍ى‌ ‌أَكْثَ‍‍رِهِمْ فَهُمْ لاَ‌ يُؤْمِنُونَ
'Innā Ja`alnā Fī 'A`nāqihim 'Aghlālāan Fahiya 'Ilá Al-'Adhqāni Fahum Muqmaĥūna 036-008 Wij hebben jukken op hunnen nek gelegd, die tot aan hunne kin reiken, en zij zijn gedwongen hunne hoofden overeind te houden; إِنَّ‍‍ا‌ جَعَلْنَا‌ فِ‍‍ي ‌أَعْنَاقِ‍‍هِمْ ‌أَ‍‍غْ‍‍لاَلا‌‌ ً‌ فَهِيَ ‌إِلَى‌ ‌الأَ‌ذْ‍قَ‍‍انِ فَهُمْ مُ‍‍قْ‍‍مَحُونَ
Wa Ja`alnā Min Bayni 'Aydīhim Saddāan Wa Min Khalfihim Saddāan Fa'aghshaynāhum Fahum Lā Yubşirūna 036-009 En wij hebben een staak vََr hen, en een staak achter hen geplaatst, en wij hebben hen met duisternis bedekt; daarom zullen zij niet zien. وَجَعَلْنَا‌ مِ‍‌‍نْ بَ‍‍يْ‍‍نِ ‌أَيْدِيهِمْ سَدّ‌ا‌ ً‌ ‌وَمِ‍‌‍نْ خَ‍‍لْفِهِمْ سَدّ‌ا‌‌ ً‌ فَأَ‍‍غْ‍‍شَيْنَاهُمْ فَهُمْ لاَ‌ يُ‍‍بْ‍‍‍‍صِ‍‍رُ‌ونَ
Wa Sawā'un `Alayhim 'A'andhartahum 'Am Lam Tundhirhum Lā Yu'uminūna 036-010 Het zal hun gelijk zijn, hetzij gij al of niet tot hen predikt: zij zullen niet gelooven. وَسَو‍َ‍‌ا‌ءٌ‌ عَلَيْهِمْ ‌أَ‌أَ‌ن‍‍ذَ‌رْتَهُمْ ‌أَمْ لَمْ تُ‍‌‍ن‍‍ذِ‌ر‍ْ‍هُمْ لاَ‌ يُؤْمِنُونَ
'Innamā Tundhiru Mani Attaba`a Adh-Dhikra Wa Khashiya Ar-Raĥmana Bil-Ghaybi ۖ Fabashshirhu Bimaghfiratin Wa 'Ajrin Karīmin 036-011 Maar gij zult alleen met goeden uitslag prediken tot hem, die de vermaning van den Koran volgt, en den Barmhartigen in het geheim vreest. Breng dus goede tijdingen van genade tot hen en eene eervolle belooning. إِنَّ‍‍مَا‌ تُ‍‌‍ن‍‍ذِ‌ر‍ُ‍‌ مَنِ ‌اتَّبَعَ ‌ال‍‍ذِّكْ‍رَ‌ ‌وَ‍خَ‍‍شِيَ ‌ال‍رَّحْمَنَ بِ‍الْ‍‍غَ‍‍يْ‍‍بِ ۖ فَبَشِّ‍‍رْهُ بِمَ‍‍غْ‍‍فِ‍رَةٍ‌ ‌وَ‌أَجْ‍‍ر‌‌ٍ‌ كَ‍‍رِيمٍ
'Innā Naĥnu Nuĥyi Al-Mawtá Wa Naktubu Mā Qaddamū Wa 'Āthārahum ۚ Wa Kulla Shay'in 'Ĥşaynāhu Fī 'Imāmin Mubīnin 036-012 Waarlijk, wij zullen de dooden tot het leven terugbrengen, en hunne werken opteekenen, welke zij voor zich uit zullen hebben gezonden, en hunne voetstappen, die zij achter zich zullen hebben gelaten; en iedere zaak plaatsen wij in een duidelijk register. إِنَّ‍‍ا‌ نَحْنُ نُحْيِ ‌الْمَوْتَى‌ ‌وَنَكْتُبُ مَا‌ قَ‍‍دَّمُو‌ا‌ ‌وَ‌آثَا‌‍رَهُمْ ۚ ‌وَكُلَّ شَ‍‍يْءٍ‌ ‌أحْ‍‍صَ‍‍يْن‍‍َ‍اهُ فِ‍‍ي ‌إِم‍‍َ‍امٍ‌ مُبِينٍ
Wa Ađrib Lahum Mathalāan 'Aşĥāba Al-Qaryati 'Idh Jā'ahā Al-Mursalūna 036-013 Stel hun, als een voorbeeld, de bewoners der stad van Antiochië voor, toen de Apostelen van Jezus daarheen kwamen. وَ‌اضْ‍‍رِبْ لَهُمْ مَثَلاً‌ ‌أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابَ ‌الْ‍‍قَ‍‍رْيَةِ ‌إِ‌ذْ‌ ج‍‍َ‍ا‌ءَهَا‌ ‌الْمُرْسَلُونَ
'Idh 'Arsalnā 'Ilayhimu Athnayni Fakadhdhabūhumā Fa`azzaznā Bithālithin Faqālū 'Innā 'Ilaykum Mursalūna 036-014 Toen wij twee van deze tot hen zouden; maar zij beschuldigden hen van bedrog. Daarom versterkten wij hen met een derden. En zij zeiden: Waarlijk wij zijn u door God gezonden. إِ‌ذْ‌ ‌أَ‌رْسَلْنَ‍‍ا‌ ‌إِلَيْهِمُ ‌اثْنَ‍‍يْ‍‍نِ فَكَذَّبُوهُمَا‌ فَعَزَّ‌زْنَا‌ بِثَالِث‌‍ٍ‌ فَ‍‍قَ‍‍الُ‍‍و‌ا‌ ‌إِنَّ‍‍ا‌ ‌إِلَيْكُمْ مُرْسَلُونَ
Qālū Mā 'Antum 'Illā Basharun Mithlunā Wa Mā 'Anzala Ar-Raĥmānu Min Shay'in 'In 'Antum 'Illā Takdhibūna 036-015 De inwoners antwoordden: Gij zijt niet anders dan menschen, zooals wij zijn; nimmer heeft de Barmhartige u iets geopenbaard: gij maakt slechts een leugen bekend. قَ‍‍الُو‌ا‌ مَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ ‌إِلاَّ‌ بَشَر‌ٌ‌ مِثْلُنَا‌ ‌وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌ن‍‍زَلَ ‌ال‍رَّحْمَنُ مِ‍‌‍نْ شَ‍‍يْء‌‌ٍ‌ ‌إِ‌نْ ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ ‌إِلاَّ‌ تَكْذِبُونَ
Qālū Rabbunā Ya`lamu 'Innā 'Ilaykum Lamursalūna 036-016 De apostelen hernamen: Onze heer weet, dat wij werkelijk tot u zijn gezonden. قَ‍‍الُو‌ا‌ ‌‍رَبُّنَا‌ يَعْلَمُ ‌إِنَّ‍‍ا‌ ‌إِلَيْكُمْ لَمُرْسَلُونَ
Wa Mā `Alaynā 'Illā Al-Balāghu Al-Mubīnu 036-017 En onze plicht is alleen in het openbaar te prediken. وَمَا‌ عَلَيْنَ‍‍ا‌ ‌إِلاَّ‌ ‌الْبَلاَ‍‍غُ ‌الْمُبِينُ
Qālū 'Innā Taţayyarnā Bikum ۖ La'in Lam Tantahū Lanarjumannakum Wa Layamassannakum Minnā `Adhābun 'Alīmun 036-018 Die van Antiochië zeiden. Waarlijk, wij voorzien kwaad van u; indien gij niet met prediken ophoudt, zullen wij u zekerlijk steenigen, en u zal eene smartelijke straf door ons worden opgelegd. قَ‍‍الُ‍‍و‌ا‌ ‌إِنَّ‍‍ا‌ تَ‍‍طَ‍‍يَّرْنَا‌ بِكُمْ ۖ لَئِ‍‌‍نْ لَمْ تَ‍‌‍ن‍‍تَهُو‌ا‌ لَنَرْجُمَ‍‍نَّ‍‍كُمْ ‌وَلَيَمَسَّ‍‍نَّ‍‍كُمْ مِ‍‍نَّ‍‍ا‌ عَذ‍َ‍‌ابٌ ‌أَلِيمٌ
Qālū Ţā'irukum Ma`akum ۚ 'A'in Dhukkirtum ۚ Bal 'Antum Qawmun Musrifūna 036-019 De apostelen antwoordden: Uwe kwade voorspelling is met u zelven; doch gij wilt in uwe dwalingen volharden, niettegenstaande gij gewaarschuwd zijt. Waarlijk, gij zijt een volk, dat overmatig zondigt. قَ‍‍الُو‌اطَ‍‍ائِرُكُمْ مَعَكُمْ ۚ ‌أَئِ‍‌‍نْ ‌ذُكِّ‍‍رْتُمْ ۚ بَلْ ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ قَ‍‍وْمٌ‌ مُسْ‍‍رِفُونَ
Wa Jā'a Min 'Aqşá Al-Madīnati Rajulun Yas`á Qāla Yā Qawmi Attabi`ū Al-Mursalīna 036-020 En zeker man kwam angstig van de verder gelegen gedeelten der stad, en zeide: O mijn volk! volgt de gezanten van God. وَج‍‍َ‍ا‌ءَ‌ مِ‍‌‍نْ ‌أَ‍قْ‍‍‍‍صَ‍‍ى‌ ‌الْمَدِينَةِ ‌‍رَجُلٌ‌ يَسْعَى‌ قَ‍‍الَ يَاقَ‍‍وْمِ ‌اتَّبِعُو‌ا‌الْمُرْسَلِينَ
Attabi`ū Man Lā Yas'alukum 'Ajan Wa Hum Muhtadūna 036-021 Volgt hen, die geene belooning van u vragen; want deze worden op den rechten weg geleid. اتَّبِعُو‌ا‌ مَ‍‌‍نْ لاَ‌ يَسْأَلُكُمْ ‌أَجْ‍‍ر‌ا‌ ً‌ ‌وَهُمْ مُهْتَدُ‌ونَ
Wa Mā Liya Lā 'A`budu Al-Ladhī Faţaranī Wa 'Ilayhi Turja`ūna 036-022 Welke reden heb ik er voor, hem niet te vreezen, die mij geschapen heeft, en tot wien gij allen zult terugkeeren. وَمَا‌ لِيَ لاَ‌ ‌أَعْبُدُ‌ ‌الَّذِي فَ‍‍طَ‍رَنِي ‌وَ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ تُرْجَعُونَ
'A'attakhidhu Min Dūnihi~ 'Ālihatan 'In Yuridni Ar-Raĥmānu Biđurrin Lā Tughni `Annī Shafā`atuhum Shay'āan Wa Lā Yunqidhūni 036-023 Zal ik andere goden buiten hem kiezen? Indien het den Barmhartige behaagt, mij te bedroeven, zal hunne bemiddeling mij volstrekt niet baten, ook kunnen zij mij niet bevrijden. أَ‌أَتَّ‍‍خِ‍‍ذُ‌ مِ‍‌‍نْ ‌دُ‌ونِهِ ‌آلِهَة‌ ً‌ ‌إِ‌نْ يُ‍‍رِ‌دْنِ ‌ال‍رَّحْمَنُ بِ‍‍ضُ‍‍رّ‌ٍ‌ لاَ‌ تُ‍‍غْ‍‍نِ عَ‍‍نِّ‍‍ي شَفَاعَتُهُمْ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ يُ‍‌‍ن‍‍قِ‍‍ذُ‌ونِ
'Innī 'Idhāan Lafī Đalālin Mubīnin 036-024 Dan zou ik in eene duidelijke dwaling verkeeren. إِنِّ‍‍ي ‌إِ‌ذ‌ا‌ ً‌ لَفِي ضَ‍‍لاَلٍ‌ مُبِينٍ
'Innī 'Āmantu Birabbikum Fāsma`ūni 036-025 Waarlijk, ik geloof in uwen Heer; luistert dus naar mij. إِنِّ‍‍ي ‌آمَ‍‌‍نْ‍‍تُ بِ‍رَبِّكُمْ فَاسْمَعُونِ
Qīla Adkhuli Al-Jannata ۖ Qāla Yā Layta Qawmī Ya`lamūna 036-026 Maar zij steenigden hem en toen hij stierf, werd tot hem gezegd: Treed het paradijs binnen. En hij zeide: O, dat mijn volk wist, قِ‍‍ي‍‍لَ ‌ا‌دْ‍‍خُ‍‍لِ ‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةَ ۖ قَ‍‍الَ يَالَ‍‍يْ‍‍تَ قَ‍‍وْمِي يَعْلَمُونَ
Bimā GhafaraRabbī Wa Ja`alanī Mina Al-Mukramīna 036-027 Hoe genadig God mij is geweest! want hij heeft mij hoogelijk vereerd. بِمَا‌ غَ‍‍فَ‍رَ‌ لِي ‌‍رَبِّي ‌وَجَعَلَنِي مِنَ ‌الْمُكْ‍رَمِينَ
Wa Mā 'Anzalnā `Alá Qawmihi Min Ba`dihi Min Jundin Mina As-Samā'i Wa Mā Kunnā Munzilīna 036-028 En nadat zij hem hadden gedood, zonden wij geen leger van den hemel tegen zijn volk af, noch de andere werktuigen van vernietiging, welke wij in vroegere dagen tegen de ongeloovigen afzonden. وَمَ‍‍ا‌ ‌أَ‌ن‍‍زَلْنَا‌ عَلَى‌ قَ‍‍وْمِ‍‍هِ مِ‍‌‍نْ بَعْدِهِ مِ‍‌‍نْ جُ‍‌‍ن‍‍د‌ٍ‌ مِنَ ‌ال‍‍سَّم‍‍َ‍ا‌ءِ‌ ‌وَمَا‌ كُ‍‍نَّ‍‍ا‌ مُ‍‌‍ن‍‍زِلِينَ
'In Kānat 'Illā Şayĥatan Wāĥidatan Fa'idhā Hum Khāmidūna 036-029 Er was slechts een kreet van Gabriël uit den hemel en, zie, zij werden geheel uitgeroeid. إِ‌نْ كَانَتْ ‌إِلاَّ‌ صَ‍‍يْحَة ً‌ ‌وَ‌احِدَة‌ ً‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُمْ خَ‍‍امِدُ‌ونَ
Yā Ĥasratan `Alá Al-`Ibādi ۚ Mā Ya'tīhim Min Rasūlin 'Illā Kānū Bihi Yastahzi'ūn 036-030 O, hoe ellendig zijn de menschen! Geen gezant kwam tot hen of zij lachten hem met verachting uit. يَاحَسْ‍رَةً عَلَى‌ ‌الْعِب‍‍َ‍ا‌دِ‌ مَا‌ ۚ يَأْتِيهِمْ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَس‍‍ُ‍ول‌‍ٍ‌ ‌إِلاَّ‌ كَانُو‌ا‌ بِ‍‍هِ يَسْتَهْزِئ‍‍ُ‍‍ون
'Alam Yaraw Kam 'Ahlaknā Qablahum Mina Al-Qurūni 'Annahum 'Ilayhim Lā Yarji`ūna 036-031 Overwegen zij niet, hoeveel geslachten wij vََr hen hebben verdelgd? Waarlijk, zij zullen niet tot hen terugkeeren. أَلَمْ يَ‍رَ‌وْ‌ا‌ كَمْ ‌أَهْلَكْنَا‌ قَ‍‍بْ‍‍لَهُمْ مِنَ ‌الْ‍‍قُ‍‍ر‍ُ‍‌ونِ ‌أَنَّ‍‍هُمْ ‌إِلَيْهِمْ لاَ‌ يَرْجِعُونَ
Wa 'In Kullun Lammā Jamī`un Ladaynā Muĥđarūna 036-032 Maar allen, in het algemeen, zullen voor ons worden verzameld. وَ‌إِ‌نْ كُلّ ٌ‌ لَ‍‍مَّ‍‍ا‌ جَم‍‍ِ‍ي‍‍ع ٌ‌ لَدَيْنَا‌ مُحْ‍‍ضَ‍‍رُ‌ونَ
Wa 'Āyatun Lahumu Al-'Arđu Al-Maytatu 'Aĥyaynāhā Wa 'Akhrajnā Minhā Ĥabbāan Faminhu Ya'kulūna 036-033 Een teeken der opstanding voor hen is de verdroogde, doode aarde; wij verkwikken die door den regen, en doen daaruit verschillende soorten van granen voortkomen, waarvan zij eten. وَ‌آيَة ٌ‌ لَهُمُ ‌الأَ‌رْ‍ضُ ‌الْمَيْتَةُ ‌أَحْيَيْنَاهَا‌ ‌وَ‌أَ‍خْ‍رَجْ‍‍نَا‌ مِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ حَبّا‌‌ ً‌ فَمِ‍‌‍نْ‍‍هُ يَأْكُلُونَ
Wa Ja`alnā Fīhā Jannātin Min Nakhīlin Wa 'A`nābin Wa Fajjarnā Fīhā Mina Al-`Uyūni 036-034 En wij vormden daar tuinen van palmboomen en wijngaarden, en wij deden er fonteinen ontspringen. وَجَعَلْنَا‌ فِيهَا‌ جَ‍‍نّ‍‍َ‍اتٍ‌ مِ‍‌‍نْ نَ‍‍خِ‍‍ي‍‍لٍ‌ ‌وَ‌أَعْن‍‍َ‍ابٍ‌ ‌وَفَجَّرْنَا‌ فِيهَا‌ مِنَ ‌الْعُيُونِ
Liya'kulū Min Thamarihi Wa Mā `Amilat/hu 'Aydīhim ۖ 'Afalā Yashkurūna 036-035 Opdat zij van hunne vruchten en van den arbeid hunner handen zouden mogen eten. Zullen zij daarvoor niet dankbaar wezen? لِيَأْكُلُو‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ثَمَ‍‍رِهِ ‌وَمَا‌ عَمِلَتْهُ ‌أَيْدِيهِمْ ۖ ‌أَفَلاَ‌ يَشْكُرُ‌ونَ
Subĥāna Al-Ladhī Khalaqa Al-'Azwāja Kullahā Mimmā Tunbitu Al-'Arđu Wa Min 'Anfusihim Wa Mimmā Lā Ya`lamūna 036-036 Geloofd zij hij, die alle soorten heeft geschapen, zoowel van de planten welke de aarde voorbrengt, als onder de menschen en onder de dingen, welke zij niet kennen. سُ‍‍بْ‍‍ح‍‍َ‍انَ ‌الَّذِي خَ‍‍لَ‍‍قَ ‌الأَ‌زْ‌و‍َ‍‌اجَ كُلَّهَا‌ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ تُ‍‌‍نْ‍‍بِتُ ‌الأَ‌رْ‍ضُ ‌وَمِ‍‌‍نْ ‌أَ‌ن‍‍فُسِهِمْ ‌وَمِ‍‍مَّ‍‍ا‌ لاَ‌ يَعْلَمُونَ
Wa 'Āyatun Lahumu Al-Laylu Naslakhu Minhu An-Nahāra Fa'idhā Hum Mužlimūna 036-037 De nacht is mede een teeken voor hen: wij nemen den dag daarvan weg en, zie, zij zijn met duisternis bedekt. وَ‌آيَة ٌ‌ لَهُمُ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لُ نَسْلَ‍‍خُ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌‍رَ‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُمْ مُ‍‍ظْ‍‍لِمُونَ
Wa Ash-Shamsu Tajrī Limustaqarrin Lahā ۚ Dhālika Taqdīru Al-`Azīzi Al-`Alīmi 036-038 En de zon spoedt zich naar hare rustplaats. Dit is de beschikking van den machtigen, den wijzen God. وَ‌الشَّمْسُ تَ‍‍جْ‍‍رِي لِمُسْتَ‍‍قَ‍‍رّ‌ٍ‌ لَهَا‌ ۚ ‌ذَلِكَ تَ‍‍قْ‍‍د‍ِ‍ي‍‍رُ‌ ‌الْعَز‍ِ‍ي‍‍زِ‌ ‌الْعَلِيمِ
Wa Al-Qamara Qaddarnāhu Manāzila Ĥattá `Āda Kāl`urjūni Al-Qadīmi 036-039 En voor de maan hebben wij zekere verblijfplaatsen aangewezen, opdat zij verandere, en weder gelijk worde aan den ouden, gekromden tak van een palm. وَ‌الْ‍‍قَ‍‍مَ‍رَقَ‍‍دَّ‌رْن‍‍َ‍اهُ مَنَا‌زِلَ حَتَّى‌ ع‍‍َ‍ا‌دَ‌ كَالْعُرْج‍‍ُ‍ونِ ‌الْ‍‍قَ‍‍دِيمِ
Ash-Shamsu Yanbaghī Lahā 'An Tudrika Al-Qamara Wa Lā Al-Laylu Sābiqu An-Nahāri ۚ Wa Kullun Fī Falakin Yasbaĥūna 036-040 Het is der zon niet gegeven de maan in haren loop te bereiken, noch dat de nacht den dag vooruitstreeft; maar ieder dezer lichten beweegt zich in eene afzonderlijke sfeer. لاَ‌ ‌ال‍‍شَّمْسُ يَ‍‌‍نْ‍‍بَ‍‍غِ‍‍ي لَهَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ تُ‍‍دْ‌رِكَ ‌الْ‍‍قَ‍‍مَ‍رَ‌ ‌وَلاَ‌ ‌ال‍‍لَّ‍‍يْ‍‍لُ سَابِ‍‍قُ ‌ال‍‍نَّ‍‍ه‍‍َ‍ا‌ر‍ِ‍‌ ۚ ‌وَكُلّ‌‍ٌ‌ فِي فَلَكٍ‌ يَسْبَحُونَ
Wa 'Āyatun Lahum 'Annā Ĥamalnā Dhurrīyatahum Al-Fulki Al-Mashĥūni 036-041 Het is ook een teeken voor hen, dat zij hunne nakomelingschap in een schip bewaarden met alles gevuld. وَ‌آيَة ٌ‌ لَهُمْ ‌أَنَّ‍‍ا‌ حَمَلْنَا‌ ‌ذُ‌رِّيَّتَهُمْ فِي ‌الْفُلْكِ ‌الْمَشْحُونِ
Wa Khalaqnā Lahum Min Mithlihi Mā Yarkabūna 036-042 En dat wij voor hen andere, daaraan gelijke inrichtingen hebben gevormd, waarop zij rijden. وَ‍خَ‍‍لَ‍‍قْ‍‍نَا‌ لَهُمْ مِ‍‌‍نْ مِثْلِ‍‍هِ مَا‌ يَرْكَبُونَ
Wa 'In Nasha' Nughriqhum Falā Şarīkha Lahum Wa Lā Hum Yunqadhūna 036-043 Indien het ons behaagt, verdrinken wij hen, en er is niemand om hen te helpen; ook worden zij niet bevrijd. وَ‌إِ‌نْ نَشَأْ‌ نُ‍‍غْ‍‍رِ‍قْ‍‍هُمْ فَلاَ‌ صَ‍‍ر‍ِ‍ي‍‍خَ لَهُمْ ‌وَلاَ‌ هُمْ يُ‍‌‍ن‍‍قَ‍‍ذُ‌ونَ
'Illā Raĥmatan Minnā Wa Matā`āan 'Ilá Ĥīnin 036-044 Tenzij door onze genade, en opdat zij zich nog eenigen tijd in dit leven zouden mogen verheugen. إِلاَّ‌ ‌‍رَحْمَة ً‌ مِ‍‍نَّ‍‍ا‌ ‌وَمَتَاعا‌‌ ً‌ ‌إِلَى‌ حِينٍ
Wa 'Idhā Qīla Lahumu Attaqū Mā Bayna 'Aydīkum Wa Mā Khalfakum La`allakum Turĥamūna 036-045 Toen tot hen werd gezegd: Vreest hetgeen vََr u en hetgeen achter u is opdat gij genade moogt verwerven, keerden zij van u weg. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ قِ‍‍ي‍‍لَ لَهُمُ ‌اتَّ‍‍قُ‍‍و‌ا‌ مَا‌ بَ‍‍يْ‍‍نَ ‌أَيْدِيكُمْ ‌وَمَا‌ خَ‍‍لْفَكُمْ لَعَلَّكُمْ تُرْحَمُونَ
Wa Mā Ta'tīhim Min 'Āyatin Min 'Āyāti Rabbihim 'Illā Kānū `Anhā Mu`rīna 036-046 En gij brengt hun geen teeken van de teekenen van uwen Heer, of zij wenden zich daarvan af. وَمَا‌ تَأْتِيهِمْ مِ‍‌‍نْ ‌آيَةٍ‌ مِ‍‌‍نْ ‌آي‍‍َ‍اتِ ‌‍رَبِّهِمْ ‌إِلاَّ‌ كَانُو‌ا‌ عَ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ مُعْ‍‍رِ‍‍ضِ‍‍ينَ
Wa 'Idhā Qīla Lahum 'Anfiqū Mimmā Razaqakumu Allāhu Qāla Al-Ladhīna Kafarū Lilladhīna 'Āmanū 'Anuţ`imu Man Law Yashā'u Allāhu 'Aţ`amahu~ 'In 'Antum 'Illā Fī Đalālin Mubīnin 036-047 En als hun wordt gezegd: Geeft aalmoezen van het geen God u heeft geschonken, zeggen de ongeloovigen, spottenderwijze, tot hen die gelooven: Zullen wij dengenen voeden, dien God kan voeden, zoo het hem behaagt? Waarlijk, gij verkeert in eene duidelijke dwaling. وَ‌إِ‌ذَ‌ا‌ قِ‍‍ي‍‍لَ لَهُمْ ‌أَ‌ن‍‍فِ‍‍قُ‍‍و‌ا‌ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ ‌‍رَ‌زَ‍قَ‍‍كُمُ ‌اللَّ‍‍هُ قَ‍‍الَ ‌الَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ كَفَرُ‌و‌ا‌ لِلَّذ‍ِ‍ي‍‍نَ ‌آمَنُ‍‍و‌ا‌ ‌أَنُ‍‍طْ‍‍عِمُ مَ‍‌‍نْ لَوْ‌ يَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ ‌اللَّ‍‍هُ ‌أَ‍طْ‍‍عَمَهُ~ُ ‌إِ‌نْ ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ ‌إِلاَّ‌ فِي ضَ‍‍لاَلٍ‌ مُبِينٍ
Wa Yaqūlūna Matá Hādhā Al-Wa`du 'In Kuntum Şādiqīna 036-048 En zij zeggen: wanneer zal deze belofte der opstanding vervuld worden, indien gij de waarheid spreekt? وَيَ‍قُ‍‍ول‍‍ُ‍ونَ مَتَى‌ هَذَ‌ا‌ ‌الْوَعْدُ‌ ‌إِ‌نْ كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ صَ‍‍ا‌دِقِ‍‍ينَ
Mā Yanžurūna 'Illā Şayĥatan Wāĥidatan Ta'khudhuhum Wa Hum Yakhişşimūna 036-049 Zij wachten slechts op een klank van de trompet, die hen zal overvallen, terwijl zij met elkander twisten. مَا‌ يَ‍‌‍ن‍‍ظُ‍‍ر‍ُ‍‌ونَ ‌إِلاَّ‌ صَ‍‍يْحَة ً‌ ‌وَ‌احِدَة‌ ً‌ تَأْ‍خُ‍‍ذُهُمْ ‌وَهُمْ يَ‍‍خِ‍‍صِّ‍‍مُونَ
Falā Yastaţī`ūna Tawşiyatan Wa Lā 'Ilá 'Ahlihim Yarji`ūna 036-050 En zij zullen geen tijd hebben om eenige beschikking over hunne bezittingen te maken, en zij zullen niet tot hun gezin terugkeeren. فَلاَ‌ يَسْتَ‍‍طِ‍‍يع‍‍ُ‍ونَ تَوْ‍صِ‍‍يَة ً‌ ‌وَلاَ‌ ‌إِلَ‍‍ى‌ ‌أَهْلِهِمْ يَرْجِعُونَ
Wa Nufikha Fī Aş-Şūri Fa'idhā Hum Mina Al-'Ajthi 'Ilá Rabbihim Yansilūna 036-051 De trompet zal weder klinken; en ziet, zij zullen uit hunne graven voortkomen en zich naar hunnen Heer spoeden. وَنُفِ‍‍خَ فِي ‌ال‍‍صُّ‍‍و‌ر‍ِ‍‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُمْ مِنَ ‌الأَجْ‍‍د‍َ‍‌اثِ ‌إِلَى‌ ‌‍رَبِّهِمْ يَ‍‌‍ن‍‍سِلُونَ
Qālū Yā Waylanā Man Ba`athanā Min Marqadinā ۜ ۗdhā Mā Wa`ada Ar-Raĥmānu Wa Şadaqa Al-Mursalūna 036-052 Zij zullen zeggen: Wee over ons! wie heeft ons van ons bed gewekt? Dit is wat de Barmhartige ons heeft beloofd, en zijne gezanten spraken de waarheid. قَ‍‍الُو‌ا‌ يَا‌وَيْلَنَا‌ مَ‍‌‍نْ بَعَثَنَا‌ مِ‍‌‍نْ مَرْ‍قَ‍‍دِنَا‌ هَذَ‌ا‌ ۜ ۗ مَا‌ ‌وَعَدَ‌ ‌ال‍رَّحْمَنُ ‌وَ‍صَ‍‍دَ‍قَ ‌الْمُرْسَلُونَ
'In Kānat 'Illā Şayĥatan Wāĥidatan Fa'idhā Hum Jamī`un Ladaynā Muĥđarūna 036-053 Het zal slechts één klank van den trompet zijn, en ziet, zij zullen allen voor ons worden verzameld. إِ‌نْ كَانَتْ ‌إِلاَّ‌ صَ‍‍يْحَة ً‌ ‌وَ‌احِدَة‌ ً‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُمْ جَم‍‍ِ‍ي‍‍ع ٌ‌ لَدَيْنَا‌ مُحْ‍‍ضَ‍‍رُ‌ونَ
Fālyawma Lā Tužlamu Nafsun Shay'āan Wa Lā Tujzawna 'Illā Mā Kuntum Ta`malūna 036-054 Op dien dag zal geene ziel in het minste onrechtvaardig worden behandeld; ook zult gij niet anders vergolden worden, dan overeenkomstig hetgeen gij zult hebben verricht. فَالْيَ‍‍وْمَ لاَ‌ تُ‍‍ظْ‍‍لَمُ نَفْس‌‍ٌ‌ شَ‍‍يْ‍‍ئا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ تُ‍‍جْ‍‍زَ‌وْنَ ‌إِلاَّ‌ مَا‌ كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ تَعْمَلُونَ
'Inna 'Aşĥāba Al-Jannati Al-Yawma Fī Shughulin Fākihūna 036-055 Op dien dag zullen de bewoners van het paradijs geheel met vreugde vervuld zijn. إِنَّ ‌أَ‍صْ‍‍ح‍‍َ‍ابَ ‌الْجَ‍‍نَّ‍‍ةِ ‌الْيَ‍‍وْمَ فِي شُ‍‍غُ‍‍ل‌‍ٍ‌ فَاكِهُونَ
Hum Wa 'AzwājuhumŽilālin `Alá Al-'Arā'iki Muttaki'ūna 036-056 Zij en hunne vrouwen zullen in schaduwrijke boschjes rusten, tegen heerlijke zetels leunende. هُمْ ‌وَ‌أَ‌زْ‌وَ‌اجُهُمْ فِي ظِ‍‍لاَلٍ عَلَى‌ ‌الأَ‌ر‍َ‍‌ائِكِ مُتَّكِئ‍‍ُ‍‍ونَ
Lahum Fīhā Fākihatun Wa Lahum Mā Yadda`ūna 036-057 Daar zullen zij vruchten hebben, en zij zullen alles verkrijgen, wat zij zullen begeeren. لَهُمْ فِيهَا‌ فَاكِهَةٌ‌ ‌وَلَهُمْ مَا‌ يَدَّعُونَ
Salāmun Qawlāan Min Rabbin Raĥīmin 036-058 Vrede zal het woord zijn, dat den rechtvaardige door den barmharigen God zal worden toegesproken. سَلاَم‌‍ٌقَ‍‍وْلا‌ ً‌ مِ‍‌‍نْ ‌‍رَبّ‍ٍ‌ ‌‍رَحِيمٍ
Wa Amtāzū Al-Yawma 'Ayyuhā Al-Mujrimūna 036-059 Maar hij zal tot de zondaren zeggen: Weest gij, o zondaren! dezen dag van de rechtvaardigen gescheiden. وَ‌امْتَا‌زُ‌و‌ا‌الْيَ‍‍وْمَ ‌أَيُّهَا‌ ‌الْمُ‍‍جْ‍‍رِمُونَ
'Alam 'A`had 'Ilaykum Yā Banī 'Ādama 'An Lā Ta`budū Ash-Shayţāna ۖ 'Innahu Lakum `Adūwun Mubīnun 036-060 Beval ik u niet, o zonen van Adam! dat gij Satan niet zoudt aanbidden, daar hij voor u een openlijke vijand was. أَلَمْ ‌أَعْهَ‍‍دْ‌ ‌إِلَيْكُمْ يَابَنِ‍‍ي ‌آ‌دَمَ ‌أَ‌نْ لاَ‌ تَعْبُدُ‌و‌ا‌ال‍‍شَّيْ‍‍طَ‍‍انَ ‌إِنَّ‍‍هُ ۖ لَكُمْ عَدُ‌وّ‌ٌ‌ مُبِينٌ
Wa 'Ani A`budūnī ۚdhā Şirāţun Mustaqīmun 036-061 En zeide ik niet: Vereert mij; dit is de ware weg. وَ‌أَنِ ‌اعْبُدُ‌ونِي ۚ هَذَ‌ا‌ صِ‍رَ‍‌اطٌ‌ مُسْتَ‍‍قِ‍‍يمٌ
Wa Laqad 'Ađalla Minkum Jibillāan Kathīrāan ۖ 'Afalam Takūnū Ta`qilūna 036-062 Maar thans heeft hij een groot aantal uwer verleid; begrijpt gij het niet? وَلَ‍قَ‍‍دْ‌ ‌أَ‍ضَ‍‍لَّ مِ‍‌‍نْ‍‍كُمْ جِبِلّا‌‌ ً‌ كَثِي‍‍ر‌اً‌ ۖ ‌أَفَلَمْ تَكُونُو‌ا‌ تَعْ‍‍قِ‍‍لُونَ
Hadhihi Jahannamu Allatī Kuntum Tū`adūna 036-063 Dit is de hel, waarmede gij werdt bedreigd. هَذِهِ جَهَ‍‍نَّ‍‍مُ ‌الَّتِي كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ تُوعَدُ‌ونَ
Aşlawhā Al-Yawma Bimā Kuntum Takfurūna 036-064 Heden wordt gij er in geworpen om verbrand te worden, omdat gij ongeloovig waart. اصْ‍‍لَوْهَا‌ ‌الْيَ‍‍وْمَ بِمَا‌ كُ‍‌‍ن‍‍تُمْ تَكْفُرُ‌ونَ
Al-Yawma Nakhtimu `Alá 'Afwāhihim Wa Tukallimunā 'Aydīhim Wa Tash/hadu 'Arjuluhum Bimā Kānū Yaksibūna 036-065 Op dien dag zullen wij hunne monden dichtzegelen, opdat zij die niet te hunner eigen verdediging kunnen openen, en hunne handen zullen tot ons spreken, en hunne voeten zullen getuigenis afleggen van hetgeen zij hebben bedreven. الْيَ‍‍وْمَ نَ‍‍خْ‍‍تِمُ عَلَ‍‍ى‌ ‌أَفْوَ‌اهِهِمْ ‌وَتُكَلِّمُنَ‍‍ا‌ ‌أَيْدِيهِمْ ‌وَتَشْهَدُ‌ ‌أَ‌رْجُلُهُمْ بِمَا‌ كَانُو‌ا‌ يَكْسِبُونَ
Wa Law Nashā'u Laţamasnā `Alá 'A`yunihim Fāstabaqū Aş-Şirāţa Fa'anná Yubşirūna 036-066 Indien het ons behaagde, konden wij hunne oogen uitsteken, en zij zouden naijverig op den weg voorthollen, dien zij gewoon zijn te kiezen; en hoe zouden zij hunne dwaling zien? وَلَوْ‌ نَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ لَ‍‍طَ‍‍مَسْنَا‌ عَلَ‍‍ى‌ ‌أَعْيُنِهِمْ فَاسْتَبَ‍‍قُ‍‍و‌ا‌ال‍‍صِّ‍رَ‍‌اطَ فَأَنَّ‍‍ى‌ يُ‍‍بْ‍‍‍‍صِ‍‍رُ‌ونَ
Wa Law Nashā'u Lamasakhnāhum `Alá Makānatihim Famā Astaţā`ū Muđīyāan Wa Lā Yarji`ūna 036-067 En indien het ons behaagde, zouden wij hen in andere gedaante kunnen hervormen; zij zouden niet instaat zijn te vertrekken, en zij zouden geen berouw gevoelen. وَلَوْ‌ نَش‍‍َ‍ا‌ءُ‌ لَمَسَ‍‍خْ‍‍نَاهُمْ عَلَى‌ مَكَانَتِهِمْ فَمَا‌ ‌اسْتَ‍‍طَ‍‍اعُو‌ا‌ مُ‍‍ضِ‍‍يّا‌ ً‌ ‌وَلاَ‌ يَرْجِعُونَ
Wa Man Nu`ammirhu Nunakkis/hu Fī Al-Khalqi ۖ 'Afalā Ya`qilūna 036-068 Hem, wien wij een lang leven schenken, doen wij het lichaam door ouderdom krommen. Zullen zij dit niet begrijpen? وَمَ‍‌‍نْ نُعَ‍‍مِّ‍‍رْهُ نُنَكِّسْهُ فِي ‌الْ‍‍خَ‍‍لْ‍‍قِ ۖ ‌أَفَلاَ‌ يَعْ‍‍قِ‍‍لُونَ
Wa Mā `Allamnāhu Ash-Shi`ra Wa Mā Yanbaghī Lahu~ ۚ 'In Huwa 'Illā Dhikrun Wa Qur'ānun Mubīnun 036-069 Wij hebben Mahomet de dichtkunst niet geleerd; ook is het niet nuttig voor hem, een dichter te wezen. Dit boek is slechts eene vermaning van God en een duidelijke Koran. وَمَا‌ عَلَّمْن‍‍َ‍اهُ ‌ال‍‍شِّعْ‍رَ‌ ‌وَمَا‌ يَ‍‌‍نْ‍‍بَ‍‍غِ‍‍ي لَهُ~ُ ۚ ‌إِ‌نْ هُوَ‌ ‌إِلاَّ‌ ‌ذِكْر‌ٌ‌ ‌وَ‍قُ‍‍رْ‌آنٌ‌ مُبِينٌ
Liyundhira Man Kāna Ĥayyāan Wa Yaĥiqqa Al-Qawlu `Alá Al-Kāfirīna 036-070 Opdat hij die leeft, daardoor moge gewaarschuwd worden; en het vonnis der veroordeeling zal rechtvaardig op de ongeloovigen worden uitgevoerd. لِيُ‍‌‍نْ‍‍ذِ‌ر‍َ‍‌ مَ‍‌‍نْ ك‍‍َ‍انَ حَيّا‌ ً‌ ‌وَيَحِ‍‍قَّ ‌الْ‍‍قَ‍‍وْلُ عَلَى‌ ‌الْكَافِ‍‍رِينَ
'Awalam Yaraw 'Annā Khalaqnā Lahum Mimmā `Amilat 'Aydīnā 'An`āmāan Fahum Lahā Mālikūna 036-071 Overwegen zij niet, dat wij onder de dingen, welke onze handen hebben gewrocht, veel van verschillende soorten hebben geschapen, waarvan zij bezitters zijn. أَ‌وَلَمْ يَ‍رَ‌وْ‌ا‌ ‌أَنَّ‍‍ا‌ خَ‍‍لَ‍‍قْ‍‍نَا‌ لَهُمْ مِ‍‍مَّ‍‍ا‌ عَمِلَتْ ‌أَيْدِينَ‍‍ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍عَاما‌‌ ً‌ فَهُمْ لَهَا‌ مَالِكُونَ
Wa Dhallalnāhā Lahum Faminhā Rakūbuhum Wa Minhā Ya'kulūna 036-072 En dat wij hun dat hebben onderworpen? Sommige van deze dienen om er op te rijden, en sommige voeden hen. وَ‌ذَلَّلْنَاهَا‌ لَهُمْ فَمِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ ‌‍رَكُوبُهُمْ ‌وَمِ‍‌‍نْ‍‍هَا‌ يَأْكُلُونَ
Wa Lahum Fīhā Manāfi`u Wa Mashāribu ۖ 'Afalā Yashkurūna 036-073 Zij ontvangen daarvan nog andere voordeelen, en drinken van hare melk. Zullen zij dus niet dankbaar wezen? وَلَهُمْ فِيهَا‌ مَنَافِعُ ‌وَمَشَا‌رِبُ ۖ ‌أَفَلاَ‌ يَشْكُرُ‌ونَ
Wa Attakhadhū Min Dūni Allāhi 'Ālihatan La`allahum Yunşarūna 036-074 Zij hebben andere goden naast God genomen, in de hoop, dat zij daardoor zouden worden ondersteund. وَ‌اتَّ‍‍خَ‍‍ذُ‌و‌ا‌ مِ‍‌‍نْ ‌د‍ُ‍‌ونِ ‌اللَّ‍‍هِ ‌آلِهَة ً‌ لَعَلَّهُمْ يُ‍‌‍ن‍‍صَ‍‍رُ‌ونَ
Lā Yastaţī`ūna Naşrahum Wa Hum Lahum Jundun Muĥđarūna 036-075 Maar deze zijn niet in staat, hun eenige ondersteuning te verleenen: zij zijn het veeleer, die als leger vََr hunne godheden dienen. لاَ‌ يَسْتَ‍‍طِ‍‍يع‍‍ُ‍ونَ نَ‍‍صْ‍رَهُمْ ‌وَهُمْ لَهُمْ جُ‍‌‍ن‍‍د‌ٌ‌ مُحْ‍‍ضَ‍‍رُ‌ونَ
Falā Yaĥzunka Qawluhum ۘ 'Innā Na`lamu Mā Yusirrūna Wa Mā Yu`linūna 036-076 Laten hunne woorden u dus niet bedroeven: wij kennen wat zij heimelijk verbergen, en datgene wat zij openlijk ontdekken. فَلاَ‌ يَحْزُ‌نْ‍‍كَ قَ‍‍وْلُهُمْ ۘ ‌إِنَّ‍‍ا‌ نَعْلَمُ مَا‌ يُسِ‍‍ر‍ّ‍‍ُ‍‌ونَ ‌وَمَا‌ يُعْلِنُونَ
'Awalam Yara Al-'Insānu 'Annā Khalaqnāhu Min Nuţfatin Fa'idhā Huwa Khaşīmun Mubīnun 036-077 Weet de mensch niet, dat wij hem van zaad hebben geschapen? Maar ziet, hij is een openlijke bestrijder der opstanding. أَ‌وَلَمْ يَ‍رَ‌الإِ‌ن‍‍س‍‍َ‍انُ ‌أَنَّ‍‍ا‌ خَ‍‍لَ‍‍قْ‍‍ن‍‍َ‍اهُ مِ‍‌‍نْ نُ‍‍طْ‍‍فَة‌‍ٍ‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ هُوَ‌ خَ‍‍صِ‍‍ي‍‍مٌ‌ مُبِينٌ
Wa Đaraba Lanā Mathalāan Wa Nasiya Khalqahu ۖ Qāla Man Yuĥyī Al-`Ižāma Wa Hiya Ramīmun 036-078 Hij stelt ons eene vergelijking voor, en hij vergeet zijn schepping (zijn oorsprong). Hij zegt: Wie zal de beenderen, als zij verrot zijn, tot het leven terugbrengen? وَ‍ضَ‍رَبَ لَنَا‌ مَثَلا‌ ً‌ ‌وَنَسِيَ خَ‍‍لْ‍‍قَ‍‍هُ ۖ قَ‍‍الَ مَ‍‌‍نْ يُحْيِي ‌الْعِ‍‍ظَ‍‍امَ ‌وَهِيَ ‌‍رَمِيمٌ
Qul Yuĥyīhā Al-Ladhī 'Ansha'ahā 'Awwala Marratin ۖ Wa Huwa Bikulli Khalqin `Alīmun 036-079 Antwoord: Hij zal ze tot het leven terugbrengen, welke die het allereerst voortbracht: want hij is bedreven in iedere soort van schepping. قُ‍‍لْ يُحْيِيهَا‌ ‌الَّذِي ‌أَ‌ن‍‍شَأَهَ‍‍ا‌ ‌أَ‌وَّلَ مَ‍رَّةٍۖ ‌وَهُوَ‌ بِكُلِّ خَ‍‍لْ‍‍قٍ عَلِيمٌ
Al-Ladhī Ja`ala Lakum Mina Ash-Shajari Al-'Akhđari Nāan Fa'idhā 'Antum Minhu Tūqidūna 036-080 Wie geeft u vuur uit den groenen boom, waarmede gij uwe brandstof ontsteekt. الَّذِي جَعَلَ لَكُمْ مِنَ ‌ال‍‍شَّجَ‍‍ر‍ِ‍‌ ‌الأَ‍خْ‍‍ضَ‍‍ر‍ِ‍‌ نَا‌ر‌ا‌‌ ً‌ فَإِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌نْ‍‍تُمْ مِ‍‌‍نْ‍‍هُ تُوقِ‍‍دُ‌ونَ
'Awalaysa Al-Ladhī Khalaqa As-Samāwāti Wa Al-'Arđa Biqādirin `Alá 'An Yakhluqa Mithlahum ۚ Balá Wa Huwa Al-Khallāqu Al-`Alīmu 036-081 Is hij, die de hemelen en de aarde geschapen heeft, niet in staat nieuwe wezens gelijk aan hen te scheppen. أَ‌وَلَ‍‍يْ‍‍سَ ‌الَّذِي خَ‍‍لَ‍‍قَ ‌ال‍‍سَّمَا‌و‍َ‍‌اتِ ‌وَ‌الأَ‌رْ‍ضَ بِ‍‍قَ‍‍ا‌دِ‌ر‍ٍ‍‌ عَلَ‍‍ى‌ ‌أَ‌نْ يَ‍‍خْ‍‍لُ‍‍قَ مِثْلَهُمْ ۚ بَلَى‌ ‌وَهُوَ‌ ‌الْ‍‍خَ‍‍لاَّ‍‍قُ ‌الْعَلِيمُ
'Innamā 'Amruhu~ 'Idhā 'Arāda Shay'āan 'An Yaqūla Lahu Kun Fayakūnu 036-082 Zijn bevel, als hij een ding verlangt, is slechts dat hij zegt: Wees! en het is. إِنَّ‍‍مَ‍‍ا‌ ‌أَمْرُهُ~ُ ‌إِ‌ذَ‌ا‌ ‌أَ‌رَ‍‌ا‌دَ‌ شَ‍‍يْ‍‍ئاً‌ ‌أَ‌نْ يَ‍‍قُ‍‍ولَ لَ‍‍هُ كُ‍‌‍نْ فَيَكُونُ
Fasubĥāna Al-Ladhī Biyadihi Malakūtu Kulli Shay'in Wa 'Ilayhi Turja`ūna 036-083 Geloofd zij dus hij, in wiens hand het koninkrijk van alle dingen is, en tot wien gij op den jongsten dag zult terugkeeren. فَسُ‍‍بْ‍‍ح‍‍َ‍انَ ‌الَّذِي بِيَدِهِ مَلَك‍‍ُ‍وتُ كُلِّ شَ‍‍يْء‌ٍ‌ ‌وَ‌إِلَ‍‍يْ‍‍هِ تُرْجَعُونَ
Toggle thick letters. Most people make the mistake of thickening thin letters in the words that have other (highlighted) thick letter Toggle to highlight thick letters خصضغطقظ رَ
Next Sūrah