Yawma Tarawnahā Tadh/halu Kullu Murđi`atin `Ammā 'Arđa`at Wa Tađa`u Kullu Dhāti Ĥamlin Ĥamlahā Wa Tará An-Nāsa Sukārá Wa Mā Hum Bisukārá Wa Lakinna `Adhāba Allāhi Shadīdun
022-002 Op den dag, waarop gij het zult zien, zal iedere vrouw die zog geeft, het kind vergeten dat zoogt, en iedere zwangere vrouw zal haren last wegwerpen, en gij zult de mannen schijnbaar dronken zien, maar zij zullen niet wezenlijk beschonken wezen; doch de straf van God zal streng zijn.
Kutiba `Alayhi 'Annahu Man Tawallāhu Fa'annahu Yuđilluhu Wa Yahdīhi 'Ilá `Adhābi As-Sa`īri
022-004 Omtrent hem is geschreven, dat al wie hem tot beschermer zal kiezen, zekerlijk door hem verleid en door hem in de marteling der hel gevoerd zal worden.
Yā 'Ayyuhā An-Nāsu 'In Kuntum Fī Raybin Mina Al-Ba`thi Fa'innā Khalaqnākum Min TurābinThumma Min NuţfatinThumma Min `AlaqatinThumma Min Muđghatin Mukhallaqatin Wa Ghayri Mukhallaqatin Linubayyina Lakum ۚ Wa Nuqirru Fī Al-'Arĥāmi Mā Nashā'u 'Ilá 'Ajalin MusammanThumma NukhrijukumŢiflāanThumma Litablughū 'Ashuddakum ۖ Wa Minkum Man Yutawaffá Wa Minkum Man Yuraddu 'Ilá 'Ardhali Al-`Umuri Likaylā Ya`lama Min Ba`di `IlminShay'āan ۚ Wa Tará Al-'Arđa Hāmidatan Fa'idhā 'Anzalnā `Alayhā Al-Mā'a Ahtazzat Wa Rabat Wa 'Anbatat Min Kulli Zawjin Bahījin
022-005 O menschen! indien gij in twijfel verkeert nopens de opstanding, neemt dan in overweging, dat wij u het eerst schiepen uit stof der aarde, daarna van zaad, daarna van een weinig gestold bloed, daarna van een stuk vleesch, voor een gedeelte volkomen en voor een gedeelte onvolkomen gevormd, ten einde onze macht duidelijk voor u te maken; en wij deden wat wij verkozen in den schoot blijven, tot den bepaalden tijd der verlossing. Daarna brachten wij u, als kinderen voort; vervolgens veroorloofden wij u, uwen ouderdom van volle kracht te bereiken; de een uwer sterft in zijne jeugd en een ander uwer is uitgesteld tot een hoogen ouderdom, zoo dat hij alles vergeet wat hij wist. Gij zaagt de aarde somtijds opgedroogd en onvruchtbaar; maar indien wij den regen daarop nederzenden, wordt zij in beweging gebracht en zwelt op, en brengt alle soorten van weelderige planten voort.
022-009 Hij wendt zich trotsch af, ten einde de menschen van Gods weg af te leiden. Schande zal hem in deze wereld wachten; en op den dag der opstanding zullen wij hem de marteling der verbranding doen ondergaan.
Wa Mina An-Nāsi Man Ya`budu Allāha `Alá Ĥarfin ۖ Fa'in 'Aşābahu Khayrun Aţma'anna Bihi ۖ Wa 'In 'Aşābat/hu Fitnatun Anqalaba `Alá Wajhihi Khasira Ad-Dunyā Wa Al-'Ākhirata Dhālika ۚ Huwa Al-Khusrānu Al-Mubīnu
022-011 Er zijn sommige menschen die God op eene wankelende wijze dienen, staande als bij de grens van den waren godsdienst. Indien aan een van hen goed wedervaart, is hij voldaan, maar indien hem eenige beproeving overkomt, wendt hij zich af, met verlies in deze en in de volgende wereld. Dit is een duidelijk verderf.
Man Kāna Yažunnu 'An Lan Yanşurahu Allāhu Fī Ad-Dunyā Wa Al-'Ākhirati Falyamdud Bisababin 'Ilá As-Samā'i Thumma Liyaqţa` Falyanžur Hal Yudh/hibanna Kayduhu Mā Yaghīžu
022-015 Laat hij, die denkt dat God zijn gezant in deze wereld en in het toekomstige leven geene hulp zal verleenen, een touw aan den hemel bevestigen en laat hem daarna een eind aan zijn leven maken, en hij zal zien, of zijne kunstgrepen datgene de uitwerking kunnen benemen, welke hem toornig maakt.
'Inna Al-Ladhīna 'Āmanū Wa Al-Ladhīna Hādū Wa Aş-Şābi'īna Wa An-Naşārá Wa Al-Majūsa Wa Al-Ladhīna 'Ashrakū 'Inna Allāha Yafşilu Baynahum Yawma Al-Qiyāmati ۚ 'Inna Allāha `Alá Kulli Shay'inShahīdun
022-017 Wat de ware geloovigen betreft, en de Joden, de Sabbeïsten, de Christenen, de Magiërs en de afgodendienaars, waarlijk God zal op den dag der opstanding tusschen hen richten; want God is getuige van alle dingen.
'Alam Tará 'Anna Allāha Yasjudu Lahu Man Fī As-Samāwāti Wa Man Fī Al-'Arđi Wa Ash-Shamsu Wa Al-Qamaru Wa An-Nujūmu Wa Al-Jibālu Wa Ash-Shajaru Wa Ad-Dawābbu Wa Kathīrun Mina An-Nāsi ۖ Wa Kathīrun Ĥaqqa `Alayhi Al-`Adhābu ۗ Wa Man Yuhini Allāhu Famā Lahu Min Mukrimin ۚ 'Inna Allāha Yaf`alu Mā Yashā'u
022-018 Bemerkt gij niet dat alle schepselen, zoowel in den hemel als op de aarde God aanbidden; de zon, de maan, de sterren, de bergen, de boomen, de dieren en een groot gedeelte der menschen? Maar velen hebben eene kastijding verdiend. En hij dien God verachtelijk zal hebben gemaakt, zal door niemand vereerd worden; want God doet wat hem behaagt.
Hadhāni Khaşmāni Akhtaşamū Fī Rabbihim ۖ Fa-Al-Ladhīna Kafarū Quţţi`at LahumThiyābun Min Nārin Yuşabbu Min Fawqi Ru'ūsihimu Al-Ĥamīmu
022-019 Er zijn twee tegenovergestelde partijen, die nopens hunnen Heer twisten. En zij die niet gelooven, zullen met kleederen van vuur omhangen worden, en kokend water zal op hunne hoofden gegoten worden.
022-021 Een zij zullen met ijzeren staven geslagen worden.
وَلَهُمْ مَقَامِعُ مِنْ حَدِيدٍ
Kullamā 'Arādū 'An Yakhrujū Minhā Min Ghammin 'U`īdū Fīhā Wa Dhūqū `Adhāba Al-Ĥarīqi
022-022 Zoo dikwijls zij, door de smart hunner martelingen, zullen trachten de hel te verlaten, zullen zij daar weder worden teruggebracht en hunne pijnigers zullen tot hen zeggen: Ondergaat de pijn der verbranding.
'Inna Allāha Yudkhilu Al-Ladhīna 'Āmanū Wa `Amilū Aş-Şāliĥāti Jannātin Tajrī Min Taĥtihā Al-'Anhāru Yuĥallawna Fīhā Min 'Asāwira MinDhahabin Wa Lu'ulu'uāan ۖ Wa Libāsuhum Fīhā Ĥarīrun
022-023 God zal hen die gelooven en rechtvaardig handelen, in tuinen voeren, waarin rivieren stroomen; zij zullen daar versierd worden met gouden armbanden en paarlen, en hunne kleederen zullen van zijde wezen.
'Inna Al-Ladhīna Kafarū Wa Yaşuddūna `An Sabīli Allāhi Wa Al-Masjidi Al-Ĥarāmi Al-Ladhī Ja`alnāhu Lilnnāsi Sawā'an Al-`Ākifu Fīhi Wa Al-Bādi ۚ Wa Man Yurid Fīhi Bi'ilĥādin Bižulmin Nudhiqhu Min `Adhābin 'Alīmin
022-025 Maar zij die ongeloovig zullen wezen, den weg van God versperren en de menschen verhinderen, den heiligen tempel van Mekka te bezoeken, welke wij hebben aangewezen tot eene plaats van aanbidding voor alle menschen; want zoowel de inwoners als de vreemdelingen hebben een gelijk recht dien te bezoeken. En wie trachten zal dien op goddelooze wijze te ontheiligen, hen zullen wij een gestrenge straf doen lijden.
Wa 'Idh Bawwa'nā Li'ibrāhīma Makāna Al-Bayti 'An Lā Tushrik Bī Shay'āan Wa Ţahhir Baytiya Lilţţā'ifīna Wa Al-Qā'imīna Wa Ar-Rukka`i As-Sujūdi
022-026 Herinner u, dat wij de plek van het gebouw van den Caaba tot een verblijf aan Abraham gaven, zeggende: Vereenig niets met mij, en houdt mijn huis rein voor hen die het bezoeken, en die opstaan en nederbuigen om te aanbidden.
Liyash/hadū Manāfi`a Lahum Wa Yadhkurū Asma Allāhi Fī 'Ayyāmin Ma`lūmātin `Alá Mā Razaqahum Min Bahīmati Al-'An`ām ۖ Fakulū Minhā Wa 'Aţ`imū Al-Bā'isa Al-Faqīra
022-028 Opdat zij getuigen mogen zijn van de voordeelen die voor hen voortspruiten uit het bezoeken van deze heilige plaats, en dat zij den naam van God mogen herdenken op de bepaalde dagen, uit dankbaarheid voor de kudden, welke hij hun heeft geschonken. Eet dus daarvan, en voedt den nooddruftige en den arme.
Dhālika Wa Man Yu`ažžim Ĥurumāti Allāhi Fahuwa Khayrun Lahu `Inda Rabbihi ۗ Wa 'Uĥillat Lakumu Al-'An`ām 'Illā Mā Yutlá `Alaykum ۖ Fājtanibū Ar-Rijsa Mina Al-'Awthāni Wa Ajtanibū Qawla Az-Zūri
022-030 Laat hen dit doen. En wie de heilige geboden van God in acht zal nemen, zal eene belooning bij God vinden. Alle soorten van vee zijn u geoorloofd te eten, uitgenomen wat u reeds in vroegere plaatsen van den Koran als verboden is voorgelezen. Ontvliedt den gruwel der afgoden en vermijdt onwaarheid te spreken.
Ĥunafā'a Lillāh Ghayra Mushrikīna Bihi ۚ Wa Man Yushrik Billāhi Faka'annamā Kharra Mina As-Samā'i Fatakhţafuhu Aţ-Ţayru 'Aw Tahwī Bihi Ar-Rīĥu Fī Makānin Saĥīqin
022-031 Weest God onderworpen en vereenigt geene andere goden met hem; want wie een ander met God verbindt, is gelijk aan datgene, wat van den hemel valt, wat de vogels wegvoeren of de wind naar eene ver verwijderde plaats overbrengt.
022-033 Gij verkrijgt verschillende voordeelen van het vee, tot offeranden aangewezen, tot den tijd voor de slachting bepaald; en de plaats der offerande zal in het oude huis zijn.
Wa Likulli 'Ummatin Ja`alnā Mansakāan Liyadhkurū Asma Allāhi `Alá Mā Razaqahum Min Bahīmati Al-'An`āmi ۗ Fa'ilahukum 'Ilahun Wāĥidun Falahu~ 'Aslimū ۗ Wa Bashshiri Al-Mukhbitīna
022-034 Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij verschillende riten vastgesteld, opdat zij den naam van God zouden mogen herdenken bij het slachten van het vee, dat hij voor hen heeft geschapen. Uw God is een eenig God, onderwerp u dus geheel aan hem en breng goede tijdingen aan hen, die zich ootmoedig betoonen.
Al-Ladhīna 'Idhā Dhukira Allāhu Wajilat Qulūbuhum Wa Aş-Şābirīna `Alá Mā 'Aşābahum Wa Al-Muqīmī Aş-Şalāati Wa Mimmā Razaqnāhum Yunfiqūna
022-035 Wier harten, als Gods naam wordt vermeld, door vrees, worden getroffen, en hun, die geduldig doorstaan wat hun overkomt, die hunne gebeden in acht nemen, en aalmoezen geven van hetgeen wij hun hebben geschonken.
022-036 De kameelen voor offeranden gedood, hebben wij u aangewezen als zinnebeelden van uwe gehoorzaamheid aan God; ook verkrijgt gij andere voordeelen van hen. Herdenk dus den naam van God over hen, als gij hen doodt, in de juiste orde op hunne voeten staande, en als zij dood zijn nedergevallen eet dan er van, en geef er van te eten, zoowel aan hem, die tevreden is met hetgeen hem gegeven wordt, zonder dat hij vraagt, als aan hem die vraagt. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij ons dankbaar zoudt zijn.
Lan Yanāla Allāha Luĥūmuhā Wa Lā Dimā'uuhā Wa Lakin Yanāluhu At-Taqwá Minkum ۚ Kadhālika Sakhkharahā Lakum Litukabbirū Allaha `Alá Mā Hadākum ۗ Wa Bashshiri Al-Muĥsinīna
022-037 Hun vleesch wordt niet door God aangenomen, noch hun bloed, maar uwe vroomheid wordt door hem aangenomen. Zoo hebben wij u de oppermacht over hen gegeven, opdat gij God zoudt verheerlijken voor de openbaringen, waardoor hij u heeft geleid. En breng den rechtvaardige de goede tijding.
022-039 Aan hen is verlof gegeven, de wapenen tegen de ongeloovigen op te vatten, als zij onrechtvaardig door hen vervolgd worden (en God is zekerlijk in staat hen te ondersteunen).
Al-Ladhīna 'Ukhrijū Min Diyārihim Bighayri Ĥaqqin 'Illā 'An Yaqūlū Rabbunā Al-Lahu ۗ Wa Lawlā Daf`u Allāhi An-Nāsa Ba`đahum Biba`đin Lahuddimat Şawāmi`u Wa Biya`un Wa Şalawātun Wa Masājidu Yudhkaru Fīhā Asmu Allāhi Kathīrāan ۗ Wa Layanşuranna Allāhu Man Yanşuruhu~ ۗ 'Inna Allāha Laqawīyun `Azīzun
022-040 Die onrechtvaardig uit hunne woningen werden verjaagd, en om geene andere redenen, dan dat zij zeggen: Onze Heer is God! Indien God het geweld van sommige menschen niet door andere had verijdeld, waarlijk, dan zouden kloosters, kerken, synagogen en de tempels der Moslems, waarin de naam van God dikwijls wordt herdacht, geheel verwoest zijn. En God zal zekerlijk dengeen ondersteunen, die zich aan zijne zijde zal bevinden; want God is sterk en machtig.
Al-Ladhīna 'In Makkannāhum Fī Al-'Arđi 'Aqāmū Aş-Şalāata Wa 'Ātaw Az-Zakāata Wa 'Amarū Bil-Ma`rūfi Wa Nahaw `Ani Al-Munkari ۗ Wa Lillāh `Āqibatu Al-'Umūri
022-041 En hij zal degenen ondersteunen, die, als wij hen op aarde nederzetten, het gebed in acht nemen en aalmoezen geven, en bevelen wat rechtvaardig en verbieden wat onrechtvaardig is. En aan God staat het einde van alle dingen.
Wa 'Aşĥābu Madyana ۖ Wa Kudhdhiba Mūsá Fa'amlaytu Lilkāfirīna Thumma 'Akhadhtuhum ۖ Fakayfa Kāna Nakīri
022-044 En de bewoners van Madian hunne profeten van bedrog beschuldigden; ook Mozes werd van leugen beschuldigd; en ik verleende een groot uitstel aan de ongeloovigen, maar daarna kastijdde ik hen; en hoe vreeselijk was de verandering welke ik in hunnen toestand bracht!
Faka'ayyin MinQaryatin 'Ahlaknāhā Wa Hiya Žālimatun Fahiya Khāwiyatun `Alá `Urūshihā Wa Bi'rin Mu`aţţalatin Wa Qaşrin Mashīdin
022-045 Hoevele steden hebben wij verwoest, die goddeloos waren en die thans onder hare eigene bouwvallen zijn begraven. En hoevele bronnen en trotsche kasteelen werden er niet verlaten?
022-046 Reisden zij niet door het land? En hebben zij geene harten om er mede te begrijpen, en ooren om er mede te hooren? Waarlijk, hunne oogen zijn voor deze niet blind, maar de harten, die zich in hunne borsten bevinden zijn blind.
Wa Yasta`jilūnaka Bil-`Adhābi Wa Lan Yukhlifa Allāhu Wa`dahu ۚ Wa 'Inna Yawmāan `Inda Rabbika Ka'alfi Sanatin Mimmā Ta`uddūna
022-047 Zij zullen bij u er op aandringen, de bedreigde straf te verhaasten; maar God zal niet nalaten te volbrengen waarmede hij heeft bedreigd. Een dag met uwen Heer staat gelijk met duizend jaren uwer berekening.
Wa Ka'ayyin MinQaryatin 'Amlaytu Lahā Wa Hiya ŽālimatunThumma 'Akhadhtuhā Wa 'Ilayya Al-Maşīru
022-048 Aan hoevele steden gaf ik niet uitstel? maar zij waren goddeloos. Doch daarna kastijdde ik haar; en tot mij zullen zij komen, om op den laatsten dag geoordeeld te worden.
Wa Mā 'Arsalnā MinQablika MinRasūlin Wa Lā Nabīyin 'Illā 'Idhā Tamanná 'Alqá Ash-Shayţānu Fī 'Umnīyatihi Fayansakhu Allāhu Mā Yulqī Ash-Shayţānu Thumma Yuĥkimu Allāhu 'Āyātihi Wa ۗ Allāhu `Alīmun Ĥakīmun
022-052 Wij hebben geen' gezant of profeet vََr u gezonden, of als hij las, gaf Satan hem eene verkeerde gedachte in. Maar God zal nietig maken wat Satan hun inblaast, en God zal zijne teekens bevestigen; want God is alwetend en wijs.
Liyaj`ala Mā Yulqī Ash-Shayţānu Fitnatan Lilladhīna Fī Qulūbihim Marađun Wa Al-Qāsiyati Qulūbuhum ۗ Wa 'Inna Až-Žālimīna Lafī Shiqāqin Ba`īdin
022-053 Maar God veroorlooft het te doen, opdat de ingevingen van Satan eene beproeving zouden zijn voor hen, wier hart door ziekte is aangedaan en wier boezem verhard is (want waarlijk de goddeloozen zijn ver van de waarheid verwijderd).
022-054 Opdat zij wien verstand werd geschonken, zouden mogen weten, dat dit boek de waarheid van hunnen Heer is en zij daarin zouden gelooven, en opdat hunne harten daarop zouden vertrouwen; want waarlijk, God is de leider op den rechten weg van hen die gelooven.
022-055 Maar de ongeloovigen zullen niet ophouden daaraan te twijfelen, tot dat het uur des oordeels plotseling over hen zal komen, of dat de straf van een droevigen dag hen overvalt.
022-056 Op dien dag zal het koninkrijk Gods zijn; hij zal tusschen hen richten. En zij die beloofd zullen hebben, en rechtvaardigheid uitgeoefend, zullen in tuinen des vermaaks verblijf houden.
022-058 En wat hen betreft, die hunne woning zullen hebben verlaten voor de zaak van Gods waar geloof, en daarna gedood of gestorven zullen zijn, aan dezen zal God eene uitmuntende belooning geven; en God is de beste belooner.
Dhālika Wa Man `Āqaba Bimithli Mā `Ūqiba Bihi Thumma Bughiya `Alayhi Layanşurannahu Allāhu ۗ 'Inna Allāha La`afūwun Ghafūrun
022-060 Wie eene wraak zal nemen gelijk aan de schade welke hem werd toegebracht, en daarna onrechtvaardig zal worden behandeld, waarlijk God zal hem ondersteunen; want God is barmhartig en vergevensgezind.
022-065 Ziet gij niet, dat God alles wat op de aarde is en de schepen, die op de zee zeilen, door zijn bevel aan uwen dienst heeft onderworpen? Hij ondersteunt den hemel, dat die niet dan op zijn verlof op de aarde nedervalle: want God is genadig omtrent den mensch en barmhartig.
Wa Huwa Al-Ladhī 'AĥyākumThumma YumītukumThumma Yuĥyīkum ۗ 'Inna Al-'Insāna Lakafūrun
022-066 Hij is het die u leven heeft gegeven, en u later zal doen sterven, daarna zal hij u bij de opstanding tot het leven doen verrijzen; maar waarlijk de mensch is ondankbaar.
022-067 Voor de belijders van iederen godsdienst hebben wij zekere gebruiken vastgesteld, welke zij in acht moeten nemen. Laten zij dus niet met u daarover twisten, maar noodig hen tot uwen Heer; want gij volgt den rechten weg.
022-070 Weet gij niet dat God alles kent wat in den hemel en op aarde is? Waarlijk, dit is geschreven in het boek zijner besluiten, en dit is God gemakkelijk.
Wa Ya`budūna Min Dūni Allāhi Mā Lam Yunazzil Bihi Sulţānāan Wa Mā Laysa Lahum Bihi `Ilmun ۗ Wa Mā Lilžžālimīna Min Naşīrin
022-071 Zij aanbidden naast God datgene, waaromtrent hij geen overtuigend bewijs heeft nedergezonden, en waarvan zij geene kennis bezitten, maar de onrechtvaardigen zullen niemand ter hunner ondersteuning hebben.
022-072 En als hun onze duidelijke teekens worden herhaald, zult gij in de houding der ongeloovigen minachting daarvoor bemerken; en zij zijn gereed degenen gewelddadig te behandelen, die hun onze teekenen verhalen. Zeg: Zal ik u iets vreeselijkers dan dit verklaren? Het vuur der hel, waarmede God dengenen heeft bedreigd die niet gelooven, is vreeselijk; dat zal eene ongelukkige reis wezen.
Yā 'Ayyuhā An-Nāsu Đuriba Mathalun Fāstami`ū Lahu~ ۚ 'Inna Al-Ladhīna Tad`ūna Min Dūni Allāhi Lan Yakhluqū Dhubābāan Wa Lawi Ajtama`ū Lahu ۖ Wa 'In Yaslubhumu Adh-Dhubābu Shay'āan Lā Yastanqidhūhu Minhu ۚ Đa`ufa Aţ-Ţālibu Wa Al-Maţlūbu
022-073 O menschen! er wordt u eene vergelijking voorgesteld: luistert er dus naar. Waarlijk, de afgoden, welke gij naast God aanroept, kunnen zelfs geene eenvoudige vlieg scheppen, al waren zij ook allen tot dat doel vergaderd; en indien eene vlieg hun iets ontneemt, kunnen zij het haar niet ontrukken. De aangebedene en de aanbidder zijn beiden onmachtig.
Wa Jāhidū Fī Al-Lahi Ĥaqqa Jihādihi ۚ Huwa Ajtabākum Wa Mā Ja`ala `Alaykum Fī Ad-Dīni Min Ĥarajin ۚ Millata 'Abīkum 'Ibrāhīma ۚ Huwa Sammākumu Al-Muslimyna MinQablu Wa Fī Hādhā Liyakūna Ar-Rasūlu Shahīdāan `Alaykum Wa Takūnū Shuhadā'a `Alá An-Nāsi ۚ Fa'aqīmū Aş-Şalāata Wa 'Ātū Az-Zakāata Wa A`taşimū Billāhi Huwa Mawlākum ۖ Fani`ma Al-Mawlá Wa Ni`ma An-Naşīru
022-078 En strijdt ter verdediging van Gods waar geloof, zooals het u toekomt daarvoor te strijden. Hij heeft u gekozen, en heeft u geenerlei moeilijkheid opgelegd in den godsdienst welken hij u heeft gegeven: den godsdienst van uwen vader Abraham. Hij heeft u Moslems genoemd. Zoo wel te voren als in dit boek, opdat onze gezant een getuigen tegen u zal kunnen zijn, op den dag der opstanding, en opdat gij getuigen zoudt mogen zijn tegen het overige gedeelte der menschen. Wees dus volhardend in het gebed, geef aalmoezen en hecht u standvastig aan God. Hij is uw meester, en hij is de beste meester en de beste beschermer.